INHOUD

 

 

voorschriften

1   inleidende bepalingen 1

artikel 1 begripsbepalingen 1

artikel 2 wijze van meten 6

2  bepalingen bij de bestemmingen 7

artikel 3  wonen  7

artikel 4 tuinen 10

artikel 5 bedrijven 11

artikel 6 Zakelijke dienstverlening 13

artikel 7 maatschappelijke voorzieningen 14

artikel 8 groen 15

artikel 9 verkeersgebied 17

3  bepalingen bij de dubbelbestemmingen 18

artikel 10 leidingen 18

artikel 11 veiligheidszone lpg-installatie 20

4 algemene bepalingen 21

artikel 12 algemene gebruiksbepaling 21

artikel 13 algemene vrijstellingen 21

artikel 14 bestaande afmetingen, afstanden en percentages 22

artikel 15 dubbeltelbepaling 22

artikel 16 percentageregeling 22

artikel 17 ondergronds bouwen 23

artikel 18 uitsluiting aanvullende werking bouwverordening 23

5 overgangs- en slotbepalingen 24

artikel 19 overgangsbepaling voor bouwwerken 24

artikel 20 overgangsbepaling voor gebruik 24

artikel 21 procedurebepaling 25

artikel 22 strafbepaling 25

artikel 23 titel 25

 

 

bijlagen

Staat van bedrijfsactiviteiten

Staat van horeca-activiteiten

 

de plankaart

plankaart met verklaring  tekeningnummer: TEK02-SIT00028-01A


1    inleidende bepalingen

artikel 1        begripsbepalingen

Terug naar inhoudsopgave

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

1.1        het plan

het ‘bestemmingsplan Bedrijventerrein Borrekuil’ van de gemeente Sittard-Geleen, vervat in de plankaart en bijbehorende verklaring met tekeningnummer TEK02-SIT00028-01A en deze voorschriften en bijbehorende bijlagen;

1.2        aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;

1.3        aanlegvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van ter-inzagelegging van het ontwerpplan;

1.4        ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.5        bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, voor zover gelegen binnen de bestemming;

1.6        bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.7        bestemmingsgrens

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;

1.8        bestemmingsvlak

een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met een zelfde bestemming;

1.9        bijgebouw (= aan- en uitbouw)

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw;

1.10        bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.11        bouwgrens

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bouwvlak;

1.12        bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.13        bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze voorschriften één hoofdgebouw met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan;

1.14        bouwvlak

een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn
aangegeven waarop ingevolge deze voorschriften bepaalde bouwwerken zijn
toegestaan;

1.15        bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16        detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

1.17        dienstverlenend bedrijf/zakelijke dienstverlening

een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;

1.18        dienstwoning/bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;

1.19        erf

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de voorschriften van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;

1.20        erker

een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw;

1.21        gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22        hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.23        horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

1.24        huishouden

de bewoning van een woning door:

-         een persoon;

-         meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

1.25        kantoor

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

1.26        (beperkt) kwetsbaar object

een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;

1.27        maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen;

1.28        nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 15, eerste lid, sub b van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van ter-inzage-legging van het ontwerpplan;

1.29        nevengeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.30        onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.31        ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;

1.32        ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.33        ondergronds

beneden het peil;

1.34        peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

1.35        prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals
een bordeel of escortservice;

1.36        seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.37        staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze voorschriften behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.38        staat van horecabedrijven

een als bijlage bij deze voorschriften behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;

1.39        verharden van wegen

het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

1.40        voorste bouwgrens

de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;

1.41        vrijstelling

een vrijstelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid sub a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van ter-inzage-legging van het ontwerpplan;

1.42        wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van ter--inzage--legging van het ontwerpplan;

1.43        woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

 


In deze voorschriften wordt mede verstaan onder:

1.44        gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.45        uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.


artikel 2        wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1        afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2        goothoogte van een bouwwerk

van het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel;

2.3        bouwhoogte van een bouwwerk

van het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met dien verstande dat voor wat betreft gebouwen daarbij niet worden meegerekend de ondergeschikte bouwdelen;

2.4        inhoud van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken (zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen) en boven het peil;

2.5        oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en op het peil, zulks met inbegrip van erkers.

2.6        horizontale diepte van een bouwwerk

tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;

2.7        verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

 


2   bepalingen bij de bestemmingen

artikel 3        wonen

Terug naar inhoudsopgave

3.1        doeleinden

3.1.1        De op de plankaart voor ‘wonen (W)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        wonen;
 
alsmede voor:
b        erven;
c        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

 

met bijbehorende:

d        hoofdgebouwen;
e        bijgebouwen;
f          bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.1.2        De in lid 3.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen vrijstellingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

3.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b        de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
c        de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:

1         op de begane grond/eerste bouwlaag                          15     m;

2         op de volgende bouwlagen                                        12,5  m,

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

d        het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
e        bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;

f          de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

goothoogte    bouwhoogte

-         van hoofdgebouwen          zie plankaart     zie plankaart;

 

 

-         van aangebouwde bijgebouwen  hoogte eerste   goothoogte+afstand

              bouwlaag         tot perceelsgrens, tot

        hoofdgebouw        maximum van 5 m;

        +0,25 m

-         van vrijstaande bijgebouwen              3 m         goothoogte+afstand

                      tot perceelsgrens, tot

           maximum van 5 m;

-         van erfafscheidingen

voor de voorste bouwgrens          -          1 m;

-         van erfafscheidingen in of

achter de voorste bouwgrens          -          2 m;

-         van overige bouwwerken,

geen gebouwen zijnde          -          3 m.

 

3.3        bijzonder gebruiksvoorschrift

3.3.1        Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 11.1 wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
 
3.3.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3.3.1. voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a        een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
b        het gebruik beperkt blijft tot de in lid 3.2 onder d t/m f genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c        de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
 
3.3.3        Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 11.1 wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw en bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf.

3.4        vrijstelling

3.4.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

-         in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-         op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-         op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e        de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
3.4.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:

-         in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-         op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-         op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
f          de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 

3.4.3        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3.2 onder f voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m, met in achtneming van de bepaling dat vrijstelling uitsluitend kan worden verleend indien een positief advies van de gemeentelijke welstandscommissie is ontvangen.

 

artikel 4        tuinen

Terug naar inhoudsopgave

4.1        doeleinden

4.1.1        De op de plankaart voor ‘tuinen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a         tuin;
 
alsmede voor:
b        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
 
met bijbehorende:
c        bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
4.1.2        De in lid 4.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen vrijstellingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

4.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan:

a        ten dienste van de in lid 4.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

1         uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

2         de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste mag bedragen:

-      van erfafscheidingen

            voor de voorste bouwgrens                         1 m;

-      van erfafscheidingen in of

            achter de voorste bouwgrens                      2 m;

-     van overige bouwwerken,

      geen gebouwen zijnde                       3 m;

b        ten dienste van de in artikel 3.1.1 omschreven doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:

1         de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;

2         de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;

3         de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.

4.3        vrijstelling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 onder a voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m, met in achtneming van de bepaling dat vrijstelling uitsluitend kan worden verleend indien een positief advies van de gemeentelijke welstandscommissie is ontvangen.


 

artikel 5        bedrijven

Terug naar inhoudsopgave

5.1        doeleinden

5.1.1        De op de plankaart voor ‘bedrijven (B)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        bedrijven, met het volgende onderscheid:

1         in zone a: bedrijven, die zijn genoemd in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 2 en 3, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimale afstand voor zover die afstand niet meer bedraagt dan 50 m;

2         in zone b: bedrijven, die zijn genoemd in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 2 en 3, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimale afstand;

b        bestaande dienstwoningen, behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf;
c        kantoren, behorende bij en ondergeschikt aan het ter plaatse gevestigde bedrijf;
d        ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt voor motorbrandstoffen’ op de plankaart uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen met verkoop van LPG;
e        ‘overige lichte horeca’, als vermeld in de staat van horecabedrijven in categorie II, ten dienste van het bedrijventerrein.

 

alsmede voor:
f          erven;
g        nutsvoorzieningen;
h        parkeervoorzieningen;
i           water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
j           overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

k         gebouwen;
l           bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
5.1.2        De in lid 5.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen vrijstellings- en / of wijzigingsbevoegdheden en / of aanlegvergunningvereisten.
 
5.1.3        Ten aanzien van de in lid 5.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a        seks- en/of pornobedrijven en/of prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
b        detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel als genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten;
c        geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.

