INHOUD

 

regels

1          inleidende bepalingen  7

artikel 1                                                                                                           begripsbepalingen  7

artikel 2                                                                                    wijze van meten  14

2          bepalingen bij de bestemmingen  20

artikel 3                                                                                                   wonen  20

artikel 4                                                                             wonen-woonwagens  25

artikel 5                                                                        wonen en detailhandel  29

artikel 6                                                                                                   tuinen  34

artikel 7                                                                                            gemengde voorzieningen  38

artikel 8                                                         maatschappelijke voorzieningen  43

artikel 9                                                                                              bedrijven  47

artikel 10                                                                                                  groen  52

artikel 11                                                            sport- en speelvoorzieningen  56

artikel 12                                                                recreatieve voorzieningen  60

artikel 13                                                                                   verblijfsgebied  64

artikel 14                                                                                   verkeersgebied  68

artikel 15                                                                                        spoorgebied  72

artikel 16                                                                             nutsvoorzieningen  76

3          bepalingen bij de dubbelbestemmingen  82

artikel 17                                                         veiligheidszone lpg-installatie  82

artikel 18                            bescherming stedebouwkundige karakteristieken  86

4          algemene bepalingen  93

artikel 19                                                                algemene gebruiksbepaling  93

artikel 20                                                                      algemene ontheffingen  97

artikel 21                             bestaande afmetingen, afstanden en percentages  101

artikel 22                                                                      meerdere bestemmingen  105

artikel 23                                                                      anti- dubbeltelbepaling  109

artikel 24                                                                            percentageregeling  113

artikel 25                                                                         ondergronds bouwen  117

artikel 26                        uitsluiting aanvullende werking bouwverordening  121

artikel 27                                                                                aantal woningen  125

5          overgangs- en slotbepalingen  131

artikel 28                                               overgangsbepaling voor bouwwerken  131

artikel 29                                                       overgangsbepaling voor gebruik  135

artikel 30                                                                             procedurebepaling  139

artikel 31                                                                                                    titel  143

 

bijlage

Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten

 

de verbeelding

verbeelding met verklaring                           tekeningnummer: TEK01-SITZ0039-03B








  1       inleidende bepalingen

Terug naar inhoudsopgave

    artikel 1              begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

     1.1          het plan

het “bestemmingsplan Sanderbout” van de gemeente Sittard-Geleen, vervat in de verbeelding en bijbehorende verklaring met tekeningnummer TEK01-SITZ0039-03A en deze regels en bijbehorende bijlage(n);

     1.2          aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

     1.3          aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;

     1.4          aanlegvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;

     1.5          afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

     1.6          ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

     1.7          bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak;

     1.8          bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

     1.9          bestemmingsgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;

  1.10          bestemmingsvlak

een op de verbeelding door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming;

  1.11          bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw;

  1.12          bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

  1.13          bouwgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bouwvlak;

  1.14          bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

  1.15          bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels één hoofdgebouw met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan;

  1.16          bouwvlak

een op de verbeelding door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn
aangegeven waarop ingevolge deze regels bepaalde bouwwerken zijn
toegestaan;

  1.17          bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  1.18          bovenwoning

een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grond verdieping van een gebouw;

  1.19          bedrijfsvloeroppervlak

de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf;

  1.20          detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

  1.21          dienstverlenend bedrijf/zakelijke dienstverlening

een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;

  1.22          dienstwoning/bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;

  1.23          eengezinswoning

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;

  1.24          erf

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;

  1.25          erker

een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw;

  1.26          gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1.27          hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

  1.28          huishouden

de bewoning van een woning door:

-         een persoon;

-         meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

  1.29          horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

  1.30          kantoor

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

  1.31          kwetsbaar object

een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;

  1.32          maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen;

  1.33          mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

  1.34          meergezinswoning

een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten.

