Terug
naar inhoudsopgave
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
1.1
het plan
het ‘bestemmingsplan Bedrijventerrein Borrekuil’ van de gemeente
Sittard-Geleen, vervat in de plankaart en bijbehorende verklaring met
tekeningnummer TEK02-SIT00028-01A en deze voorschriften en bijbehorende bijlagen;
1.2
aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch,
therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee
gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit
die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een
meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een
gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie
behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;
1.3
aanlegvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van ter-inzagelegging van
het ontwerpplan;
1.4
ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
1.5
bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel,
voor zover gelegen binnen de bestemming;
1.6
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig
voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden
beroepen daaronder niet begrepen;
1.7
bestemmingsgrens
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van
een bestemmingsvlak;
1.8
bestemmingsvlak
een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak,
waarmee gronden zijn aangegeven met een zelfde bestemming;
1.9
bijgebouw (= aan- en uitbouw)
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie
en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand
hoofdgebouw;
1.10
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
standplaats;
1.11
bouwgrens
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van
een bouwvlak;
1.12
bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een
gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren
of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.13
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze
voorschriften één hoofdgebouw met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen
gebouw zijnde, is toegestaan;
1.14
bouwvlak
een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee
gronden zijn
aangegeven waarop ingevolge deze voorschriften bepaalde bouwwerken zijn
toegestaan;
1.15
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.16
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling
ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze
goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
1.17
dienstverlenend bedrijf/zakelijke dienstverlening
een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat
in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten
aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-,
reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;
1.18
dienstwoning/bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk
slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon
wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet
worden geacht;
1.19
erf
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct
behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht
direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de
voorschriften van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel
behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst,
zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;
1.20
erker
een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen
afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de
bestemming van het hoofdgebouw;
1.21
gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel
of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of
afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te
merken;
1.23
horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of
etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van
overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk
onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;
1.24
huishouden
de bewoning van een woning door:
-
een persoon;
-
meerdere personen in de vorm van een
samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;
1.25
kantoor
een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te
worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
1.26
(beperkt) kwetsbaar object
een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1 van
het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
1.27
maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende,
sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare
dienstverlenende instellingen;
1.28
nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 15, eerste lid, sub b van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van
ter-inzage-legging van het ontwerpplan;
1.29
nevengeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het
hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
1.30
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer
waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
1.31
ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt
belang
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van
het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen,
vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;
1.32
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het
hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
1.33
ondergronds
beneden het peil;
1.34
peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein
ter plaatse van het bouwperceel;
1.35
prostitutiebedrijf
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen
plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare
wijze, zoals
een bordeel of escortservice;
1.36
seks- en/of pornobedrijf
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden
van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard
dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een
seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.37
staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze voorschriften behorende en daarvan
onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.38
staat van horecabedrijven
een als bijlage bij deze voorschriften behorende en daarvan
onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;
1.39
verharden van wegen
het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van
bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.40
voorste bouwgrens
de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;
1.41
vrijstelling
een vrijstelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid sub a van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van
ter-inzage-legging van het ontwerpplan;
1.42
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van ter--inzage--legging
van het ontwerpplan;
1.43
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
In deze voorschriften wordt mede verstaan onder:
1.44
gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.45
uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Bij de toepassing van deze
voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1
afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens
tussen de zijdelingse grens van
het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het
kortst is;
2.2
goothoogte van een bouwwerk
van het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de
druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel;
2.3
bouwhoogte van een bouwwerk
van het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met dien
verstande dat voor wat betreft gebouwen daarbij niet worden meegerekend de
ondergeschikte bouwdelen;
2.4
inhoud van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van
gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken (zulks met inbegrip van erkers
en dakkapellen) en boven het peil;
2.5
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van
gemeenschappelijke scheidsmuren en op het peil, zulks met inbegrip van erkers.
2.6
horizontale diepte van een bouwwerk
tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk,
gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van
gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;
2.7
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van
het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
Terug
naar inhoudsopgave
3.1
doeleinden
3.1.1
De op de plankaart voor ‘wonen (W)’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
wonen;
alsmede
voor:
b
erven;
c
water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
met bijbehorende:
d
hoofdgebouwen;
e
bijgebouwen;
f
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.1.2
De in lid 3.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd
voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken
bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
vrijstellingsbevoegdheden en/of
aanlegvergunningvereisten.
3.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de
voorste bouwgrens worden gebouwd;
c
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten
hoogste bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de volgende bouwlagen 12,5
m,
met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de
achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;
d
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen
mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de
bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande
dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
e
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten
minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan
worden gebouwd;
f
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van hoofdgebouwen
zie plankaart zie plankaart;
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25
m
-
van vrijstaande bijgebouwen 3 m goothoogte+afstand
tot perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van erfafscheidingen
voor de voorste
bouwgrens - 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de
voorste bouwgrens - 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen
zijnde - 3 m.
3.3
bijzonder gebruiksvoorschrift
3.3.1
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 11.1
wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen als zelfstandige
woning en/of als afhankelijke woonruimte.
3.3.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 3.3.1. voor het gebruik van een
(vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt
van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 3.2 onder d
t/m f genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.3.3
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 11.1
wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw en
bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf.
3.4
vrijstelling
3.4.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, voor de uitoefening van een aan huis
gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend
bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in
gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de
verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden
tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van
het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.4.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, voor de uitoefening van een aan huis
gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend
bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in
gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2,
met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd
blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat
betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk
gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de
verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd
een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden
bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden
tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van
het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.4.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 3.2 onder f voor de realisatie van
erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m, met
in achtneming van de bepaling dat vrijstelling uitsluitend kan worden verleend
indien een positief advies van de gemeentelijke welstandscommissie is
ontvangen.
Terug
naar inhoudsopgave
4.1
doeleinden
4.1.1
De op de plankaart voor ‘tuinen’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
tuin;
alsmede
voor:
b
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
met
bijbehorende:
c
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.1.2
De in lid 4.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd
voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken
bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
vrijstellingsbevoegdheden en/of
aanlegvergunningvereisten.
4.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan:
a
ten dienste van de in lid 4.1.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van de volgende bepalingen:
1
uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn
toegestaan;
2
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten
hoogste mag bedragen:
- van
erfafscheidingen
voor de
voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de
voorste bouwgrens 2 m;
- van
overige bouwwerken,
geen gebouwen
zijnde 3 m;
b
ten dienste van de in artikel 3.1.1 omschreven
doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers,
entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:
1
de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
2
de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet
meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw +
0,25 m;
3
de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet
meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.
4.3
vrijstelling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen
van het bepaalde in lid 4.2 onder a voor de realisatie van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m, met in achtneming
van de bepaling dat vrijstelling uitsluitend kan worden verleend indien een
positief advies van de gemeentelijke welstandscommissie is ontvangen.
Terug naar inhoudsopgave
5.1
doeleinden
5.1.1
De op de plankaart voor ‘bedrijven (B)’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven, met het volgende onderscheid:
1
in zone a: bedrijven, die zijn genoemd in de bijlage
(Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën
2 en 3, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimale afstand voor
zover die afstand niet meer bedraagt dan 50 m;
2
in zone b: bedrijven, die zijn genoemd in de bijlage
(Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën
2 en 3, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimale afstand;
b
bestaande dienstwoningen, behorende bij het ter plaatse
gevestigde bedrijf;
c
kantoren, behorende bij en ondergeschikt aan het ter
plaatse gevestigde bedrijf;
d
ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt voor
motorbrandstoffen’ op de plankaart uitsluitend een verkooppunt voor
motorbrandstoffen met verkoop van LPG;
e
‘overige lichte horeca’, als vermeld in de staat van
horecabedrijven in categorie II, ten dienste van het bedrijventerrein.
alsmede voor:
f
erven;
g
nutsvoorzieningen;
h
parkeervoorzieningen;
i
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
j
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
k
gebouwen;
l
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.1.2
De in lid 5.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd
voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken
bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen vrijstellings- en /
of wijzigingsbevoegdheden en / of aanlegvergunningvereisten.
5.1.3
Ten aanzien van de in lid 5.1.1 genoemde functies
gelden de volgende beperkingen:
a
seks- en/of pornobedrijven en/of prostitutiebedrijven
zijn niet toegestaan;
b
detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet
toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel als genoemd in de staat van
bedrijfsactiviteiten;
c
geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.
5.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 5.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden
gebouwd;
b
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens
mag aan één zijde niet minder bedragen dan 5 m;
c
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de
gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de op
de plankaart aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
d
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten
hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 2 m;
-
van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
5.3.1
De gronden gelegen buiten de op de plankaart aangegeven
bouwvlakken mogen niet worden gebruikt ten behoeve van opslag.
5.3.2
Voor het
gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘horeca
toegestaan’ op de plankaart geldt, dat indien het gebruik van de betreffende
gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca langer dan drie jaar is beëindigd
en deze gronden en bouwwerken in gebruik zijn genomen conform het bepaalde
onder 5.1.1 onder a, de betreffende gronden en bouwwerken daarna niet meer
mogen worden gebruikt voor horeca.
5.4
vrijstelling
5.4.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 5.2 onder a ten behoeve van de overschrijding
van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt voor motorbrandstoffen’
op de plankaart voor de bouw van een luifel, met dien verstande dat:
1
de oppervlakte van de luifel niet meer mag bedragen dan 25 m²;
2
de bouwhoogte van de luifel mag niet meer bedragen dan
3,5 m;
3
de luifel uit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
5.4.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in de doeleindenomschrijving voor het toestaan van
bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage),
met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving
gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën 2 en 3.
5.4.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in de doeleindenomschrijving voor het toestaan van
ondergeschikte detailhandel bij een bedrijf voor zover de
verkoopvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2.
5.5
wijziging
5.5.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te
wijzigen op de in het navolgende lid aangegeven onderdelen.
5.5.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de
bestemming ‘bedrijven (B)’ te wijzigen in de bestemming ‘verkeersgebied (V)’,
met dien verstande dat de wijziging slechts mag plaatsvinden ten behoeve van
kleine infrastructurele aanpassingen;
Terug naar inhoudsopgave
6.1
doeleinden
6.1.1
De op de plankaart voor ‘zakelijke dienstverlening
(ZD)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven, kantoren en instellingen op financieel,
juridisch of (ontwerp)-technisch gebied, dan wel op het gebied van communicatie
en informatie;
alsmede voor:
b
erven en tuinen;
c
nutsvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
g
gebouwen;
h
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.1.2
De in lid 6.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd
voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken
bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen vrijstellings- en /
of wijzigingsbevoegdheden en / of aanlegvergunningvereisten.
6.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 6.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden
gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de
gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de op
de plankaart aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk
bebouwingspercentage;
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten
hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
6.3
vrijstelling
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 7.2
onder c ten behoeve van de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens
met een hoogte van maximaal 2 m, met inachtneming van de bepaling dat vrijstelling
uitsluitend kan worden verleend indien een positief advies van de gemeentelijke
welstandscommissie is ontvangen.
Terug naar inhoudsopgave
7.1
doeleinden
7.1.1
De op de plankaart voor ‘maatschappelijke voorzieningen
(M)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
instellingen en voorzieningen op medisch,
sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van
sport en recreatie of openbaar bestuur;
alsmede voor:
b
erven;
c
nutsvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
g
gebouwen;
h
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.1.2
De in lid 7.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd
voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken
bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen vrijstellings- en /
of wijzigingsbevoegdheden en / of aanlegvergunningvereisten.
7.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 7.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden
gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de
gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de op
de plankaart aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk
bebouwingspercentage;
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten
hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
Terug
naar inhoudsopgave
8.1
doeleinden
8.1.1
De op de plankaart voor ‘groen (G)’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
een park, plantsoenen, groenstroken en overige
aanplanten,
alsmede
voor:
b
voet- en fietspaden;
c
nutsvoorzieningen;
d
ontsluiting van bestaande garageboxen op woonpercelen;
e
uitsluitend een calamiteiten in- en uitgang, ter
plaatse van de aanduiding ‘calamiteitentoegang’ op de plankaart;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding, waaronder een infiltratiezone;
g
speelvoorzieningen;
met
bijbehorende:
h
kunstuitingen;
i
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde.
8.1.2
De in lid 8.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd
voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken
bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen vrijstellings- en /
of wijzigingsbevoegdheden en / of aanlegvergunningvereisten.
8.2
bouwen
Bouwen
is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 8.1.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van de volgende bepalingen:gebouwen zijn niet toegestaan;
a
De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 6
m bedragen.
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
8.3
wijziging
8.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te
wijzigen op de in het navolgende lid aangegeven onderdelen.
8.3.2
Ter plaatse van de op de plankaart als ‘gebied met
wijzigingsbevoegdheid’ aangewezen gronden kan de bestemming ‘groen’ worden
gewijzigd in bestemmingen ‘bedrijven’ uitsluitend ten behoeve van de bouw van
bedrijfswoningen met daaraan verbonden lichte bedrijvigheid met inachtneming
van de volgende voorwaarden:
a
De aanwezige bebouwing is of zal worden gesloopt.
b
Het aantal woningen mag ten hoogste 8 bedragen.
c
De lichte bedrijvigheid voorkomt in milieucategorie 2
van de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang
van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een
bedrijf behorende tot deze milieucategorie;
d
De goothoogte mag ten hoogste dan 6 m bedragen.
e
De bouwhoogte mag ten hoogste 10 m bedragen.
f
Het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
g
Door middel van een bodemonderzoek dient te zijn
aangetoond dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt de locatie geschikt is voor de
beoogde bestemming en gebruik. Indien er voor een verontreiniging een
saneringsnoodzaak vanuit de Wet bodembescherming en t.b.v. de planrealisatie
bestaat, dan dient deze verontreiniging te worden gesaneerd conform de regels
van de Wet bodembescherming.
Terug naar inhoudsopgave
9.1
doeleinden
9.1.1
De op de plankaart voor ‘verkeersgebied (V)’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand
en overig verkeer;
alsmede voor:
b
parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
c
groenvoorzieningen;
d
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
e
nutsvoorzieningen;
f
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
g
kunstuitingen;
h
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.1.2
De in lid 9.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd
voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken
bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen vrijstellings- en /
of wijzigingsbevoegdheden en / of aanlegvergunningvereisten.
9.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 9.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen dat:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien
verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten
hoogste bedragen:
-
van verlichting 9
m;
-
van voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10 m;
-
van kunstuitingen 12
m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2
m.
Terug naar inhoudsopgave
10.1
doeleinden
De op de plankaart voor
‘leidingen’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
a
leidingen ter plaatse van de subbestemming
“aardgasleiding”;
alsmede voor:
b
het beheer van de in sub a bedoelde leiding;
c
de bescherming van het aangrenzende woon- en
leefklimaat in verband met de in sub a bedoelde leiding;
d
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
e
gebouwen;
f
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2
bouwen
In afwijking van het
bepaalde in hoofdstuk 2 van deze voorschriften, is bouwen uitsluitend toegestaan
ten dienste van de in lid 10.1 omschreven doeleinden, met inachtneming van de
volgende bepalingen:
a
de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m2;
b
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal
3,5 m;
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt maximaal 2 m.
10.3
vrijstelling
10.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 10.2, voor het bouwen in overeenstemming met
het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze voorschriften.
10.3.2
Een vrijstelling als bedoeld in lid 10.3.1 wordt niet
verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben
ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.
10.4
aanlegvergunning
10.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 10.1 bedoelde
gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a
het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden tot
een diepte van 30 cm beneden maaiveld;
b
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden,
parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
10.4.2
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 mag
alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken,
dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen
blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat
beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het
stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
10.4.3
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 wordt
niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben
ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.
10.4.4
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 is niet
vereist voor:
a
andere-werken, die behoren tot het normale onderhoud en
beheer;
b
andere-werken, die op het tijdstip van het van kracht
worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens
een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Terug naar inhoudsopgave
11.1
doeleinden
11.1.1
De op de plankaart voor "veiligheidszone
lpg-installatie" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming
van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van het vulpunt van de
lpg-installatie.
11.1.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn op de
op de plankaart voor “veiligheidszone lpg-installatie” aangewezen gronden
nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan.
11.2
wijziging
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen
van de op de plankaart opgenomen “veiligheidszone lpg-installatie”, mits het
gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een lpg-installatie definitief
is beëindigd.
12.1
Het
is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken
te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de
grond gegeven bestemming(en).
12.2
Onder
verboden gebruik als bedoeld in lid 12.1. wordt in elk geval verstaan:
a
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats
van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het
normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b
een gebruik van gronden als stallings- en/of
opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of
vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de
bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c
een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen
als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
d
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
(detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is
toegestaan in of krachtens deze voorschriften;
e
een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of
pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig
gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze voorschriften.