5.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b        de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder bedragen dan 5 m;
c        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
d        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-         van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens  2 m;

-         van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;

-         van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  3 m.

5.3        gebruik

5.3.1        De gronden gelegen buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken mogen niet worden gebruikt ten behoeve van opslag.
5.3.2        Voor het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘horeca toegestaan’ op de plankaart geldt, dat indien het gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca langer dan drie jaar is beëindigd en deze gronden en bouwwerken in gebruik zijn genomen conform het bepaalde onder 5.1.1 onder a, de betreffende gronden en bouwwerken daarna niet meer mogen worden gebruikt voor horeca.

5.4        vrijstelling

5.4.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 5.2 onder a ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt voor motorbrandstoffen’ op de plankaart voor de bouw van een luifel, met dien verstande dat:

1         de oppervlakte van de luifel niet meer mag bedragen dan 25 m²;

2         de bouwhoogte van de luifel mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

3         de luifel uit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is.

5.4.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in de doeleindenomschrijving voor het toestaan van bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage), met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën 2 en 3.
5.4.3        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in de doeleindenomschrijving voor het toestaan van ondergeschikte detailhandel bij een bedrijf voor zover de verkoopvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2.

5.5        wijziging

5.5.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen op de in het navolgende lid aangegeven onderdelen.
 
5.5.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming ‘bedrijven (B)’ te wijzigen in de bestemming ‘verkeersgebied (V)’, met dien verstande dat de wijziging slechts mag plaatsvinden ten behoeve van kleine infrastructurele aanpassingen;

artikel 6        Zakelijke dienstverlening

Terug naar inhoudsopgave

6.1        doeleinden

6.1.1        De op de plankaart voor ‘zakelijke dienstverlening (ZD)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        bedrijven, kantoren en instellingen op financieel, juridisch of (ontwerp)-technisch gebied, dan wel op het gebied van communicatie en informatie;

 

alsmede voor:
b        erven en tuinen;
c        nutsvoorzieningen;
d        parkeervoorzieningen;
e        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
f          overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

g        gebouwen;
h        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
6.1.2        De in lid 6.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen vrijstellings- en / of wijzigingsbevoegdheden en / of aanlegvergunningvereisten.

6.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-         van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens  1 m;

-         van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;

-         van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  3 m.

6.3        vrijstelling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 7.2 onder c ten behoeve van de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m, met inachtneming van de bepaling dat vrijstelling uitsluitend kan worden verleend indien een positief advies van de gemeentelijke welstandscommissie is ontvangen.


 

artikel 7        maatschappelijke voorzieningen

Terug naar inhoudsopgave

7.1        doeleinden

7.1.1        De op de plankaart voor ‘maatschappelijke voorzieningen (M)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of openbaar bestuur;
 
alsmede voor:
b        erven;
c        nutsvoorzieningen;
d        parkeervoorzieningen;
e        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
f          overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

g        gebouwen;
h        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
7.1.2        De in lid 7.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen vrijstellings- en / of wijzigingsbevoegdheden en / of aanlegvergunningvereisten.

7.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-         van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens  1 m;

-         van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;

-         van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  3 m.


artikel 8        groen

Terug naar inhoudsopgave

8.1        doeleinden

8.1.1        De op de plankaart voor ‘groen (G)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        een park, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten,
 
alsmede voor:
b        voet- en fietspaden;
c        nutsvoorzieningen;
d        ontsluiting van bestaande garageboxen op woonpercelen;
e        uitsluitend een calamiteiten in- en uitgang, ter plaatse van de aanduiding ‘calamiteitentoegang’ op de plankaart;
f          water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder een infiltratiezone;
g        speelvoorzieningen;
 
met bijbehorende:
h        kunstuitingen;
i           overige bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
8.1.2        De in lid 8.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen vrijstellings- en / of wijzigingsbevoegdheden en / of aanlegvergunningvereisten.

8.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 8.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:gebouwen zijn niet toegestaan;
a        De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 6 m bedragen.
b        De bouwhoogte van kunstuitingen mag ten hoogste 10 m bedragen.
c        De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.

8.3        wijziging

8.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen op de in het navolgende lid aangegeven onderdelen.
 
8.3.2        Ter plaatse van de op de plankaart als ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid’ aangewezen gronden kan de bestemming ‘groen’ worden gewijzigd in bestemmingen ‘bedrijven’ uitsluitend ten behoeve van de bouw van bedrijfswoningen met daaraan verbonden lichte bedrijvigheid met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a        De aanwezige bebouwing is of zal worden gesloopt.
b        Het aantal woningen mag ten hoogste 8 bedragen.
c        De lichte bedrijvigheid voorkomt in milieucategorie 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot deze milieucategorie;
d        De goothoogte mag ten hoogste dan 6 m bedragen.
e        De bouwhoogte mag ten hoogste 10 m bedragen.
f          Het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

g        Door middel van een bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming en gebruik. Indien er voor een verontreiniging een saneringsnoodzaak vanuit de Wet bodembescherming en t.b.v. de planrealisatie bestaat, dan dient deze verontreiniging te worden gesaneerd conform de regels van de Wet bodembescherming.

 

artikel 9        verkeersgebied

Terug naar inhoudsopgave

9.1        doeleinden

9.1.1        De op de plankaart voor ‘verkeersgebied (V)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer;

 

alsmede voor:

b        parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
c        groenvoorzieningen;
d        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
e        nutsvoorzieningen;
f          overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

g        kunstuitingen;
h        overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
9.1.2        De in lid 9.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen vrijstellings- en / of wijzigingsbevoegdheden en / of aanlegvergunningvereisten.

9.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 9.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen dat:

a        gebouwen zijn niet toegestaan;
b        nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1   de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2   de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-         van verlichting                  9 m;

-         van voorzieningen voor de verkeersgeleiding  10 m;

-         van kunstuitingen            12 m;

-         van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde       2 m.


 

3   bepalingen bij de dubbelbestemmingen

artikel 10        leidingen

Terug naar inhoudsopgave

10.1        doeleinden

De op de plankaart voor ‘leidingen’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:

a        leidingen ter plaatse van de subbestemming “aardgasleiding”;
 

alsmede voor:

b        het beheer van de in sub a bedoelde leiding;
c        de bescherming van het aangrenzende woon- en leefklimaat in verband met de in sub a bedoelde leiding;
d        overige bijbehorende voorzieningen;
 

met bijbehorende:

e        gebouwen;
f          bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2        bouwen

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze voorschriften, is bouwen uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1 omschreven doeleinden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m2;
b        de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 m;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

10.3        vrijstelling

10.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 10.2, voor het bouwen in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze voorschriften.
 
10.3.2        Een vrijstelling als bedoeld in lid 10.3.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.

10.4        aanlegvergunning

10.4.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 10.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a        het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden tot een diepte van 30 cm beneden maaiveld;
b        het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c        het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
 
10.4.2        Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
10.4.3        Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.
 
10.4.4        Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 is niet vereist voor:
a        andere-werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
b        andere-werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

 

artikel 11        veiligheidszone lpg-installatie

Terug naar inhoudsopgave

11.1        doeleinden

11.1.1        De op de plankaart voor "veiligheidszone lpg-installatie" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van het vulpunt van de lpg-installatie.
 
11.1.2        In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn op de op de plankaart voor “veiligheidszone lpg-installatie” aangewezen gronden nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan.

11.2        wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de op de plankaart opgenomen “veiligheidszone lpg-installatie”, mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een lpg-installatie definitief is beëindigd.

 

 

 

 

4   algemene bepalingen

Terug naar inhoudsopgave

artikel 12        algemene gebruiksbepaling

12.1        Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

12.2        Onder verboden gebruik als bedoeld in lid 12.1. wordt in elk geval verstaan:

a        een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b        een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c        een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
d        een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze voorschriften;
e        een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze voorschriften.

12.3        Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het in lid 12.1 gestelde verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

artikel 13        algemene vrijstellingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het plan voor:

a        het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze voorschriften voorgeschreven afmetingen en afstanden;
b        het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de plankaart, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
c        het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de plankaart, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d        het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:

1         tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:

a        de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;

b        de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;

c        de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;

d        de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming ‘verkeersgebied’;

2         andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

artikel 14        bestaande afmetingen, afstanden en percentages

14.1        In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige op de plankaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van ter--inzage--legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwvoorschriften in hoofdstuk 2 van deze voorschriften is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

14.2        In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter--inzage--legging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwvoorschriften in hoofdstuk 2 van deze voorschriften zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

artikel 15        dubbeltelbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een bouwvergunning en waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

artikel 16        percentageregeling

Een op de kaart of in de voorschriften aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.


 

artikel 17        ondergronds bouwen

17.1        Het bepaalde in deze voorschriften en op de plankaart omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.

17.2        Het bepaalde in lid 17.1 is niet van toepassing op gronden gelegen binnen de op de plankaart aangegeven bestemming ‘leidingen’. Op die gronden is ondergronds bouwen niet toegestaan.

17.3        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 17.2, voor ondergronds bouwen in overeenstemming met lid 17.1.

17.4        Een vrijstelling als bedoeld in lid 17.3 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van het waterleidingbedrijf.

artikel 18        uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a        de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
b        de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c        de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
d        de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e        de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f          de ruimte tussen bouwwerken;
g        erf- en terreinafscheidingen.

5   overgangs- en slotbepalingen

Terug naar inhoudsopgave

artikel 19        overgangsbepaling voor bouwwerken

19.1        Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de ter--inzage--legging van het ontwerpplan bestaat dan wel nadien wordt gebouwd of kan worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en dat afwijkt van het plan, mag gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd.

19.2        Bij een gedeeltelijke vernieuwing en/of verandering als bedoeld in lid 19.1 mag geen nieuwe afwijking van het plan ontstaan noch mag een bestaande afwijking naar de aard en de omvang worden vergroot.

19.3        Een bouwwerk als bedoeld in lid 19.1, dat tenietgaat door een calamiteit mag, in afwijking van het bepaalde in lid 19.1, geheel worden vernieuwd, mits:

a        de aanvraag om bouwvergunning wordt ontvangen binnen 1,5 jaren na de
datum waarop de calamiteit zich heeft voorgedaan;
b        de bouwgrens aan de wegzijde zo mogelijk in acht wordt genomen.

19.4        Het bepaalde in lid 19.1 en 19.3 is niet van toepassing ingeval van onteigening krachtens de wet, mits de gemeenteraad een onteigeningsbesluit heeft genomen vóór de datum waarop de aanvraag om bouwvergunning wordt ontvangen.

19.5        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 19.1, 19.2 en 19.3 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 19.1, mits de vergroting van het bouwwerk niet meer bedraagt dan 10% van de inhoud van het bouwwerk op het in lid 19.1 bedoelde tijdstip.

artikel 20        overgangsbepaling voor gebruik

20.1        Het gebruik van gronden en bouwwerken, dat bestaat op het tijdstip waarop het plan van kracht wordt en dat afwijkt van het plan, mag worden voortgezet en/of veranderd, mits het veranderde gebruik naar de aard en omvang niet in meerdere mate afwijkt van het plan.

20.2        Het bepaalde in lid 20.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.


artikel 21        procedurebepaling

21.1        Een besluit tot het verlenen van vrijstelling of het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken aan burgemeester en wethouders.

21.2        Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

artikel 22        strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in

a          lid 10.4.1;

b          lid 12.1;

wordt aangemerkt als een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

artikel 23        titel

Het plan kan worden aangehaald als ‘bestemmingsplan Bedrijventerrein Borrekuil’ van de gemeente Sittard-Geleen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, mei 2007    vastgesteld: 31 mei 2007

Croonen Adviseurs b.v.


staat van horeca-activiteiten

categorie I: ‘aan de detailhandelsfunctie verwante lichte horeca’

·          automatiek;

·          broodjeszaak;

·          cafetaria;

·          croissanterie;

·          koffiebar;

·          lunchroom;

·          ijssalon;

·          snackbar;

·          tearoom;

·          traiteur.

 

categorie II: ‘overige lichte horeca’

·          bistro;

·          restaurant;

·          hotel/pension.

 

categorie III: ‘middelzware horeca’

·          bar;

·          bierhuis;

·          biljartcentrum;

·          café;

·          proeflokaal;

·          dansschool;

·          zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.

 

categorie IV: ‘zware horeca’

·          dancing;

·          discotheek;

·          nachtclub;

·          partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dans-evenementen.