Terug naar inhoudsopgave
artikel
1
begripsbepalingen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
het plan
het “bestemmingsplan Sanderbout” van de gemeente Sittard-Geleen, vervat in de verbeelding
en bijbehorende verklaring met tekeningnummer TEK01-SITZ0039-03A en deze regels
en bijbehorende bijlage(n);
1.2
aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig
verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke)
bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning
in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een
meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een
gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie
behoudt;
1.3
aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen
van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch,
(para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of
kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een
woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval
van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van
een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie
behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;
1.4
aanlegvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel
3.3 van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;
1.5
afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een
ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de
huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.6
ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of
werkzaamheid;
1.7
bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van
gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in
procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak
respectievelijk bouwvlak;
1.8
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op
het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren
en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten,
aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.9
bestemmingsgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn,
die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;
1.10
bestemmingsvlak
een op de verbeelding door
bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde
bestemming;
1.11
bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat
door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel staand hoofdgebouw;
1.12
bouwen
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een standplaats;
1.13
bouwgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn,
die de grens aanduidt van een bouwvlak;
1.14
bouwlaag
een boven het peil gelegen en
doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van
de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.15
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop
ingevolge deze regels één hoofdgebouw met bijbehorende bijgebouwen en
bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan;
1.16
bouwvlak
een op de verbeelding door bouwgrenzen
omsloten vlak, waarmee gronden zijn
aangegeven waarop ingevolge deze regels bepaalde bouwwerken zijn
toegestaan;
1.17
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van
hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de
grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18
bovenwoning
een woning, die zich geheel of nagenoeg
geheel bevindt boven de begane grond verdieping van een gebouw;
1.19
bedrijfsvloeroppervlak
de inpandige en overdekte ruimte die
wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf;
1.20
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen
aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
1.21
dienstverlenend bedrijf/zakelijke
dienstverlening
een kantoor of een bedrijf met een
publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse
bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen,
zoals een voorlichtings-, advies-,
reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;
1.22
dienstwoning/bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op
een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het
huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van
de grond, noodzakelijk moet worden geacht;
1.23
eengezinswoning
een complex van ruimten dat blijkens
zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.24
erf
een al of niet omheind stuk grond, in
ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste
van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander
gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is
toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het
andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;
1.25
erker
een uitbreiding van het hoofdgebouw op
de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming
overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw;
1.26
gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
1.27
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door
zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als
belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.28
huishouden
de bewoning van een woning door:
-
een persoon;
-
meerdere personen in de vorm van een
samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;
1.29
horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van
dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren
van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een
wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van
logies;
1.30
kantoor
een ruimte of een complex van ruimten
welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
1.31
kwetsbaar object
een (beperkt) kwetsbaar object,
zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
1.32
maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen, bestemd voor medische en
verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare
dienstverlenende instellingen;
1.33
mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die
hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige
basis en buiten organisatorisch verband;
1.34
meergezinswoning
een gebouw dat dient voor de
huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten.
1.35
nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel
3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;
1.36
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt
afgedekt door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m
boven het peil is gelegen;
1.37
ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van
ondergeschikt belang
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van
het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen,
vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;
1.38
ondergronds
beneden het peil;
1.39
ontheffing
een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging
van het ontwerpplan;
1.40
peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein
ter plaatse van het bouwperceel;
1.41
prostitutiebedrijf
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden
van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals
een bordeel of escortservice;
1.42
seks- en/of pornobedrijf
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden
van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard
dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop,
seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.43
staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel
uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.44
verharden van wegen
