In deze voorschriften wordt verstaan onder:
1.1
het plan
het bestemmingsplan “Maastrichterbaan” van de gemeente
Sittard-Geleen, vervat in de plankaart en bijbehorende verklaring met tekeningnummer
TEK04-SIT00025-05A en deze voorschriften en bijbehorende bijlage;
1.2
aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten
en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van
handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een
bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of
bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend,
waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.3
aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch,
therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee
gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit
die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een
meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een
gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie
behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;
1.4
aanlegvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van
het ontwerpplan;
1.5
afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met
de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van
mantelzorg gehuisvest is;
1.6
agrarisch grondgebruik
gebruik van gronden dat is gericht op het voortbrengen van
producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren;
1.7
ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
1.8
bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan
wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze voorschriften, in
procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak
respectievelijk bouwvlak;
1.9
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig
voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden
beroepen daaronder niet begrepen;
1.10
bestemmingsgrens
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van
een bestemmingsvlak;
1.11
bestemmingsvlak
een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak,
waarmee gronden zijn aangegeven met een zelfde bestemming;
1.12
bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie
en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand
hoofdgebouw;
1.13
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
1.14
bouwgrens
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van
een bouwvlak;
1.15
bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een
gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren
of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.16
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze
voorschriften één hoofdgebouw met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen
gebouw zijnde, is toegestaan;
1.17
bouwvlak
een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee
gronden zijn
aangegeven waarop ingevolge deze voorschriften bepaalde bouwwerken zijn
toegestaan;
1.18
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.19
bedrijfsvloeroppervlak
de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met
de uitoefening van een bedrijf;
1.20
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling
ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze
goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
1.21
dienstverlenend bedrijf/zakelijke
dienstverlening
een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat
in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten
aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-,
reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;
1.22
dienstwoning/bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk
slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon
wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet
worden geacht;
1.23
eengezinswoning
een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting
bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.24
erf
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct
behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht
direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de
voorschriften van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel
behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst,
zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;
1.25
erker
een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen
afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de
bestemming van het hoofdgebouw;
1.26
gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel
of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27
graft
taludvormig hoogteverschil van minimaal 0,75 meter in
maaiveldhoogte met een hellingpercentage van meer dan 25% tussen de voet en de
kruin van het talud met een voetlengte van minimaal 10 meter;
1.28
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of
afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te
merken;
1.29
huishouden
de bewoning van een woning door:
-
een persoon;
-
meerdere personen in de vorm van een
samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;
1.30
horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor
gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische
muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen
vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;
1.31
kantoor
een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te
worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
1.32
kwetsbaar object
een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1
van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
1.33
maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen, bestemd voor sociaal-culturele en educatieve;
1.34
mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het
fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband;
1.35
meergezinswoning
een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere
huishoudens in afzonderlijke woonruimten.
1.36
nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 15, eerste lid, sub b van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van
terinzagelegging van het ontwerpplan;
1.37
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer
waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m
boven het peil is gelegen;
1.38
ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van
ondergeschikt belang
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van
het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen,
vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;
1.39
ondergronds
beneden het peil;
1.40
peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein
ter plaatse van het bouwperceel;
1.41
prostitutiebedrijf
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen
plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare
wijze, zoals
een bordeel of escortservice;
1.42
seks- en/of pornobedrijf
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden
van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard
dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een
seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.43
staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze voorschriften behorende en daarvan
onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.44
verharden van wegen
het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van
bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.45
voorste bouwgrens
de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;
1.46
vrijstelling
een vrijstelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid sub a van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van
terinzagelegging van het ontwerpplan;
1.47
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van
het ontwerpplan;
1.48
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van
één huishouden;
In deze voorschriften wordt mede verstaan onder:
1.49
gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.50
uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Bij de toepassing van deze
voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1
afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse
grens
tussen de zijdelingse grens van
het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het
kortst is;
2.2
goothoogte van een bouwwerk
van het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de
druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel;
2.3
bouwhoogte van een bouwwerk
van het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met dien
verstande dat voor wat betreft gebouwen daarbij niet worden meegerekend de
ondergeschikte bouwdelen;
2.4
inhoud van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van
gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken (zulks met inbegrip van erkers
en dakkapellen) en boven het peil;
2.5
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van
gemeenschappelijke scheidsmuren en op het peil, zulks met inbegrip van erkers.
