18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'recreatie - jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een jachthaven (Reiderhaven te Beerta)met ten hoogste 75 ligplaatsen met bijbehorende voorzieningen waaronder botenhuizen, alsmede:
b. het stallen van boten;
- ondergeschikte horecavoorzieningen;
- verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van ten hoogste 10 recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
c. een jachthaven (gemeentelijke jachthaven te Beerta) met ten hoogste 28 ligplaatsen met bijbehorende voorzieningen waaronder botenhuizen.
18.2 Bouwregels
a. Bebouwing ten dienste van een jachthaven
1. Er mogen gebouwen worden gebouwd ten behoeve van voorzieningen voor een jachthaven, waaronder sanitaire gebouwen en bijbehorende ondergeschikte horecavoorzieningen.
2. De oppervlakte aan gebouwen ten behoeve van voorzieningen gericht op de uitoefening van de functie van de jachthaven, opslag van boten en de agrarische bedrijfsvoering mag ten hoogste de bestaande oppervlakte aan bebouwing vermeerderd met ten hoogste 300 m² bedragen.
3. De oppervlakte van een botenhuis ten behoeve van meerdere boten mag ten hoogste 1.200 m2 bedragen.
4. De goot- en bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van de jachthaven mogen respectievelijk ten hoogste 3 m en 5,5 m bedragen.
5. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat voor erf- en terreinafscheidingen geldt dat de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
6. Ten behoeve van de jachthaven mogen steigers worden gebouwd tot een totale gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 550 m2.
b. Bebouwing ten dienste van een recreatiewoning
1. De oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt, inclusief aanbouwen en bijgebouwen, ten hoogste 60 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
2. De goot- en bouwhoogte van gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk maximaal 3,5 m en 9 m.
3. De dakhelling van een recreatiewoning moet ten minste 30° bedragen, dan wel de bestaande dakhelling voor zover deze minder bedraagt.
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
4. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat voor erf- en terreinafscheidingen geldt dat de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
5. in afwijking van het bepaalde onder 2 en 3 geldt voor gebouwen die onderdeel uitmaken van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen dat de bestaande maatvoering van die gebouwen gehandhaafd dient te blijven.
c. Bebouwing ten dienste van bedrijfswoningen
HOOFDGEBOUW
1. Per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.
2. Voor gebouwen ten behoeve van de woonfunctie gelden de volgende regels ten aanzien van de maatvoering:
a. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 200 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
b. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedragen respectievelijk maximaal 6 m en 10 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
c. de dakhelling van een bedrijfswoning moet ten minste 30° bedragen, dan wel de bestaande dakhelling voor zover deze minder bedraagt;
d. de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie bedraagt maximaal 70 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
e. de goot- en bouwhoogte van aanbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie bedragen respectievelijk maximaal 3 m en 6 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
f. indien een aanbouw of bijgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling ten minste 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
g. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning bedraagt ten minste 4 m, dan wel de bestaande afstand indien deze kleiner is.
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
3. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. carports zullen op ten minste 3 m achter de gevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
1. voor erf- en terreinafscheidingen geldt dat de hoogte voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 m mag bedragen en daarachter niet meer dan 2 m mag bedragen;
2. de hoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- de permanente bewoning van recreatiewoningen, trekkershutten en/of chalets.