  1.35          nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;

  1.36          onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

  1.37          ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;

  1.38          ondergronds

beneden het peil;

  1.39          ontheffing

een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;

  1.40          peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

  1.41          prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals
een bordeel of escortservice;

  1.42          seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

  1.43          staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

  1.44          verharden van wegen

het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

  1.45          verkoopvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak van een winkel, dat voor het winkelend publiek toegankelijk is;

  1.46          voorste bouwgrens

de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;

  1.47          wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;

  1.48          woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

 

In deze regels wordt mede verstaan onder:

  1.49          gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

  1.50          uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.





    artikel 2              wijze van meten

Terug naar inhoudsopgave

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

     2.1          afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

     2.2          goothoogte van een bouwwerk

van het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel;

     2.3          bouwhoogte van een bouwwerk

van het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met dien verstande dat voor wat betreft gebouwen daarbij niet worden meegerekend de ondergeschikte bouwdelen;

     2.4          inhoud van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken (zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen) en boven het peil;

     2.5          oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en op het peil, zulks met inbegrip van erkers;

     2.6          horizontale diepte van een bouwwerk

tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;

     2.7          verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.







  2       bepalingen bij de bestemmingen

Terug naar inhoudsopgave

    artikel 3              wonen

     3.1          doeleinden

     3.1.1     De op de verbeelding voor "wonen (W)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        wonen;
b        een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis gebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding “aan huis gebonden beroep/bedrijf” op de verbeelding;
 
alsmede voor:
c        erven;
d        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
e        nutsvoorzieningen;

 

met bijbehorende:

f          hoofdgebouwen;
g        bijgebouwen;
h        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 

     3.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
c        de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:

1         eengezinswoningen:

-     op de begane grond/eerste bouwlaag                                 15     m;

-     op de volgende bouwlagen                                                12,5  m;

2         meergezinswoningen:

-     op de begane grond/eerste bouwlaag                                 15     m;

-     op de volgende bouwlagen                                                15     m;

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

d        het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
e        bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
f          de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
 

goothoogte            bouwhoogte

-     van hoofdgebouwen                         zie verbeelding      zie verbeelding;

 

-     van aangebouwde bijgebouwen        hoogte eerste         goothoogte+afstand

                                                         bouwlaag               tot perceelsgrens, tot

                                                  hoofdgebouw         maximum van 5 m;

                                                  +0,25 m

-     van vrijstaande bijgebouwen             3 m                      goothoogte+afstand

                                                                                     tot perceelsgrens, tot

                        maximum van 5 m;

-     van erfafscheidingen in of

achter de voorste bouwgrens           -                           2 m;

-     van overige bouwwerken,

geen gebouwen zijnde                    -                           3 m.

 

     3.3          bijzonder gebruiksregel

     3.3.1     Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
 
     3.3.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.3.1. voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a        een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
b        het gebruik beperkt blijft tot de in lid 3.2 onder d t/m f genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c        de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
 
     3.3.3     Ter plaatse van de aanduiding “aan huis gebonden beroep/bedrijf” op de verbeelding is de vestiging van een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toegestaan, mits
a        de uitoefening van het aan huis gebonden beroep/bedrijf in de woning plaatsvindt;
b        het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën
d        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
f          de aard en de activiteiten van het beroep/bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 

     3.4          ontheffing

     3.4.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

-      in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-      op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-      op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e        de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
     3.4.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:

-      in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-      op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-      op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
f          de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 

     3.4.3     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2 onder f voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.




    artikel 4              wonen-woonwagens

Terug naar inhoudsopgave

     4.1          doeleinden

     4.1.1     De op de verbeelding voor "wonen-woonwagens (W-W)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        wonen in woonwagens en/of chalets met bijbehorende voorzieningen en groenvoorzieningen;
 
alsmede voor:
b        erven;
c        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
d        nutsvoorzieningen;

 

met bijbehorende:

e        gebouwen;
f          bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 

     4.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b        per bouwvlak mag maximaal één standplaats aanwezig zijn, met dien verstande dat per standplaats maximaal één woonwagen/chalet aanwezig mag zijn;
c        het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 90%;
d        de hoogte van een woonwagen/chalet mag niet meer bedragen dan 4 m;
e        de afstand van een woonwagen/chalet tot de grens van het bouwvlak mag niet minder bedragen dan 1,5 m;
f          op iedere standplaats mogen bijgebouwen ten behoeve van sanitaire doeleinden en bergingsdoeleinden (verzorgingsunits) worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte hiervan per standplaats niet meer mag bedragen dan 25 en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 meter;
g        de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m, behoudens erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen.
h        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
 

     4.3          bijzonder gebruiksregel

     4.3.1     Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
     4.3.2     Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van de woonwagen en bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep, mits hiervoor ontheffing is verleend.