2.6
horizontale diepte van een bouwwerk
tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk,
gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van
gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;
2.7
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van
het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
3.1
doeleinden
3.1.1
De op de plankaart voor "wonen (W)"
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis
gebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding “aan huis gebonden
beroep/bedrijf” op de plankaart;
alsmede
voor:
c
erven;
d
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
e
nutsvoorzieningen;
met bijbehorende:
f
hoofdgebouwen;
g
bijgebouwen;
h
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de
plankaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b
de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend
in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
c
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag
ten hoogste bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de
achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;
d
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen
mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de
op de plankaart aangegeven bouwvlakken, tot een
oppervlakte van maximaal 70 m2,
met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
e
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 2 m
achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
f
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van hoofdgebouwen zie
plankaart zie plankaart;
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
-
van vrijstaande bijgebouwen
3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de
voorste bouwgrens - 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen
zijnde - 3 m.
3.3
bijzonder gebruiksvoorschrift
3.3.1
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel
18.1 wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen als
zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
3.3.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3.3.1 voor het gebruik van een
(vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het
oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 3.2
onder d t/m f genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.3.3
Ter plaatse van de aanduiding “aan huis gebonden
beroep/bedrijf” op de plankaart is de vestiging van een aan huis gebonden
beroep of een aan huis gebonden bedrijf toegestaan, mits
a
de uitoefening van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in de woning plaatsvindt;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep/bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het
beroep/bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en
een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.4
vrijstelling
3.4.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
- in
een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
- op
de begane grondverdieping van een meergezinswoning
- op
de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.4.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk
van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.4.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3.2 onder f voor de realisatie
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
4.1
doeleinden
4.1.1
De op de plankaart voor "tuinen (T)"
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
tuin;
alsmede
voor:
b
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
c
nutsvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
met
bijbehorende:
e
gebouwen
f
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan:
a
ten dienste van de in lid 4.1.1 omschreven
doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
1
uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn
toegestaan;
2
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
ten hoogste mag bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de
voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de
voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen
zijnde 3 m;
b
ten dienste van de in artikel 3.1.1 omschreven
doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers,
entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:
1
de overschrijding niet meer bedraagt dan
1,5 m;
2
de hoogte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
betreffende gebouw + 0,25 m;
3
de breedte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel
van het gebouw.
4.3
vrijstelling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen
van het bepaalde in lid 4.2 onder a voor de realisatie van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
5.1
doeleinden
5.1.1
De op de plankaart voor "bedrijven
(B)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 als
vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten;
alsmede voor:
b
erven;
c
nutsvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
f
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
g
gebouwen;
h
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.1.2
De in lid 5.1.1 bedoelde gronden zijn tevens
bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
vrijstellingsbevoegdheden en/of
aanlegvergunningvereisten.
5.1.3
Ten aanzien van de in lid 5.1.1 genoemde
functies gelden de volgende beperkingen:
a
seks- en/of pornobedrijven en/of
prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
b
detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet
toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel als genoemd in de staat van
bedrijfsactiviteiten en/of ter plaatse van de desbetreffende aanduiding op de
plankaart;
c
verkooppunten voor motorbrandstoffen met
lpg-verkoop zijn niet toegestaan;
d
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn niet toegestaan;
e
het aantal bedrijven per bestemmingsvlak mag
niet meer bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp
van het plan bestaande aantal.
5.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 5.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de
plankaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een op de plankaart aangegeven bouwvlak bedraagt maximaal de op de plankaart
aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
d
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag
ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3
m.
5.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 5.1.1 voor de vestiging van
een bedrijf uit milieucategorie 3 als vermeld in de staat van
bedrijfsactiviteiten, dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat naar aard
en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijkgesteld kan worden aan
een bedrijf behorende tot milieucategorie 1 of 2, mits:
a
de aard en de activiteiten van het bedrijf geen
afbreuk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
5.3.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 5.2 onder d voor de realisatie
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
6.1
doeleinden
6.1.1
De op de plankaart voor "maatschappelijke
voorzieningen (M)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
instellingen en voorzieningen op
sociaal-cultureel en educatief gebied;
alsmede voor:
b
erven;
c
nutsvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
overige bijbehorende voorzieningen
met bijbehorende:
g
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.1.2
De in lid 6.1.1
bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen vrijstellings- en / of wijzigingsbevoegdheden en /
of aanlegvergunningvereisten.
6.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 6.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de plankaart
aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een op de plankaart aangegeven bouwvlak bedraagt maximaal de op de plankaart
aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen
2 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
6.3
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 6.2 onder c voor
de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van
maximaal 2 m.
