28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen - woonboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. botenbouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – botenbouw’;
c. tuinen, erven, terreinen, watergangen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, groenvoorzieningen, straten en paden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met dien verstande dat onder het wonen zijn inbegrepen:
1. de inpandige opslag van caravans, boten en daarmee gelijk te stellen goederen;
2. de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en bedrijven, met dien verstande dat:
a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
b. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep of bedrijf uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
c. maximaal 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep of bedrijf met een maximum van 100 m²;
d. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep of bedrijf uitoefent;
e. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu mag opleveren, dan wel geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving, hetgeen betekent dat:
- de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
- behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep of bedrijf, geen detailhandel mag plaatsvinden;
- het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
f. bedrijfsactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of zijn gelijk te stellen met de categorieën 1 en 2 als vermeld in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven;
3. kleinschalige verblijfsrecreatie is inbegrepen in de vorm van:
a. minicampings, met dien verstande dat deze uitsluitend zijn toegestaan voor zover deze staan vermeld op de bij deze regels behorende lijst met bestaande minicampings;
b. bed and breakfast met ten hoogste twee kamers, dan wel het bestaande aantal kamers indien dat meer bedraagt;
c. standplaatsen voor campers ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – camperplaatsen’.
28.2 Bouwregels
a. Bouwregels voor woonboerderijen
HOOFDGEBOUW
1. Het aantal woningen bedraagt per woonboerderij ten hoogste één, tenzij op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden’ een ander aantal wordt weergegeven.
2. De naar de weg gekeerde gevel van een woning dient op een afstand van ten minste 10 m van de weg te worden gesitueerd, dan wel de bestaande afstand indien deze kleiner is.
3. De oppervlakte van een woonboerderij bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte van de oorspronkelijke boerderij.
4. De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk maximaal 6 m en 12 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
5. De woonboerderij moet zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° moet bedragen.
b. Bouwregels voor aan-, uitbouwen en bijgebouwen
AANBOUWEN EN BIJGEBOUWEN
1. De goot- en bouwhoogte van aanbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie bedragen respectievelijk maximaal 3 m en 6 m, dan wel ten hoogste de bestaande hoogten indien deze meer bedragen.
2. De oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 70 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
3. Indien een aanbouw of bijgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling ten minste 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder is.
4. De afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 4 m.
c. Bouwregels voor bouwwerken geen gebouwen zijnde
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. carports zullen op ten minste 3 m achter de gevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
1. voor erf- en terreinafscheidingen geldt dat de hoogte voor de naar de weg gekeerde gevel van de woonboerderij niet meer dan 1 m mag bedragen en daarachter niet meer dan 2 m mag bedragen;
2. de hoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m.
28.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing, met dien verstande dat van de panden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde zoveel mogelijk in stand wordt gehouden.
28.4 Afwijken van de bouwregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijken van het bepaalde onder lid 28.2, sub c onder 1 ten behoeve van de bouw van lichtmasten tot een hoogte van ten hoogste 6 m.
b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning mag:
1. voor zover het bestemmingsvlak in een gebied is gelegen dat tot Agrarisch met waarden is bestemd, geen onevenredige afbreuk doen aan de waarden die voor het betreffende gebied zijn omschreven;
2. geen negatieve invloed hebben op het milieu, de kwaliteit van de bodem en het grond- en oppervlaktewater;
3. geen negatieve invloed hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van andere gronden en gebouwen.
-
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van het bepaalde onder lid 28.2, sub b onder 2 ten behoeve van de vergroting van het oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 110 m2, mits:
1. de oppervlakte van het betreffende bouwperceel ten minste 1.000 m² bedraagt;
2. het betreffende perceel een landelijke ligging heeft; en
3. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van een aan huis verbonden beroep en bedrijf, dan wel ten behoeve van gehandicaptenvoorzieningen.
28.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
28.6 Afwijken van de gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak, met dien verstande dat:
1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 800 m²;
2. de afstand tussen de paardenbak en de woning van derden minimaal 30 m bedraagt;
3. lichtmasten zijn toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- het aantal lichtmasten bedraagt niet meer dan vier;
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
- de verlichting mag uitsluitend worden gebruikt tussen 7.00 uur en 23.00 uur;
- de verlichting mag maximaal 60 LUX/m² produceren, gemeten 1 m boven de bodem van de bak;
- de lichtbundel wordt door afscherming gericht op de bak.
b. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning ten behoeve van afwijking van het bepaalde in lid 28.1 onder 3a verlenen en toestaan dat minicampings worden gevestigd op percelen die niet voorkomen op de als bijlage bij deze regels opgenomen lijst met bestaande minicampings met dien verstande dat aan het verlenen van een omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden gesteld:
- de afstand tussen de perceelgrens van het meest nabijgelegen kampeerterrein of terrein voor kleinschalig kamperen bedraagt minimaal 500 m;
- de afstand tussen het kleinschalig kampeerterrein en de erfgrens van woningen van derden bedraagt minimaal 50 m;
- het kleinschalig kampeerterrein dient te grenzen aan de woning van de betreffende beheerder;
- de oppervlakte van het terrein voor kleinschalig kamperen bedraagt minimaal 0,5 ha;
- chalets, trekkershutten of stacaravans zijn niet toegestaan op kleinschalige kampeerterreinen;
- de oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m²;
- het aantal kampeerplaatsen is beperkt tot 15;
- omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor percelen gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘verwevingsgebied’.