-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming ‘Wonen’ voor wat betreft het bouwvlak wijzigen ten behoeve van een groter hoofdgebouw al dan niet in combinatie met een wijziging van de bestemming ‘Tuin’ in de bestemming ‘Wonen’ met dien verstande dat:
-
de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelsgrens ten minste 3 meter dient te bedragen;
-
en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingen van de gronden gelegen in het plan ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied sletten romte belied” wijzigen in de bestemmingen ‘Wonen’ en ‘Tuin’, met dien verstande dat:
-
per “wro-zone – wijzigingsgebied sletten romte belied” ten hoogste één woning mag worden gerealiseerd indien en voor zover dit past binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonplan;
-
indien de kosten van grondexploitatie, met inbegrip van een planschadeovereenkomst op grond van artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening, niet anderszins verzekerd zijn er tegelijkertijd met het wijzigingsplan een exploitatieplan dient te worden vastgesteld;
-
kan worden voldaan aan de bepalingen in de Wet geluidhinder;
-
vooraf een watertoets wordt uitgevoerd;
-
de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast wanneer op grond van archeologisch onderzoek, ecologisch onderzoek en bodemonderzoek aangetoond wordt dat toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen onevenredige afbreuk doet aan eventueel aanwezige archeologische en ecologische waarden en dat de bodemgesteldheid van een zodanige kwaliteit is dat deze geschikt is voor woningbouw;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de regels van artikel 11 en 15 van overeenkomstige toepassing worden verklaard.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingen van de gronden gelegen in het plan ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied 1” ten behoeve van een andere stedenbouwkundige invulling wijzigen in de bestemmingen ‘Wonen’, ‘Tuin’ en ‘Verkeer - Verblijf’, met dien verstande dat:
-
de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast wanneer het aantal te bouwen woningen past binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonplan;
-
er kan worden voldaan aan de bepalingen in de Wet geluidhinder;
-
vooraf een watertoets wordt uitgevoerd;
-
er voorafgaand aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid op grond van archeologisch onderzoek, ecologisch onderzoek en bodemonderzoek inzichtelijk moet zijn gemaakt dat toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen onevenredige afbreuk doet aan de archeo-logisch en ecologische waarden en dat de bodemgesteldheid adequaat is voor woningbouw;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de regels van artikel 11, 13 en 15 van overeenkomstige toepassing worden verklaard.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingen in het plangebied wijzigen in de bestemming ‘Centrum’ met het oog op vestiging van een detailhandelsbedrijf, dienstverlenend bedrijf, maatschappelijke instelling en/of overige publieksgerichte functies, met dien verstande dat:
-
de nieuwe functie uitsluitend in een bestaand gebouw mag worden uitgeoefend;
-
er wordt voorzien in een toereikende parkeervoorziening op eigen erf;
-
publieksgerichte functies die gericht zijn op de kern van een dorp, centraal binnen deze kern worden gesitueerd;
-
kan worden voldaan aan de bepalingen in de Wet geluidhinder;
-
de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast wanneer op grond van onderzoek naar de luchtkwaliteit aangetoond wordt dat door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechterd;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
voor het overige de regels van het in bijlage 4 opgenomen artikel ‘Centrum’ van overeenkomstige toepassing worden verklaard.