22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, straten en hierbij behorende bermen;
b. bruggen en kunstwerken;
c. bermen, watergangen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, groenvoorzieningen, straten en paden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d. windturbines, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
met dien verstande dat:
1. van de in de bestemming begrepen wegen het aantal rijstroken ten hoogste twee mag bedragen, dan wel het bestaande aantal indien dit meer is;
2. de inrichting van de wegen, straten, voet- en fietspaden hoofdzakelijk is gericht op de afwikkeling van verkeer;
3. het aantal windturbines ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' maximaal 14 bedraagt.
22.2 Bouwregels
a. Met uitzondering van abri's mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 12 m bedragen. In afwijking hiervan bedraagt de ashoogte van een windturbine maximaal 20 m;
- de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag ten hoogste 15 m bedragen.
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing voor zover het windturbines betreft.
22.4 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning ten behoeve van afwijking van het bepaalde in lid 22.2, sub b verlenen voor de bouw van windturbines met een ashoogte van ten hoogste 40 m, met dien verstande dat het aantal turbines dan ten hoogste zes mag bedragen.