     4.4          ontheffing

     4.4.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

-     in een woonwagen/chalet of een tot deze woonwagen/chalet behorend bijgebouw;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e        de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
     4.4.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 onder d van de maximale bouwhoogte tot een maximale bouwhoogte van 7 meter indien:
-                        de landschappelijke en stedenbouwkundige waarden niet onevenredig worden aangetast;
-                        de afwijkende bouwhoogte past binnen de in de omgeving van de locatie gehanteerde bouwhoogte.




    artikel 5              wonen en detailhandel

Terug naar inhoudsopgave

     5.1          doeleinden

     5.1.1     De op de verbeelding voor "wonen en detailhandel (WD)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
op de begane grond en de verdieping(en):
a        wonen;
 
uitsluitend op de begane grond:
b        detailhandel;
 
alsmede voor:
c        erven en tuinen;
d        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
e        nutsvoorzieningen;
f          parkeervoorzieningen;
g        overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

h        hoofdgebouwen;
i           bijgebouwen;
j           bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 

     5.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
c        de voorgevel van gebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
d        de horizontale diepte van het gebouw mag ten hoogste bedragen:

1         op de begane grond/eerste bouwlaag de volledige diepte van het bouwvlak,

2         op de volgende bouwlagen                                                    15  m.

e        de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

goothoogte            bouwhoogte

-     van hoofdgebouwen                        zie verbeelding       zie verbeelding;

-     van aangebouwde bijgebouwen        hoogte eerste         goothoogte+afstand

                                                         bouwlaag               tot perceelsgrens, tot

                                                      hoofdgebouw         maximum van 5 m;

                                                      +0,25 m

-     van vrijstaande bijgebouwen             3 m                      goothoogte+afstand

                                                                                     tot perceelsgrens, tot

                                                                                              maximum van 5 m;

-     van erfafscheidingen

voor de voorste bouwgrens            -                           1 m;

-     van erfafscheidingen in of

achter de voorste bouwgrens         -                           2 m;

-     van overige bouwwerken,

geen gebouwen zijnde                  -                           3 m.

f          nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

 

     5.3          bijzonder gebruiksregel

     5.3.1     Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.

 

     5.3.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.3.1. voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a        een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
b        het gebruik beperkt blijft tot de in lid 5.2 onder e genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;

c    de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.

 

     5.4          ontheffing

     5.4.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

-      op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-      op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e        de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
     5.4.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:

-      op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-      op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
f          de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
     5.4.3     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1.1 onder b voor de uitbreiding van detailhandel op de verdieping, mits:
a        is aangetoond dat de uitbreiding ten behoeve van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
b        is aangetoond dat er geen uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
c        de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d        de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
     5.4.4     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2 onder e voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.




    artikel 6              tuinen

Terug naar inhoudsopgave

     6.1          doeleinden

     6.1.1     De op de verbeelding voor "tuinen (T)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a         tuin;
 
alsmede voor:
b        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
c        nutsvoorzieningen;
d        parkeervoorzieningen;
 
met bijbehorende:
e        gebouwen
f          bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 

     6.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan:

a        ten dienste van de in lid 6.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

1         uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

2         de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste mag bedragen:

-           van erfafscheidingen

              voor de voorste bouwgrens         1 m;

-           van erfafscheidingen in of

              achter de voorste bouwgrens      2 m;

-           van overige bouwwerken,

              geen gebouwen zijnde               3 m;

b        ten dienste van de in artikel 6.1.1 omschreven doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:

1         de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;

2         de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;

3         de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.

 

     6.3          ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2 onder a voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.





    artikel 7              gemengde voorzieningen

Terug naar inhoudsopgave

     7.1          doeleinden

     7.1.1     De op de verbeelding voor "gemengde voorzieningen (Gv)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
op de begane grond en de verdieping(en):
a        wonen;
 
uitsluitend op de begane grond:
b        bestaande detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “detailhandel toegestaan” op de verbeelding;
c        bestaande horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “horeca toegestaan” op de verbeelding;
d        zakelijke dienstverlening;
e        maatschappelijke voorzieningen;
 
alsmede voor:
f          erven en tuinen;
g        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
h        parkeervoorzieningen;
i           nutsvoorzieningen;
j           overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

k         hoofdgebouwen;
l           bijgebouwen;
m      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 

     7.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        hoofdgebouwen mogen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de voorgevel van gebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
c        de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:

1         op de begane grond/eerste bouwlaag                                     15     m;

2         op de volgende bouwlagen                                                    12,5  m,

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

d        het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
e        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
f          bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de vooste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
g        de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

goothoogte            bouwhoogte

-     van hoofdgebouwen                        zie verbeelding       zie verbeelding;

-     van aangebouwde bijgebouwen        hoogte eerste         goothoogte+afstand

                                                         bouwlaag               tot perceelsgrens, tot

                                                      hoofdgebouw         maximum van 5 m;

                                                      +0,25 m

-     van vrijstaande bijgebouwen             3 m                      goothoogte+afstand

                                                                                     tot perceelsgrens, tot

                                                                                              maximum van 5 m;

-     van erfafscheidingen

voor de voorste bouwgrens            -                           1 m;

-     van erfafscheidingen in of

achter de voorste bouwgrens         -                           2 m;

-     van overige bouwwerken,

geen gebouwen zijnde                  -                           3 m.

 

     7.3          bijzonder gebruiksregel

     7.3.1     Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.

 

     7.3.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.3.1. voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a        een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
b        het gebruik beperkt blijft tot de in lid 7.2 onder d, f en g genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c        de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
 

     7.4          ontheffing

     7.4.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

-         in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-         op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-         op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e        de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
     7.4.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:

-     in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-     op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-     op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
f          de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
     7.4.3     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.1.1 onder b voor de uitbreiding van detailhandel op de verdieping, mits:
a        is aangetoond dat de uitbreiding ten behoeve van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
b        is aangetoond dat er geen uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
c        de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d        de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
     7.4.4     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2 onder g voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.




    artikel 8              maatschappelijke voorzieningen

Terug naar inhoudsopgave

     8.1          doeleinden

     8.1.1     De op de verbeelding voor "maatschappelijke voorzieningen (M)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en verzorgingstehuizen;
b        ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de onder a genoemde doeleinden;
 
alsmede voor:
c        erven;
d        nutsvoorzieningen;
e        parkeervoorzieningen
f          water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g        overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

h        gebouwen;
i           bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 

     8.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 8.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal voor:

-      erfafscheidingen                                             2 m;

-      overige bouwwerken, geen gebouw zijnde         3 m.

d        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.




    artikel 9              bedrijven

Terug naar inhoudsopgave

     9.1          doeleinden

     9.1.1     De op de verbeelding voor "bedrijven (B)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten;
b        bestaande (inpandige)dienstwoningen, behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf;

 

alsmede voor:
c        erven;
d        nutsvoorzieningen;
e        parkeervoorzieningen;
f          water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g        overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

h        gebouwen;
i           bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
     9.1.2     Ten aanzien van de in lid 9.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a        seks- en/of pornobedrijven en/of prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
b        detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel als genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten en/of ter plaatse van de desbetreffende aanduiding op de verbeelding;
c        verkooppunten voor motorbrandstoffen met lpg-verkoop zijn niet toegestaan;
d        inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn niet toegestaan;
e        het aantal bedrijven per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande aantal.
 

     9.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 9.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
d        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van erfafscheidingen

     voor de voorste bouwgrens                  1 m;

-      van erfafscheidingen in of

     achter de voorste bouwgrens                2 m;

-      van overige bouwwerken,

     geen gebouwen zijnde                         3 m.

e        bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning toegestaan’ op de verbeelding.
f          per bouwperceel is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

1         Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

-         De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 .

-         De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

-         De (nok)hoogte niet meer dan bedragen 10 m.

