18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterberging;
-
waterhuishouding;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
oeverstroken,
en tevens voor:
-
maximaal twee woonschepen met een maximale lengte en breedte van 20 meter en respectievelijk 5 meter, een maximale hoogte van 6 meter en een maximale oppervlakte van 100 m² op de gronden ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats”,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder bruggen/dammen en/of duikers.
18.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van steigers en walbeschoeiingen op de gronden ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats” gelden de volgende regels:
-
een steiger dient evenwijdig aan de oever te worden gebouwd en is uitsluitend toegestaan tussen het woonschip en de oever; de steiger mag dus niet voorbij het woonschip uitsteken;
-
de lengte van een steiger, gemeten parallel aan de oever, mag niet meer bedragen dan 6 meter en de breedte van de steiger, gemeten dwars op de oever, mag niet meer bedragen dan 1,2 meter;
-
de bouwhoogte van een steiger mag de hoogte van het streefpeil niet overschrijden, met dien verstande dat de bouwhoogte van een steiger niet meer mag bedragen dan 0,45 meter boven de waterlijn;
-
de hoogte van walbeschoeiing mag niet hoger zijn dan 0,4 meter gemeten vanaf het gemiddelde waterpeil.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats” mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, niet meer bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag waterlopen en waterpartijen te dempen.
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan of zal worden gedaan aan het landschappelijke karakter van het patroon van boomsingels en waterlopen en waterpartijen en de waterhuishoudkundige betekenis van de waterlopen en waterpartijen.