7.1
doeleinden
7.1.1
De op de plankaart voor "groen (G)"
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een park, plantsoenen, groenstroken en overige
aanplanten,
alsmede
voor:
b
voet- en fietspaden;
c
speelvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
geluidwerende voorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
inritten;
h
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
met
bijbehorende:
i
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
7.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten
hoogste 6 m
bedragen;
c
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2
m bedragen.
8.1
doeleinden
8.1.1
De op de plankaart voor "groen en natuur
(GN)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een park, plantsoenen, groenstroken en overige
aanplanten;
b
het beheer, ontwikkeling en bescherming van de
landschappelijke en natuurlijke waarden;
c
een ecologische verbindingszone;
alsmede
voor:
d
voet- en fietspaden;
e
extensief recreatief medegebruik;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
met
bijbehorende:
g
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
8.1.2
De in lid 8.1.1 bedoelde gronden zijn tevens
bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
vrijstellingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.
8.2
bouwen
Op of
in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
8.3
aanlegvergunning
8.3.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
aanlegvergunning van burgemeester en wethouder op de in lid 8.1 bedoelde
gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a
het afgraven of ophogen van gronden;
b
het aanleggen, veranderen of dempen van
waterlopen alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
c
het aanleggen van bestratingen of andere
oppervlakteverhardingen;
d
het scheuren of omzetten van grasland;
e
het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen
van bomen of andere houtgewassen die ten tijde van het van kracht worden van
het plan aanwezig zijn;
f
het planten van bomen en andere houtige
gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde
van het van kracht worden van het plan;
g
de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of
aanlegplaatsen.
8.3.2
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 8.3.1
mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het
ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied en hieraan door het
stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
8.3.3
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 8.3.1
wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies
hebben ingewonnen van een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige.
8.3.4
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 8.3.1
is niet vereist voor:
a
andere-werken, behorende bij het normale
onderhoud, gebruik en beheer;
b
andere-werken, welke op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
8.4
vrijstelling
8.4.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
a
De (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
b
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer
bedragen dan 15 m2.
c
Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk
advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en
landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige
landschappelijke en natuurwaarden door het verlenen van de vrijstelling niet
onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.
9.1
doeleinden
9.1.1
De op de plankaart voor "sport- en
speelvoorzieningen (S)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
binnen- en buitensportbeoefening;
alsmede voor:
b
ondergeschikte horeca en detailhandel ten
dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c
speelvoorzieningen;
d
groenvoorzieningen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding
f
parkeervoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
een mast ten behoeve van de telecommunicatie ter
plaatse van de aanduiding ‘antennemast toegestaan’ op de plankaart;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
gebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 9.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de
plankaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen
bedraagt maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte respectievelijk
bouwhoogte;
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen
2 m;
-
speelvoorzieningen 6 m;
-
lichtmasten 9 m;
-
masten t.b.v. de telecommunicatie 40 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op
de plankaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
10.1
doeleinden
10.1.1
De op de plankaart voor "agrarisch gebied
(Ag)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
agrarisch grondgebruik;
b
een ecologische verbindingszone;
alsmede voor:
c
voet- en fietspaden;
d
speelvoorzieningen
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
met bijbehorende:
f
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
10.1.2
De in lid 10.1.1 bedoelde gronden zijn tevens
bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
vrijstellingsbevoegdheden en/of
aanlegvergunningvereisten.
10.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 10.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste 2 m
bedragen.
11.1
doeleinden
11.1.1
De op de plankaart voor "verblijfsgebied
(Vb)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wegen, voet- en fietspaden;
b
pleinen;
c
parkeerterreinen en andere openbare ruimten;
met
zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en
nabijgelegen bestemmingen,
alsmede voor:
d
speelvoorzieningen;
e
groenvoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g
nutsvoorzieningen;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
i
kunstuitingen;
j
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.1.2
Voor zover op de plankaart de aanduiding
“cultuurhistorische waarden” is aangegeven, zijn de gronden tevens aangewezen
voor het behoud van de landschappelijke waarden in de vorm van een graft.
11.1.3
De in lid 11.1.1 bedoelde gronden zijn tevens
bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
vrijstellingsbevoegdheden en/of
aanlegvergunningvereisten.
11.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien
verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
hoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen:
-
van verlichting 6
m;
-
van speelvoorzieningen 6
m;
-
van kunstuitingen 12 m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
11.3
aanlegvergunning
11.3.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
aanlegvergunning van burgemeester en wethouder op de in lid 11.1.2 met de
aanduiding “cultuurhistorische waarden” aangeduide gronden de volgende
andere-werken uit te voeren:
a
het geheel of gedeeltelijk verwijderen van
graften.