2         Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

-         De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3.
-         De goot- en (nok)hoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
 

     9.3          ontheffing

     9.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.1.1 voor de vestiging van een bedrijf uit de milieucategorie 3 als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijkgesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot milieucategorie 1 of 2, mits:
a        de aard en de activiteiten van het bedrijf geen afbreuk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
     9.3.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.2 onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
 
     9.3.3     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

-         in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-         op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-         op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2,  met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e        de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving
 

     9.4          bijzonder gebruiksregel

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tevens verstaan het gebruik van (gedeelten) van de gebouwen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf.





artikel 10              groen

Terug naar inhoudsopgave

  10.1          doeleinden

 10.1.1     De op de verbeelding voor "groen (G)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        een park, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten,
 
alsmede voor:
b        voet- en fietspaden;
c        speelvoorzieningen;
d        kunstuitingen;
e        geluidwerende voorzieningen;
f          nutsvoorzieningen;
g        inritten;
h        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
 
met bijbehorende:
i           bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 

  10.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen zijn niet toegestaan;
b        de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 6 m bedragen;
c        de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.




artikel 11              sport- en speelvoorzieningen

Terug naar inhoudsopgave

  11.1          doeleinden

 11.1.1     De op de verbeelding voor "sport- en speelvoorzieningen (S)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        binnen- en buitensportbeoefening;

 

alsmede voor:
b        ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c        speelvoorzieningen;
d        groenvoorzieningen;
e        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding
f          parkeervoorzieningen;
g        nutsvoorzieningen;
h        voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie;
i           overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

j           gebouwen;
k         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 

  11.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal voor:

-      erfafscheidingen                                            2 m;

-      speelvoorzieningen                                          6 m;

-      lichtmasten                                                    9 m;

-      masten t.b.v. de telecommunicatie                  20 m;

-      overige bouwwerken, geen gebouw zijnde         3 m.

d        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.




artikel 12              recreatieve voorzieningen

Terug naar inhoudsopgave

  12.1          doeleinden

 12.1.1     De op de verbeelding voor "recreatieve voorzieningen (R)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        recreatieve voorzieningen overeenkomstig de subbestemming:
Rb:         een bioscoop;
 
alsmede voor:
b        erven en tuinen;
c        nutsvoorzieningen;
d        parkeervoorzieningen;
e        groenvoorzieningen;
f          water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g        overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

h        gebouwen;
i           bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
 12.1.2     De in lid 12.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.
 

  12.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 12.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal voor:

-      erfafscheidingen                                            2 m;

-      overige bouwwerken, geen gebouw zijnde         3 m.

d        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.




artikel 13              verblijfsgebied

Terug naar inhoudsopgave

  13.1          doeleinden

 13.1.1     De op de verbeelding voor "verblijfsgebied (Vb)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        wegen, voet- en fietspaden;
b        pleinen;
c        parkeerterreinen en andere openbare ruimten;
met zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en nabijgelegen bestemmingen,

 

alsmede voor:

d        speelvoorzieningen;
e        groenvoorzieningen;
f          kunstuitingen;
g        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
h        nutsvoorzieningen;
i           overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

j           overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 

  13.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 13.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen zijn niet toegestaan;
b        nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van verlichting                                                              6 m;

-      van speelvoorzieningen                                                  6 m;

-      van kunstuitingen                                                        12 m;

-      van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde                 2 m.





artikel 14              verkeersgebied

Terug naar inhoudsopgave

  14.1          doeleinden

 14.1.1     De op de verbeelding voor "verkeersgebied (V)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer;

 

alsmede voor:

b        parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
c        groenvoorzieningen;
d        kunstuitingen;
e        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
f          nutsvoorzieningen;
g        overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

h        overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 

  14.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 14.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen dat:

a        gebouwen zijn niet toegestaan;
b        nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van verlichting                                                  6 m;

-      van voorzieningen voor de verkeersgeleiding      10 m;

-      van kunstuitingen                                           12 m;

-      van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde     2 m.





artikel 15              spoorgebied

Terug naar inhoudsopgave

  15.1          doeleinden

 15.1.1     De op de verbeelding voor "spoorgebied (SP)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        spoorwegen met de daarbij behorende gronden en voorzieningen;
b        spoorwegovergangen ten behoeve van overig verkeer;
c        ongelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen, straten en water;

 

alsmede voor:

d        parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
e        groenvoorzieningen;
f          water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g        nutsvoorzieningen;
h        overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

i           overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 

  15.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 15.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen dat:

a        gebouwen zijn niet toegestaan;
b        nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van verlichting                                                  7 m;