12.3
Burgemeester
en wethouders verlenen vrijstelling van het in lid 12.1 gestelde verbod, indien
strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige
gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het plan voor:
a
het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte,
oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven
bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de
afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze voorschriften voorgeschreven
afmetingen en afstanden;
b
het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en
overige aanduidingen in het horizontale vlak op de plankaart, indien en voor
zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en
er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de
afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan
2,5 m bedraagt;
c
het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in
het horizontale vlak op de plankaart, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en
voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van
de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven
niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d
het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen door:
1
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers,
entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen
ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
a
de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
b
de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet
meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw +
0,25 m;
c
de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet
meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
d
de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m
bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming
‘verkeersgebied’;
2
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de
overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
14.1
In
die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale
dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige op de plankaart aangegeven
lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet
tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van ter--inzage--legging van het
ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwvoorschriften
in hoofdstuk 2 van deze voorschriften is voorgeschreven respectievelijk
toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
14.2
In
die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het
bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter--inzage--legging
van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwvoorschriften in
hoofdstuk 2 van deze voorschriften zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage
in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen
van een bouwvergunning en waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een op de
kaart of in de voorschriften aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het
bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met
gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak
volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
17.1
Het
bepaalde in deze voorschriften en op de plankaart omtrent de situering, de
horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage,
is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien
verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m
mag bedragen.
17.2
Het
bepaalde in lid 17.1 is niet van toepassing op gronden gelegen binnen de op de
plankaart aangegeven bestemming ‘leidingen’. Op die gronden is ondergronds bouwen
niet toegestaan.
17.3
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid
17.2, voor ondergronds bouwen in overeenstemming met lid 17.1.
17.4
Een
vrijstelling als bedoeld in lid 17.3 wordt niet verleend dan nadat burgemeester
en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van het waterleidingbedrijf.
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van
onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in
artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien
van de volgende onderwerpen:
a
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van
de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
b
de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c
de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
d
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f
de ruimte tussen bouwwerken;
g
erf- en terreinafscheidingen.
19.1
Een
bouwwerk, dat op het tijdstip van de ter--inzage--legging van het ontwerpplan
bestaat dan wel nadien wordt gebouwd of kan worden gebouwd met inachtneming van
het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en dat afwijkt van het plan, mag
gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd.
19.2
Bij
een gedeeltelijke vernieuwing en/of verandering als bedoeld in lid 19.1 mag
geen nieuwe afwijking van het plan ontstaan noch mag een bestaande afwijking
naar de aard en de omvang worden vergroot.
19.3
Een
bouwwerk als bedoeld in lid 19.1, dat tenietgaat door een calamiteit mag, in
afwijking van het bepaalde in lid 19.1, geheel worden vernieuwd, mits:
a
de aanvraag om bouwvergunning wordt ontvangen
binnen 1,5 jaren na de
datum waarop de calamiteit zich heeft voorgedaan;
b
de bouwgrens aan de wegzijde zo mogelijk in
acht wordt genomen.
19.4
Het
bepaalde in lid 19.1 en 19.3 is niet van toepassing ingeval van onteigening
krachtens de wet, mits de gemeenteraad een onteigeningsbesluit heeft genomen
vóór de datum waarop de aanvraag om bouwvergunning wordt ontvangen.
19.5
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid
19.1, 19.2 en 19.3 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld
in lid 19.1, mits de vergroting van het bouwwerk niet meer bedraagt dan 10% van
de inhoud van het bouwwerk op het in lid 19.1 bedoelde tijdstip.
20.1
Het
gebruik van gronden en bouwwerken, dat bestaat op het tijdstip waarop het plan
van kracht wordt en dat afwijkt van het plan, mag worden voortgezet en/of
veranderd, mits het veranderde gebruik naar de aard en omvang niet in meerdere
mate afwijkt van het plan.
20.2
Het
bepaalde in lid 20.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
21.1
Een
besluit tot het verlenen van vrijstelling of het stellen van nadere eisen wordt
niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid
zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken aan
burgemeester en wethouders.
21.2
Op de voorbereiding van een
besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht van toepassing.
Overtreding van het bepaalde in
a lid 10.4.1;
b lid 12.1;
wordt aangemerkt als een strafbaar feit, zoals bedoeld in
artikel 1a, onder 2° van de Wet
op de economische delicten.
Het plan kan worden aangehaald als ‘bestemmingsplan
Bedrijventerrein Borrekuil’ van de gemeente
Sittard-Geleen.
Rosmalen, mei 2007 vastgesteld: 31 mei
2007
Croonen Adviseurs b.v.