HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In de regels wordt verstaan onder:
-
het plan
het bestemmingsplan Kûperspaad 2 in Rinsumageast, van de gemeente Dantumadiel;
-
bestemmingsplan;
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GMLbestand NL.IMRO.1891.bpRIkuperspaad2-0401;
-
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
achtererf
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
-
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
-
bedrijfswoning/ dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
-
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
-
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
-
kap
een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;
-
ondergeschikte bebouwing
hieronder wordt de volgende bebouwing verstaan:
-
ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen;
-
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overkapping en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;
-
ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen
hieronder wordt de volgende bebouwing verstaan:
-
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte danwel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
-
een op zichzelf staand gebouw, dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
-
peil
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende peil;
het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
-
platte afdekking
een horizontale dakafdekking of een dakafdekking onder een hoek van maximaal 5° met het horizontale vlak;
-
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
-
woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
dakkapellen en/of dakopbouwen:
indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen en/of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 1/3 van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 2/3) wordt de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn of boeiboord van de dakkapel en/of dakopbouw, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapel en/of dakopbouw, als goothoogte aangemerkt;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van rooilijn, bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen in de vorm van park, opgaand groen en grasperken;
-
speelterreinen en speelvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen
met de daarbij behorende;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
wegen en paden;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
-
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
-
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
Een goede woonsituatie;
-
De verkeersveiligheid;
-
De sociale veiligheid;
-
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.4 als strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
4.2 Bouwregels
-
Met uitzondering van erkers (tot een breedte van ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1 meter, danwel de bestaande diepte indien deze meer is, en een bouwhoogte van ten hoogste de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt) mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
In afwijking van het bepaalde in lid 4.1 geldt voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dat er uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd welke zijn genoemd in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ ten behoeve van de bouw van ondergeschikte bebouwing conform het bepaalde in artikel 5, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
-
Op een besluit tot wijziging als bedoeld onder a, is de in de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huisverbonden beroep, zoals genoemd in de bij deze regels behorende lijst bedrijven en beroepen aan huis (bijlage 1);
-
ondergeschikte bebouwing;
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is uitsluitend toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit betekent dat:
-
de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
-
uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte van een reclamebord niet meer mag bedragen dan 0,5 m²;
-
parkeren op eigen erf moet plaatsvinden;
-
geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
-
geen buitenopslag van goederen plaats mag vinden;
-
de oppervlakte van het aan-huisverbonden beroep mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen bedragen, met een maximum van 45 m².
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
-
de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogtehoogte (m)’ aangegeven goothoogte;
-
de dakhelling met niet minder bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ‘minimale dakhelling (graden)’ aangegeven dakhelling;
-
Voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
ondergeschikte bebouwing wordt ten minste 1 meter achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel op ten minste de bestaande afstand achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, indien deze minder is dan 1 meter.
-
de gezamenlijke oppervlakte van de ondergeschikte bebouwing per hoofdgebouw bedraagt:
-
bij een bouwperceel met een oppervlakte van ten hoogste 1000 m² niet meer dan 100 m², met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel het bestaande percentage indien dit meer is;
-
bij een bouwperceel met een oppervlakte van meer dan 1000 m² niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, tot een maximum van 200 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de goothoogte van ondergeschikte bebouwing mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel ten hoogste de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover aan dit hoofdgebouw wordt gebouwd, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer dan 3 meter bedraagt;
-
de bouwhoogte van ondergeschikte bebouwing mag niet meer bedragen dan 6 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
-
in aanvulling op het bepaalde onder 4 dient de bouwhoogte ten minste 1 meter lager te zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel het bestaande verschil in bouwhoogte indien dit minder is dan 1 meter.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat er uitsluitende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd welke zijn genoemd in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, zoals deze luidde op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en de afmetingen en, voor zover buiten een bouwvlak wordt gebouwd, de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 5.2, sub c ten behoeve van het bouwen van een erfafscheiding met een hoogte van niet meer dan 2 meter op een zijerf, met dien verstande dat deze erfafscheiding parallel aan de zijdelingse perceelgrens dient te worden gebouwd.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor een aan-huis-verbonden beroep, detailhandel en bedrijfsfunctie;
-
niet-permanente bewoning;
-
het stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot;
-
detailhandelsactiviteiten bij een aan-huis-verbonden beroep, anders dan direct voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik.
-
het gebruik of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een koffiehuis/coffeeshop.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en lid 5.5 voor de vestiging van aan-huis-verbonden beroepen die niet zijn genoemd in bijlage 1, mits deze aan-huisverbonden beroepen naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kunnen worden gelijk gesteld met de aan-huis-verbonden beroepen die wel zijn genoemd.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti – dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in het bestemmingsplan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
het bestemmingsplan en toestaan dat bouwgrenzen/rooilijnen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bestemmingsplan ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
-
het bestemmingsplan ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan
“Kûperspaad 2 in Rinsumageast”
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 december 2011.