-      van voorzieningen voor de spoorgeleiding zoals

draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen,

bakens en andere spoorverkeersvoorzieningen   15 m;

-      voor het onderbrengen van voorzieningen van

de elektrotechnische systemen                           7 m;

-      van geluidsschermen                                        4 m;

-      van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde     2 m.





artikel 16              nutsvoorzieningen

Terug naar inhoudsopgave

  16.1          doeleinden

 16.1.1     De op de verbeelding voor "nutsvoorzieningen (NV)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        openbare nutsvoorzieningen;

 

alsmede voor:

b        groenvoorzieningen en verhardingen;
c        overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

d        gebouwen;
e        overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 

  16.2          bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 17.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 4 m bedragen;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

-      erfafscheidingen                                             2 m;

-      overige bouwwerken, geen gebouw zijnde         3 m.







  3       bepalingen bij de dubbelbestemmingen

Terug naar inhoudsopgave

artikel 17              veiligheidszone lpg-installatie

  17.1          doeleinden

 17.1.1     De op de verbeelding voor "veiligheidszone ten behoeve van de lpg-installatie" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van het vulpunt van de lpg-installatie.
 
 17.1.2     In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn op de op de verbeelding voor “veiligheidszone ten behoeve van de lpg-installatie” aangewezen gronden nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan.
 

  17.2          wijziging

a         Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de op de verbeelding opgenomen “veiligheidszone lpg-installatie”, mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een lpg-installatie definitief is beëindigd.

b         Indien toepassing wordt gegeven aan de in sub a bedoelde wijzigingsbevoegdheid, dient de procedure te worden gevolgd als omschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.





artikel 18              bescherming stedebouwkundige karakteristieken

Terug naar inhoudsopgave

  18.1          doeleinden

De op de verbeelding voor “bescherming stedenbouwkundige karakteristieken” aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de karakteristieke woningen en wegen.

 

  18.2          bouwen

 18.2.1     Hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een schuine kap waarvan de hellingshoek ten minste 30º en ten hoogste 70º bedraagt.
 
 18.2.2     Indien aanbouwen en bijgebouwen worden afgedekt met een schuine kap, dient de hellings­hoek van deze kap ten minste 30º en ten hoogste 70º te bedragen.
 

  18.3          materiaalgebruik van zichtbare gevels en geveldelen alsmede van daken en erf-afscheidingen

 18.3.1     Gevels of gedeelten van gevels van hoofdgebouwen alsmede van aanbouwen en bijgebouwen voor zover deze een vloeroppervlak hebben van meer dan , die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, mogen niet anders dan in verweerbare materialen zoals baksteen, pleisterwerk, hout en natuursteen worden uitgevoerd.
 
 18.3.2     De schuine daken van hoofdgebouwen alsmede van aanbouwen of bijgebouwen voor zover deze een vloeroppervlak hebben van meer dan , moeten worden afgedekt met gegolfde gebakken pannen of met leien.
 

  18.4          ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de leden 18.1 en 18.2 voor zover en indien daardoor de stedenbouwkundige karakteristieken niet worden aangetast.

 

  18.5          nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de toepassing van materialen als bedoeld in lid 18.3.1, hun structuren, textuur en hun kleuren, teneinde gevels of geveldelen meer in overeenstemming te brengen met de stedenbouwkundige karakteristieken.

 

  18.6          aanlegvergunning

 18.6.1     Het is verboden binnen de gronden ter bescherming van de stedenbouwkundige karakteristieken zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders of in afwijking van de bij zodanige vergunning gegeven voorwaarden de volgende andere-werken uit te voeren:
a        het bestraten of herstraten van de gronden met de bestemming verblijfsgebied of verkeersgebied, in de zin van herprofilering en/of wijziging van bestratingsmateriaal, het aanbrengen, wegnemen of veranderen van stoepen, stoepranden, stoeppalen of waterpompen daaronder begrepen;
b        het bestraten en verharden van de gronden met de bestemming Groen.
 