11.3.2
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 11.3.1
mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het
ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
cultuurhistorische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
11.3.3
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 11.3.1
wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies
hebben ingewonnen van een onafhankelijke terzake deskundige.
11.3.4
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 11.3.1
is niet vereist voor:
a
andere-werken, behorende bij het normale
onderhoud, gebruik en beheer;
b
andere-werken, welke op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
12.1
doeleinden
12.1.1
De op de plankaart voor "verkeersgebied
(V)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van
doorgaand en overig verkeer;
alsmede voor:
b
parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
c
groenvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
nutsvoorzieningen;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
kunstuitingen;
i
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 12.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen dat:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien
verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen:
-
van verlichting 6
m;
-
van voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10 m;
-
van kunstuitingen 12 m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
13.1
doeleinden
13.1.1
De op de plankaart voor "garageboxen
(Gb)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
stalling van auto’s en (motor)voertuigen;
alsmede voor:
b
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
c
gebouwen;
d
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 13.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de
plankaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten
hoogste 3 m
bedragen;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
14.1
doeleinden
14.1.1
De op de plankaart voor "nutsvoorzieningen
(NV)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
openbare nutsvoorzieningen;
alsmede voor:
b
groenvoorzieningen en verhardingen;
c
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
d
gebouwen;
e
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 14.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de
plankaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten
hoogste 4 m
bedragen;
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen voor:
-
erfafscheidingen
2 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
15.1
doeleinden
De op de plankaart voor
"leidingen" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
a
ondergrondse leidingen voor gastransport ter
plaatse van de als zodanig op de plankaart aangeduide “zone A”;
b
de veiligheid van personen en objecten bij
calamiteiten ter plaatse van de op de plankaart aangeduide “zone B”;
alsmede voor:
c
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
d
gebouwen;
e
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2
bouwen
15.2.1
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van
deze voorschriften, is bouwen binnen “zone A” uitsluitend toegestaan ten dienste
van de in lid 15.1 omschreven doeleinden, met inachtneming van de volgende
bepalingen:
a
de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m2;
b
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal
3,5 m;
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt maximaal 2 m.
15.2.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 is
bouwen ten dienste van de in hoofdstuk 2 omschreven doeleinden binnen “zone B”
niet toegestaan.
15.3
bijzonder gebruiksvoorschrift
15.3.1
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel
18.1 wordt tevens verstaan het gebruik van de grond op een wijze die gevaar kan
opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doen.
15.4
vrijstelling
15.4.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 15.2.2, voor het bouwen in
“zone B” in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze
voorschriften.
15.4.2
Een vrijstelling als bedoeld in lid 15.4.1 wordt
niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben
ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.
15.5
aanlegvergunning
15.5.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 15.1 bedoelde
gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a
het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden
dieper van 0,30 m;
b
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen,
paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
d
heien, draineren en diepwoelen.
15.5.2
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 15.5.1
mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de
andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de
mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse
leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende
tegemoet kan worden gekomen.
15.5.3
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 15.5.1
wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies
hebben ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.
15.5.4
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 15.5.1
is niet vereist voor:
a
andere-werken, die behoren tot het normale
onderhoud en beheer;
b
andere-werken, die op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
16.1
doeleinden
16.1.1
De op de plankaart voor "veiligheidszone
ten behoeve van de lpg-installatie" aangewezen gronden zijn mede bestemd
voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van
het vulpunt van de lpg-installatie.
16.1.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2
zijn op de op de plankaart voor “veiligheidszone ten behoeve van de
lpg-installatie” aangewezen gronden nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet
toegestaan.
17.1
De op de plankaart voor "geluidszone industrieterrein"
aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming c.q. instandhouding
van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een industrieterrein als
bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
17.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze voorschriften,
mogen op de in lid 16.1 bedoelde gronden geen nieuwe woningen en andere in de
zin van de Wet geluidhinder gevoelige gebouwen worden gebouwd.
18.1
doeleinden
De op de plankaart voor "bescherming laanstructuren"
aangegeven gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse
aanwezige karakteristieke laanbeplanting.
18.2
aanlegvergunning
18.2.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
aanlegvergunning van burgemeester en wethouder op de in lid 17.1 bedoelde
gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a
Het vellen en rooien van bomen;
b
het vergraven, afgraven en egaliseren van
gronden;
c
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende
beplantingen;
d
het aanleggen van ondergrondse leidingen en de
daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
e
het aanleggen en verharden van wegen, paden en
parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
18.2.2
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 18.2.1
mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het
ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
beeldbepalende waarde van de karakteristieke laanbeplanting en hieraan door het
stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
18.2.3
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 18.2.1
is niet vereist voor:
a
andere-werken, behorende bij het normale
onderhoud, gebruik en beheer;
b
andere-werken, welke op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens
een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
19.1
doeleinden
De op de plankaart voor "archeologisch waardevol
gebied" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
a
doeleinden ter bescherming van de archeologische
waarden.
Deze
bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden
toegekende bestemmingen.
19.2
bouwen
In
afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze voorschriften, mogen op de
in lid 18.1 genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering
van:
a
ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen ten
behoeve van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze voorschriften, waarbij de
bestaande oppervlakte van het gebouw gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet
worden vergroot of veranderd;
b
de bouw van en (bij)gebouw of een uitbreiding
van een bestaand gebouw van ten hoogste 2500m2, mits er geen archeologische
vondsten in een straal van 50m van het beoogde (bij)gebouw of uitbreiding zijn
gedaan.
19.3
vrijstelling
19.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 19.2, voor het bouwen van
gebouwen in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze
voorschriften, groter dan 2500
m2, indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw
niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
19.3.2
De vrijstelling wordt niet verleend dan nadat de
aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester
en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
19.3.3
Alvorens de vrijstelling te verlenen vragen
burgemeester en wethouders de provincie Limburg, afdeling Cultuur om advies.
Bij een negatief advies van de provincie Limburg, afdeling Cultuur, wordt de
vrijstelling niet verleend, dan nadat van Gedeputeerde Staten een verklaring
van geen bezwaar is ontvangen.
19.4
aanlegvergunning
19.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 19.1 bedoelde
gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a
het vergraven, afgraven en egaliseren van
gronden dieper van 0,30 m;
b
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen,
paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
d
heien, draineren en diepwoelen.
19.4.2
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 19.4.1
mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de
andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen van deze andere-werken en werkzaamheden zullen leiden tot
een verstoring van de archeologische waarden.
19.4.3
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 19.4.1
wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies
hebben ingewonnen bij provincie Limburg, afdeling Cultuur. Indien dit advies
negatief is wordt aanlegvergunning niet verleend, dan nadat van Gedeputeerde
Staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen.
19.4.4
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 19.4.1
is niet vereist voor:
a
andere-werken, die behoren tot het normale
onderhoud en beheer;
b
andere-werken, die op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
19.5
voorrangsregeling
Voor
zover de op de plankaart aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk
samenvallen, gelden:
a
in de eerste plaats de bepalingen van artikel 18
(archeologisch waardevol gebied);
b
in de tweede plaats de bepalingen van artikel 14
(leidingen);
c
in de derde plaats de bepalingen van artikel 15
(veiligheidszone lpg-installatie) ;
d
in de vierde plaats de bepalingen van artikel 16
(geluidszone
industrieterrein);
e
in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 17
(bescherming laanstructuren).
4 algemene
bepalingen
20.1
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop
voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met
de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).
20.2
Onder verboden gebruik als bedoeld in lid 20.1. wordt in elk geval
verstaan:
a
een gebruik van gronden als stort- en/of
opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik
voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b
een gebruik van gronden als stallings- en/of
opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-
of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de
bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer;
d
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
(detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is
toegestaan in of krachtens deze voorschriften;
e
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf,
met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of
krachtens deze voorschriften.
20.3
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het in lid 19.1
gestelde verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking
van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt
gerechtvaardigd.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het plan voor:
a
het afwijken van de voorgeschreven goothoogte,
hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een
voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de
bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze
voorschriften voorgeschreven afmetingen en afstanden;
b
het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen
en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de plankaart, indien en voor
zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en
er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de
afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
c
het afwijken van bouwgrenzen en overige
aanduidingen in het horizontale vlak op de plankaart, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een
oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van
hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d
het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen door:
1
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers,
entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen
ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
a
de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
b
de hoogte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
betreffende gebouw + 0,25 m;
c
de breedte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel
van het gebouw;
d
de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal
2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming
“verblijfsgebied” of "verkeersgebied";
2
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen,
mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
22.1
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud,
horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige op de plankaart
aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de
Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het
ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwvoorschriften
in hoofdstuk 2 van deze voorschriften is voorgeschreven respectievelijk
toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale
dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal
respectievelijk maximaal toegestaan.
22.2
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming
met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de
bouwvoorschriften in hoofdstuk 2 van deze voorschriften zijn voorgeschreven,
geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Daar waar op de plankaart aan gronden meerdere bestemmingen zijn
gegeven, gelden de voorschriften bij die bestemmingen naast elkaar, tenzij in
deze voorschriften anders is bepaald.
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen
van een bouwvergunning en waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een op de
kaart of in de voorschriften aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het
bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met
gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak
volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
26.1
Het bepaalde in deze voorschriften en op de plankaart omtrent de
situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het
bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds
bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken
niet meer dan 5 m
mag bedragen.
26.2
Het bepaalde in lid 26.1 is niet van toepassing op gronden gelegen
binnen de op de plankaart aangegeven bestemmingen “leidingen”. Op die gronden
is ondergronds bouwen niet toegestaan.
26.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van
het bepaalde in lid 26.2, voor ondergronds bouwen in overeenstemming met lid 26.1.
26.4
Een vrijstelling als bedoeld in lid 26.3 wordt niet verleend dan nadat
burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van het
leidingbeheerder.
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van
onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in
artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien
van de volgende onderwerpen:
a
de richtlijnen voor het verlenen van
vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
b
de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c
de bereikbaarheid van gebouwen voor het
wegverkeer;
d
de bereikbaarheid van gebouwen voor
gehandicapten;
e
de parkeergelegenheid en laad- en
losmogelijkheden;
f
de ruimte tussen bouwwerken;
g
erf- en terreinafscheidingen.
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat:
a
Op het tijdstip van terinzagelegging van het
ontwerp van het plan reeds is gebouwd;
b
Op het tijdstip van terinzagelegging van het
ontwerp van het plan kan worden gebouwd op basis van een reeds verleende bouwvergunning.
29.1
Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerpplan bestaat dan wel nadien wordt gebouwd of kan worden gebouwd met
inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en dat afwijkt van
het plan, mag gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd.
29.2
Bij een gedeeltelijke vernieuwing en/of verandering als bedoeld in lid
27.1 mag geen nieuwe afwijking van het plan ontstaan noch mag een bestaande
afwijking naar de aard en de omvang worden vergroot.
29.3
Een bouwwerk als bedoeld in lid 29.1, dat tenietgaat door een
calamiteit mag, in afwijking van het bepaalde in lid 29.1, geheel worden
vernieuwd, mits:
a
de aanvraag om
bouwvergunning wordt ontvangen binnen 1,5 jaren na de
datum waarop de calamiteit zich heeft voorgedaan;
b
de bouwgrens aan de
wegzijde zo mogelijk in acht wordt genomen.
29.4
Het bepaalde in lid 29.1 en 29.3 is niet van toepassing ingeval van
onteigening krachtens de wet, mits de gemeenteraad een onteigeningsbesluit
heeft genomen vóór de datum waarop de aanvraag om bouwvergunning wordt ontvangen
alsmede op bouwwerken die reeds bestaan op het moment van terinzagelegging van
het ontwerp van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd met het op dat moment
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
bestemmingsplan.
29.5
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van
het bepaalde in lid 29.1, 29.2 en 29.3 voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in lid 29.1, mits de vergroting van het bouwwerk niet meer
bedraagt dan 10% van de inhoud van het bouwwerk op het in lid 29.1 bedoelde
tijdstip.
30.1
Het gebruik van gronden en bouwwerken, dat bestaat op het tijdstip
waarop het plan van kracht wordt en dat afwijkt van het plan, mag worden
voortgezet en/of veranderd, mits het veranderde gebruik naar de aard en omvang
niet in meerdere mate afwijkt van het plan.
30.2
Het bepaalde in lid 30.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds
in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
31.1
Een besluit tot het verlenen van vrijstelling of het stellen van nadere
eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de
gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken
aan burgemeester en wethouders.
Overtreding van
het bepaalde in
a lid 8.3.1;
b lid 11.3.1;
c lid 15.5.1;
d lid 18.2.1;
e lid 19.4.1;
f lid 20.1;
wordt aangemerkt
als een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische
delicten.
Het plan kan worden aangehaald als “bestemmingsplan Maastrichterbaan” van de gemeente Sittard-Geleen.
Rosmalen, juni 2008 Vastgesteld:
25 juni 2008
Croonen Adviseurs b.v.