het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van
bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.45
verkoopvloeroppervlak
het totale vloeroppervlak van een winkel, dat voor het winkelend
publiek toegankelijk is;
1.46
voorste bouwgrens
de naar het verkeers- of
verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;
1.47
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging
van het ontwerpplan;
1.48
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van
één huishouden;
In deze regels wordt mede verstaan onder:
1.49
gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.50
uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Terug naar inhoudsopgave
Bij de toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
2.1
afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse
grens
tussen de zijdelingse grens van het
bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst
is;
2.2
goothoogte van een bouwwerk
van het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de
druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel;
2.3
bouwhoogte van een bouwwerk
van het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met dien
verstande dat voor wat betreft gebouwen daarbij niet worden meegerekend de
ondergeschikte bouwdelen;
2.4
inhoud van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken
en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken (zulks met
inbegrip van erkers en dakkapellen) en boven het peil;
2.5
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken
en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en op het peil, zulks met
inbegrip van erkers;
2.6
horizontale diepte van een bouwwerk
tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk,
gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de
harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;
2.7
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van
het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
Terug naar inhoudsopgave
artikel 3
wonen
3.1
doeleinden
3.1.1 De
op de verbeelding voor "wonen (W)" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
wonen;
b
een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis
gebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding “aan huis gebonden
beroep/bedrijf” op de verbeelding;
alsmede
voor:
c
erven;
d
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
e
nutsvoorzieningen;
met bijbehorende:
f
hoofdgebouwen;
g
bijgebouwen;
h
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de
verbeelding aangegeven bouwvlakken worden
gebouwd;
b
de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend
in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
c
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag
ten hoogste bedragen:
1
eengezinswoningen:
- op
de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
- op
de volgende bouwlagen 12,5 m;
2
meergezinswoningen:
- op
de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
- op
de volgende bouwlagen 15 m;
met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de
achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;
d
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van
bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen
buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken,
tot een oppervlakte van maximaal 70
m2, met dien verstande dat het oppervlak aan
vrijstaande bijgebouwen maximaal 50
m2 mag bedragen;
e
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 2 m
achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
f
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van hoofdgebouwen zie
verbeelding zie verbeelding;
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
-
van vrijstaande bijgebouwen
3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van erfafscheidingen
in of
achter de
voorste bouwgrens - 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen
zijnde - 3 m.
3.3
bijzonder gebruiksregel
3.3.1 Onder
verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening
wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen als zelfstandige
woning en/of als afhankelijke woonruimte.
3.3.2 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
3.3.1. voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke
woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het
oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 3.2
onder d t/m f genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.3.3 Ter
plaatse van de aanduiding “aan huis gebonden beroep/bedrijf” op de verbeelding
is de vestiging van een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden
bedrijf toegestaan, mits
a
de uitoefening van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in de woning plaatsvindt;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis
gebonden beroep/bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het
beroep/bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en
een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.4
ontheffing
3.4.1 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
3.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.4.2 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
3.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande
dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.4.3 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2
onder f voor de realisatie van erfafscheidingen voor
de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
artikel
4
wonen-woonwagens
Terug naar inhoudsopgave
4.1
doeleinden
4.1.1 De
op de verbeelding voor "wonen-woonwagens
(W-W)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen in woonwagens en/of chalets met
bijbehorende voorzieningen en groenvoorzieningen;
alsmede
voor:
b
erven;
c
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
d
nutsvoorzieningen;
met bijbehorende:
e
gebouwen;
f
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven
doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
per bouwvlak mag maximaal één standplaats
aanwezig zijn, met dien verstande dat per standplaats maximaal één woonwagen/chalet
aanwezig mag zijn;
c
het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet
meer bedragen dan 90%;
d
de hoogte van een woonwagen/chalet mag niet meer
bedragen dan 4 m;
e
de afstand van een woonwagen/chalet tot de grens
van het bouwvlak mag niet minder bedragen dan 1,5 m;
f
op iedere standplaats mogen bijgebouwen ten
behoeve van sanitaire doeleinden en bergingsdoeleinden (verzorgingsunits)
worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte hiervan per
standplaats niet meer mag bedragen dan 25 m² en de bouwhoogte
niet meer dan 3,50 meter;
g
de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer
bedragen dan 5 m,
behoudens erfafscheidingen, waarvan de hoogte
maximaal 2 m
mag bedragen.
h
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op
de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden
gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
hoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
4.3
bijzonder gebruiksregel
4.3.1 Onder
verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening
wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als
zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
4.3.2 Onder
verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening
wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van de woonwagen en bijgebouwen
voor een aan huis gebonden beroep, mits hiervoor ontheffing is verleend.
4.4
ontheffing
4.4.1 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
4.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een
woonwagen/chalet of een tot deze woonwagen/chalet behorend bijgebouw;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
4.4.2 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2
onder d van de maximale bouwhoogte tot een maximale bouwhoogte van 7 meter indien:
-
de landschappelijke en stedenbouwkundige waarden
niet onevenredig worden aangetast;
-
de afwijkende bouwhoogte past binnen de in de
omgeving van de locatie gehanteerde bouwhoogte.
artikel 5
wonen
en detailhandel
Terug naar inhoudsopgave
5.1
doeleinden
5.1.1 De
op de verbeelding voor "wonen en detailhandel (WD)" aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
op de begane grond en de verdieping(en):
a
wonen;
uitsluitend op de begane grond:
b
detailhandel;
alsmede voor:
c
erven en tuinen;
d
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
e
nutsvoorzieningen;
f
parkeervoorzieningen;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
hoofdgebouwen;
i
bijgebouwen;
j
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 5.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen binnen de op de verbeelding
aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
c
de voorgevel van gebouwen mag uitsluitend in de
voorste bouwgrens worden gebouwd;
d
de horizontale diepte van het gebouw mag ten hoogste
bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag de volledige
diepte van het bouwvlak,
2
op de volgende bouwlagen 15 m.
e
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van hoofdgebouwen zie verbeelding zie verbeelding;
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
- van
vrijstaande bijgebouwen 3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
- van
erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens - 1 m;
- van
erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens - 2 m;
- van
overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde - 3 m.
f
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op
de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden
gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
5.3
bijzonder gebruiksregel
5.3.1 Onder
verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening
wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als
zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
5.3.2 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
5.3.1. voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke
woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het
oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 5.2
onder e genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c de
belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet
onevenredig worden geschaad.
5.4
ontheffing
5.4.1 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
5.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden
tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van
het woon- en leefklimaat in de omgeving.
5.4.2 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
5.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
5.4.3 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1.1
onder b voor de uitbreiding van detailhandel op de verdieping, mits:
a
is aangetoond dat de uitbreiding ten behoeve van
een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
b
is aangetoond dat er geen
uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
c
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
5.4.4 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2
onder e voor de realisatie van erfafscheidingen voor
de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
artikel
6
tuinen
Terug naar inhoudsopgave
6.1
doeleinden
6.1.1 De
op de verbeelding voor "tuinen (T)" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
tuin;
alsmede
voor:
b
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
c
nutsvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
met
bijbehorende:
e
gebouwen
f
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
6.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan:
a
ten dienste van de in lid 6.1.1 omschreven
doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
1
uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn
toegestaan;
2
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
ten hoogste mag bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de
voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen
in of
achter de
voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m;
b
ten dienste van de in artikel 6.1.1 omschreven
doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers,
entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:
1
de overschrijding niet meer bedraagt dan
1,5 m;
2
de hoogte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
betreffende gebouw + 0,25 m;
3
de breedte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel
van het gebouw.
6.3
ontheffing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen
van het bepaalde in lid 6.2 onder a voor de realisatie van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
artikel
7
gemengde
voorzieningen
Terug naar inhoudsopgave
7.1
doeleinden
7.1.1 De
op de verbeelding voor "gemengde voorzieningen (Gv)"
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
op de begane
grond en de verdieping(en):
a
wonen;
uitsluitend op de begane grond:
b
bestaande detailhandel, uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding “detailhandel toegestaan” op de verbeelding;
c
bestaande horeca, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding “horeca toegestaan” op de verbeelding;
d
zakelijke dienstverlening;
e
maatschappelijke voorzieningen;
alsmede
voor:
f
erven en tuinen;
g
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
h
parkeervoorzieningen;
i
nutsvoorzieningen;
j
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
k
hoofdgebouwen;
l
bijgebouwen;
m bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
7.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 7.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming
van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen binnen de op de verbeelding
aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b
de voorgevel van gebouwen mag uitsluitend in de
voorste bouwgrens worden gebouwd;
c
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten
hoogste bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande
dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel
minimaal 5 m
bedraagt;
d
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van
bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen
buiten de op de verbeelding aangegeven
bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien
verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag
bedragen;
e
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op
de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
f
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 2 m
achter de vooste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
g
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van hoofdgebouwen zie verbeelding zie verbeelding;
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
- van
vrijstaande bijgebouwen 3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
- van
erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens - 1 m;
- van
erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens - 2 m;
- van
overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde - 3 m.
7.3
bijzonder gebruiksregel
7.3.1 Onder
verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening
wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als
zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
7.3.2 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
7.3.1. voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke
woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het
oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 7.2
onder d, f en g genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
7.4
ontheffing
7.4.1 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
7.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
7.4.2 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
7.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
- in
een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
- op
de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
- op
de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande
dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
7.4.3 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.1.1
onder b voor de uitbreiding van detailhandel op de verdieping, mits:
a
is aangetoond dat de uitbreiding ten behoeve van
een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
b
is aangetoond dat er geen
uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
c
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
7.4.4 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2
onder g voor de realisatie van erfafscheidingen voor
de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
artikel 8
maatschappelijke
voorzieningen
Terug naar inhoudsopgave
8.1
doeleinden
8.1.1 De
op de verbeelding voor "maatschappelijke voorzieningen (M)"
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
instellingen en voorzieningen op medisch,
sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van
sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en
verzorgingstehuizen;
b
ondergeschikte horeca en detailhandel ten
dienste van de onder a genoemde doeleinden;
alsmede
voor:
c
erven;
d
nutsvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
gebouwen;
i
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 8.1.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de
verbeelding aangegeven bouwvlakken worden
gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de
op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk
bebouwingspercentage;
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen 2 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op
de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden
gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
hoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
artikel 9
bedrijven
Terug
naar inhoudsopgave
9.1
doeleinden
9.1.1 De
op de verbeelding voor "bedrijven (B)" aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
bedrijven in de milieucategorieën
1 en 2 als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten;
b
bestaande (inpandige)dienstwoningen, behorende
bij het ter plaatse gevestigde bedrijf;
alsmede voor:
c
erven;
d
nutsvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
gebouwen;
i
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.1.2 Ten
aanzien van de in lid 9.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a
seks- en/of pornobedrijven en/of
prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
b
detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet
toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel als genoemd in de staat van
bedrijfsactiviteiten en/of ter plaatse van de desbetreffende aanduiding op de
verbeelding;
c
verkooppunten voor motorbrandstoffen met lpg-verkoop zijn niet toegestaan;
d
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn niet toegestaan;
e
het aantal bedrijven per bestemmingsvlak mag
niet meer bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging
van het ontwerp van het plan bestaande aantal.
9.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 9.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de
verbeelding aangegeven bouwvlakken worden
gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de
op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk
bebouwingspercentage;
c
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op
de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden
gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
d
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen
in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3
m.
e
bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden
gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijfswoning toegestaan’ op de verbeelding.
f
per bouwperceel is één bedrijfswoning vrijstaand
dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende
voorwaarden:
1
Bij een vrijstaande woning zijn de volgende
bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de woning mag niet meer bedragen
dan 650 m³.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De (nok)hoogte niet meer dan bedragen 10 m.
2
Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen
bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan 650 m3.
-
De goot- en (nok)hoogte zoals toegestaan voor
bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
9.3.1 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.1.1
voor de vestiging van een bedrijf uit de milieucategorie 3 als vermeld in de
staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat
naar aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijkgesteld kan
worden aan een bedrijf behorende tot milieucategorie 1 of 2, mits:
a
de aard en de activiteiten van het bedrijf geen
afbreuk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
9.3.2 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.2
onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor
de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
9.3.3 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
9.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie
primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden
tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van
het woon- en leefklimaat in de omgeving
9.4
bijzonder gebruiksregel
Onder verboden gebruik
als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tevens
verstaan het gebruik van (gedeelten) van de gebouwen voor een aan huis gebonden
beroep of een aan huis gebonden bedrijf.
artikel 10
groen
Terug naar inhoudsopgave
10.1
doeleinden
10.1.1 De
op de verbeelding voor "groen (G)" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
een park, plantsoenen, groenstroken en overige
aanplanten,
alsmede
voor:
b
voet- en fietspaden;
c
speelvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
geluidwerende voorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
inritten;
h
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
met
bijbehorende:
i
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
10.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten
hoogste 6 m
bedragen;
c
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2
m bedragen.
artikel 11
sport- en speelvoorzieningen
Terug
naar inhoudsopgave
11.1
doeleinden
11.1.1 De
op de verbeelding voor "sport- en speelvoorzieningen (S)" aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
binnen- en buitensportbeoefening;
alsmede voor:
b
ondergeschikte horeca en detailhandel ten
dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c
speelvoorzieningen;
d
groenvoorzieningen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding
f
parkeervoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
voorzieningen ten behoeve van de
telecommunicatie;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
gebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 11.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de
verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen
bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte respectievelijk
bouwhoogte;
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen 2
m;
-
speelvoorzieningen 6 m;
-
lichtmasten 9 m;
-
masten t.b.v. de telecommunicatie
20 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op
de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden
gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
artikel 12
recreatieve
voorzieningen
Terug naar inhoudsopgave
12.1
doeleinden
12.1.1 De
op de verbeelding voor "recreatieve voorzieningen (R)" aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
recreatieve voorzieningen overeenkomstig de
subbestemming:
Rb: een bioscoop;
alsmede
voor:
b
erven en tuinen;
c
nutsvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
e
groenvoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
gebouwen;
i
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.1.2 De
in lid 12.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en
bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn
aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.
12.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 12.1.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de
verbeelding aangegeven bouwvlakken worden
gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de
op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk
bebouwingspercentage;
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen 2
m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op
de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden
gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
hoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
artikel 13
verblijfsgebied
Terug naar inhoudsopgave
13.1
doeleinden
13.1.1 De
op de verbeelding voor "verblijfsgebied (Vb)"
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wegen, voet- en fietspaden;
b
pleinen;
c
parkeerterreinen en andere openbare ruimten;
met
zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en
nabijgelegen bestemmingen,
alsmede voor:
d
speelvoorzieningen;
e
groenvoorzieningen;
f
kunstuitingen;
g
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
h
nutsvoorzieningen;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 13.1.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien
verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
hoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen:
-
van verlichting 6
m;
-
van speelvoorzieningen 6
m;
-
van kunstuitingen 12 m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
artikel 14
verkeersgebied
Terug
naar inhoudsopgave
14.1
doeleinden
14.1.1 De
op de verbeelding voor "verkeersgebied (V)" aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van
doorgaand en overig verkeer;
alsmede voor:
b
parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
c
groenvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
nutsvoorzieningen;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 14.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen dat:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien
verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen:
-
van verlichting 6
m;
-
van voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10 m;
-
van kunstuitingen 12 m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
artikel 15
spoorgebied
Terug naar inhoudsopgave
15.1
doeleinden
15.1.1 De
op de verbeelding voor "spoorgebied (SP)" aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
spoorwegen met de daarbij behorende gronden en
voorzieningen;
b
spoorwegovergangen ten behoeve van overig
verkeer;
c
ongelijkvloerse kruisingen ten behoeve van
wegen, straten en water;
alsmede voor:
d
parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
e
groenvoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
nutsvoorzieningen;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
i
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 15.1.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen dat:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien
verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
hoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen:
-
van verlichting 7
m;
-
van voorzieningen voor de spoorgeleiding zoals
draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen,
bakens en andere spoorverkeersvoorzieningen 15
m;
-
voor het onderbrengen van voorzieningen van
de elektrotechnische systemen 7
m;
-
van geluidsschermen 4
m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
artikel 16
nutsvoorzieningen
Terug
naar inhoudsopgave
16.1
doeleinden
16.1.1 De
op de verbeelding voor "nutsvoorzieningen (NV)" aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
openbare nutsvoorzieningen;
alsmede voor:
b
groenvoorzieningen en verhardingen;
c
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
d
gebouwen;
e
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 17.1.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de
verbeelding aangegeven bouwvlakken worden
gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten
hoogste 4 m
bedragen;
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen voor:
-
erfafscheidingen 2 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
Terug
naar inhoudsopgave
artikel 17
veiligheidszone lpg-installatie
17.1
doeleinden
17.1.1 De
op de verbeelding voor "veiligheidszone ten behoeve van de lpg-installatie" aangewezen gronden zijn mede bestemd
voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van
het vulpunt van de lpg-installatie.
17.1.2 In
afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn op de op de verbeelding voor
“veiligheidszone ten behoeve van de lpg-installatie”
aangewezen gronden nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan.
17.2
wijziging
a
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan
te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de op de verbeelding opgenomen
“veiligheidszone lpg-installatie”, mits het gebruik
van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een lpg-installatie
definitief is beëindigd.
b
Indien toepassing wordt gegeven aan de in sub a bedoelde
wijzigingsbevoegdheid, dient de procedure te worden gevolgd als omschreven in
afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
artikel 18
bescherming stedebouwkundige karakteristieken
Terug
naar inhoudsopgave
De op de verbeelding voor
“bescherming stedenbouwkundige karakteristieken” aangewezen gronden zijn mede
bestemd voor de bescherming van de karakteristieke woningen en wegen.
18.2
bouwen
18.2.1 Hoofdgebouwen
dienen te worden afgedekt met een schuine kap waarvan de hellingshoek ten
minste 30º en ten hoogste 70º bedraagt.
18.2.2 Indien
aanbouwen en bijgebouwen worden afgedekt met een schuine kap, dient de hellingshoek
van deze kap ten minste 30º en ten hoogste 70º te bedragen.
18.3
materiaalgebruik van zichtbare gevels en
geveldelen alsmede van daken en erf-afscheidingen
18.3.1 Gevels
of gedeelten van gevels van hoofdgebouwen alsmede van aanbouwen en bijgebouwen
voor zover deze een vloeroppervlak hebben van meer dan 6 m²,
die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, mogen niet anders dan in
verweerbare materialen zoals baksteen, pleisterwerk, hout en natuursteen worden
uitgevoerd.
18.3.2 De
schuine daken van hoofdgebouwen alsmede van aanbouwen of bijgebouwen voor zover
deze een vloeroppervlak hebben van meer dan 6 m²,
moeten worden afgedekt met gegolfde gebakken pannen of met leien.
18.4
ontheffing
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de leden
18.1 en 18.2 voor zover en indien daardoor de stedenbouwkundige
karakteristieken niet worden aangetast.
18.5
nadere eisen
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de toepassing van materialen als
bedoeld in lid 18.3.1, hun structuren, textuur en hun kleuren, teneinde gevels
of geveldelen meer in overeenstemming te brengen met de stedenbouwkundige
karakteristieken.
18.6
aanlegvergunning
18.6.1 Het
is verboden binnen de gronden ter bescherming van de stedenbouwkundige
karakteristieken zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van
burgemeester en wethouders of in afwijking van de bij zodanige vergunning
gegeven voorwaarden de volgende andere-werken uit te
voeren:
a
het bestraten of herstraten
van de gronden met de bestemming verblijfsgebied of verkeersgebied, in de zin
van herprofilering en/of wijziging van bestratingsmateriaal,
het aanbrengen, wegnemen of veranderen van stoepen, stoepranden, stoeppalen of
waterpompen daaronder begrepen;
b
het bestraten en verharden van de gronden met de
bestemming Groen.
18.6.2 De
verbodsbepaling van lid 18.6.1 geldt niet voor normale onderhoudswerkzaamheden
noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die op het
tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit
plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen, alsmede werken en/of
werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of
nog te verlenen vergunning; hieronder wordt mede verstaan:
a
het normaal onderhoud, beheer en gebruik
overeenkomstig de bestemming;
b
het onderhoud en herstel van oeverbeschoeiingen;
c
het onderhoud van bestaand houtgewas door
snoeien en verwijderen van dood hout;
d
werken en/of werkzaamheden, die strekken ter
behoud of het herstel van de waarden van de stedenbouwkundige karakteristieken.
18.6.3 Een
aanlegvergunning als bedoeld in lid 18.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd,
indien door de uitvoering van het ander-werk, mede
gelet op de te hanteren materialen, dan wel door de daarvan hetzij direct
hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de stedenbouwkundige karakteristieken en hieraan door het stellen
van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
18.6.4 Een
aanlegvergunning als bedoeld in lid 18.6.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester
en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de monumentencommissie
omtrent de mogelijke cultuurhistorische aantasting van de stedenbouwkundige
karakteristieken.
18.7
sloopvergunning
18.7.1 Het
is verboden binnen de gronden ter bescherming van de stedenbouwkundige
karakteristieken zonder of in afwijking van een sloopvergunning van
burgemeester en wethouders of in afwijking van de bij zodanige vergunning
gegeven voorwaarden gebouwen of delen van gebouwen te slopen anders dan ter
uitvoering van een bouwplan waarvoor bouwvergunning is verleend of ter
vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is.
18.7.2 Een
sloopvergunning als bedoeld in lid 18.7.1 mag alleen en moet worden geweigerd,
indien door de uitvoering van de sloopwerkzaamheden, dan wel door de daarvan
hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan binnen de gronden ter bescherming van de
stedenbouwkundige karakteristieken en hieraan door het stellen van voorwaarden
niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
18.7.3 Een
sloopvergunning als bedoeld in lid 18.7.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester
en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de monumentencommissie
omtrent de mogelijke cultuurhistorische aantasting van de stedenbouwkundige
karakteristieken.
Terug naar inhoudsopgave
Onder verboden gebruik als
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval
verstaan:
a
een gebruik van gronden als stort- en/of
opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik
voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b
een gebruik van gronden als stallings-
en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een
zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en
onderhoud;
c
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer;
d
een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel,
met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of
krachtens deze regels;
e
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf,
met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of
krachtens deze regels.
Terug naar inhoudsopgave
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in het plan voor:
a
het afwijken van de voorgeschreven goothoogte,
hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een
voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de
bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels
voorgeschreven afmetingen en afstanden;
b
het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen
en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en
voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het
terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten,
mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet
meer dan 2,5 m
bedraagt;
c
het afwijken van bouwgrenzen en overige
aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een
oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van
hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d
het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen door:
1
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers,
entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen
ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
a
de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
b
de hoogte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
betreffende gebouw + 0,25 m;
c
de breedte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel
van het gebouw;
d
de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal
2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming
"verkeersgebied";
2
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen,
mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
Terug naar inhoudsopgave
21.1
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud,
horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige op de
verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het
bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan
wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven
respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte,
inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan
als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
21.2
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming
met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt
dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt
dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Terug naar inhoudsopgave
Daar waar op de verbeelding aan gronden meerdere bestemmingen
zijn gegeven, gelden de regels bij die bestemmingen naast elkaar, tenzij in
deze regels anders is bepaald.
Terug naar inhoudsopgave
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan
van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Terug naar inhoudsopgave
Een op de
verbeelding of in de regels aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het
bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen
en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak
volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
Terug
naar inhoudsopgave
25.1
Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering,
de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het
bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds
bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken
niet meer dan 5 m
mag bedragen.
25.2
Het bepaalde in lid 25.1 is niet van toepassing op gronden gelegen
binnen de op de verbeelding aangegeven bestemmingen “leidingen”. Op die gronden
is ondergronds bouwen niet toegestaan.
25.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 26.2, voor ondergronds bouwen in overeenstemming met lid 25.1.
25.4
Een ontheffing als bedoeld in lid 26.3 wordt niet verleend dan nadat
burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de
leidingbeheerder.
Terug naar inhoudsopgave
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van
onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in
artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien
van de volgende onderwerpen:
a
de richtlijnen voor het verlenen van
vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
b
de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c
de bereikbaarheid van gebouwen voor het
wegverkeer;
d
de bereikbaarheid van gebouwen voor
gehandicapten;
e
de parkeergelegenheid en laad- en
losmogelijkheden;
f
de ruimte tussen bouwwerken;
g
erf- en terreinafscheidingen.
Terug naar inhoudsopgave
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat:
a
Op het tijdstip van terinzagelegging
van het ontwerp van het plan reeds is gebouwd;
b
Op het tijdstip van terinzagelegging
van het ontwerp van het plan kan worden gebouwd op basis van een reeds
verleende bouwvergunning.
Terug naar inhoudsopgave
a
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b
na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
28.2
Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde als bedoeld
in lid 28.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
het bepaalde onder a met maximaal 10%.
28.3
Het
bepaalde als bedoeld in lid 28. 1 is niet van toepassing op bouwwerken die
weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,
daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Terug naar inhoudsopgave
29.1
Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
29.2
Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in lid
29.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind.
29.3
Indien
het gebruik, als bedoeld in lid 29.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
29.4
Het bepaalde als bedoeld in lid 29.1 is niet
van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Terug naar inhoudsopgave
30.1
Een besluit tot het verlenen van ontheffing of het stellen van nadere
eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de
gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te
maken aan burgemeester en wethouders.
Terug naar inhoudsopgave
Het plan kan worden aangehaald als
“bestemmingsplan Sanderbout” van de gemeente Sittard-Geleen.
Rosmalen, juni 2009
Croonen Adviseurs b.v.