 18.6.2     De verbodsbepaling van lid 18.6.1 geldt niet voor normale onderhoudswerkzaamheden noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen, alsmede werken en/of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of nog te verlenen vergunning; hieronder wordt mede verstaan:
a        het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
b        het onderhoud en herstel van oeverbeschoeiingen;
c        het onderhoud van bestaand houtgewas door snoeien en verwijderen van dood hout;
d        werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de waarden van de stedenbouwkundige karakteristieken.
 
 18.6.3     Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 18.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk, mede gelet op de te hanteren materialen, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige karakteristieken en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
 18.6.4     Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 18.6.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke cultuurhistorische aantasting van de stedenbouwkundige karakteristieken.
 

  18.7          sloopvergunning

 18.7.1     Het is verboden binnen de gronden ter bescherming van de stedenbouwkundige karakteristieken zonder of in afwijking van een sloopvergunning van burgemeester en wethouders of in afwijking van de bij zodanige vergunning gegeven voorwaarden gebouwen of delen van gebouwen te slopen anders dan ter uitvoering van een bouw­plan waarvoor bouwvergunning is verleend of ter vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is.
 
 18.7.2     Een sloopvergunning als bedoeld in lid 18.7.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de sloopwerkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan binnen de gronden ter bescherming van de stedenbouwkundige karakteristieken en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
 18.7.3     Een sloopvergunning als bedoeld in lid 18.7.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke cultuurhistorische aantasting van de stedenbouwkundige karakteristieken.






  4       algemene bepalingen

artikel 19              algemene gebruiksbepaling

Terug naar inhoudsopgave

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan:

a        een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b        een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c        een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
d        een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
e        een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.




artikel 20              algemene ontheffingen

Terug naar inhoudsopgave

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in het plan voor:

a        het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
b        het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
c        het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d        het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:

1         tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:

a        de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;

b        de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;

c        de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;

d        de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming "verkeersgebied";

2         andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.





artikel 21              bestaande afmetingen, afstanden en percentages

Terug naar inhoudsopgave

  21.1          In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

  21.2          In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.





artikel 22              meerdere bestemmingen

Terug naar inhoudsopgave

Daar waar op de verbeelding aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, gelden de regels bij die bestemmingen naast elkaar, tenzij in deze regels anders is bepaald.





artikel 23              anti- dubbeltelbepaling

Terug naar inhoudsopgave

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.





artikel 24              percentageregeling

Terug naar inhoudsopgave

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.





artikel 25              ondergronds bouwen

Terug naar inhoudsopgave

  25.1          Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.

 

  25.2          Het bepaalde in lid 25.1 is niet van toepassing op gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven bestemmingen “leidingen”. Op die gronden is ondergronds bouwen niet toegestaan.

 

  25.3          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 26.2, voor ondergronds bouwen in overeenstemming met lid 25.1.

 

  25.4          Een ontheffing als bedoeld in lid 26.3 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de leidingbeheerder.





artikel 26              uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

Terug naar inhoudsopgave

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a        de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
b        de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c        de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
d        de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e        de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f          de ruimte tussen bouwwerken;
g        erf- en terreinafscheidingen.




artikel 27              aantal woningen

Terug naar inhoudsopgave

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat:

a        Op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan reeds is gebouwd;
b        Op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kan worden gebouwd op basis van een reeds verleende bouwvergunning.






  5       overgangs- en slotbepalingen

Terug naar inhoudsopgave

artikel 28              overgangsbepaling voor bouwwerken

  28.1          Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a          gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b          na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of      veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee           jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 

  28.2          Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde als bedoeld in lid 28.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

 

  28.3          Het bepaalde als bedoeld in lid 28. 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.





artikel 29              overgangsbepaling voor gebruik

Terug naar inhoudsopgave

  29.1          Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

  29.2          Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in lid 29.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

  29.3          Indien het gebruik, als bedoeld in lid 29.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

  29.4          Het bepaalde als bedoeld in lid 29.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.





artikel 30              procedurebepaling

Terug naar inhoudsopgave

  30.1          Een besluit tot het verlenen van ontheffing of het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken aan burgemeester en wethouders.





artikel 31              titel

Terug naar inhoudsopgave

Het plan kan worden aangehaald als “bestemmingsplan Sanderbout” van de gemeente Sittard-Geleen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, juni 2009

Croonen Adviseurs b.v.






bijlage 1     STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN