INHOUD
regels
1 inleidende regels 1
artikel 1 begrippen 1
artikel 2 wijze van meten 5
2 bestemmingsregels 7
artikel 3 agrarisch 7
artikel 4 bedrijf 8
artikel 5 bedrijf – nutsvoorziening 11
artikel 6 centrum 12
artikel 7 diensverlening 16
artikel 8 gemengd 18
artikel 9 groen 21
artikel 10 horeca 22
artikel 11 maatschappelijk 24
artikel 12 recreatie – volkstuin 25
artikel 13 sport 26
artikel 14 tuin 27
artikel 15 verkeer 28
artikel 16 verkeer - garage 29
artikel 17 wonen 30
artikel 18 wonen - woonwagenstandplaats 34
artikel 19 waarde – archeologie 1 36
artikel 20 waarde – archeologie 2 39
artikel 21 waarde – archeologie 3 42
artikel 22 waarde – monumentale bomen 45
artikel 23 Waterstaat – Beschermingszone primair water 47
3 algemene regels 49
artikel 24 anti-dubbeltelregel 49
artikel 25 algemene bouwregels 49
artikel 26 algemene gebruiksregels 50
artikel 27 algemene aanduidingsregels 50
artikel 28 algemene afwijkingsregels 50
artikel 29 overige regels 50
4 overgangs- en
slotregels 53
artikel 30 Overgangsrecht bouwwerken 53
artikel 31 Slotregel 54
bijlagen
Bijlage 1: Staat van horeca-activiteiten
Bijlage 2: Staat van bedrijfsactiviteiten
verbeelding
verbeelding met verklaring tekeningnummer:
TEK04-SIT00033-02A
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
het plan
het ‘bestemmingsplan Sittard-Oost’ van de gemeente
Sittard-Geleen;
1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.1883.SittardOost-VA01 met de bijbehorende regels en
bijlagen.
1.3
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4
aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten
en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van
handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een
bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of
bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend,
waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.5
aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch,
lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te
stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning
of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of
bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend,
waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder
begrepen;
1.6
afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met
de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van
mantelzorg gehuisvest is;
1.7
ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
1.8
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9
bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan
wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in
procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak
respectievelijk bouwvlak;
1.10
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig
voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden
beroepen daaronder niet begrepen;
1.11
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13
bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of
afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand
hoofdgebouw;
1.14
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
standplaats.
1.15
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16
bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een
gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren
of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.17
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
zijn toegelaten.
1.19
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20
bovenwoning
een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de
begane grond verdieping van een gebouw;
1.21
bedrijfsvloeroppervlak
de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met
de uitoefening van een bedrijf;
1.22
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling
ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze
goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
1.23
gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel
of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24
dienstverlenend bedrijf/dienstverlening
een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat
in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten
aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-,
reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;
1.25
dienstwoning/bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk
slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon
wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet
worden geacht;
1.26
eengezinswoning
een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting
bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.27
erf
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct
behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht
direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de
regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel
behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst,
zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;
1.28
erker
een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen
afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de
bestemming van het hoofdgebouw;
1.29
gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel
of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30
graft
taludvormig hoogteverschil van minimaal 0,75 meter in
maaiveldhoogte met een hellingpercentage van meer dan 25% tussen de voet en de
kruin van het talud met een voetlengte van minimaal 10 meter;
1.31
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of
afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te
merken;
1.32
huishouden
de bewoning van een woning door:
-
een persoon;
-
meerdere personen in de vorm van een
samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;
1.33
horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor
gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische
muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen
vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;
1.34
kantoor
een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te
worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
1.35
maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende,
sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare
dienstverlenende instellingen;
1.36
mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke,
psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch
verband;
1.37
meergezinswoning
een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere
huishoudens in afzonderlijke woonruimten;
1.38
omgevingsvergunning:
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed
heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht;
1.39
omgevingsvergunning voor het afwijken:
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken
in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels
inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1
sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.40
omgevingsvergunning voor het bouwen:
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond
van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.41
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.42
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer
waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m
boven het peil is gelegen;
1.43
ondergeschikte bouwdelen
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van
het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen,
vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;
1.44
ondergronds
beneden het peil;
1.45
peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein
ter plaatse van het bouwperceel;
1.46
prostitutiebedrijf
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen
plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare
wijze, zoals
een bordeel of escortservice;
1.47
seks- en/of pornobedrijf
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden
van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard
dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een
seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.48
staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel
uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.49
staat van horeca-activiteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel
uitmakende lijst van horecabedrijven;
1.50
verharden van wegen
het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van
bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.51
voorste bouwgrens
de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;
1.52
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de
Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van ter-inzage-legging
van het ontwerpplan;
1.53
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van
één huishouden;
1.54
zakelijke dienstverlening
een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat
in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten
aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-,
reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;
In deze regels wordt mede verstaan onder:
1.55
gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.56
uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Bij de toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
2.1
afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse
grens
tussen de zijdelingse grens van
het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het
kortst is;
2.2
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde
van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van
daken en dakkapellen.
2.4
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
2.5
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein
ter plaatse van het bouwwerk.
2.6
horizontale diepte van een bouwwerk
tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk,
gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van
gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;
2.7
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van
het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
agrarisch grondgebruik;
alsmede
voor:
b
voet- en fietspaden;
c
speelvoorzieningen;
d
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
met bijbehorende:
e
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 20 tot en met 24 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden
en/of omgevingsvergunningvereisten.
3.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste 2 m
bedragen.
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, als vermeld in de staat
van bedrijfsactiviteiten;
b
verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder
lpg’;
c
bestaande (inpandige)bedrijfswoningen, behorende
bij het ter plaatse gevestigde bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijfswoning’;
d
detailhandel ter plaatse van de aanduiding
‘detailhandel’;
alsmede
voor:
e
erven;
f
nutsvoorzieningen;
g
parkeervoorzieningen;
h
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
j
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
met bijbehorende:
k
gebouwen;
l
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 20 tot en met 24 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
4.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen
dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte
niet meer bedraagt dan 15
m²;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
d
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m.
e
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden
gebouwd binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
f
Per bouwperceel is één bedrijfswoning vrijstaand
dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende
voorwaarden:
1
Bij een vrijstaande woning zijn de volgende
bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de woning mag niet meer bedragen
dan 650 m³.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte niet meer dan bedragen 10 m.
2
Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen
bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan 650 m3.
-
De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor
bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
4.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 4.2 onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de
voorste bouwgrens met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
4.4
Specifieke gebruiksregels
4.4.1
Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het
gebruik van (gedeelten) van de gebouwen voor een aan huis gebonden beroep of
een aan huis gebonden bedrijf.
4.4.2
Ten aanzien van de in lid 4.1 genoemde functies gelden
de volgende beperkingen:
a
seks- en/of pornobedrijven en/of
prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
b
detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet
toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel als genoemd in de staat van
bedrijfsactiviteiten of ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
c
verkooppunten voor motorbrandstoffen met
lpg-verkoop zijn niet toegestaan;
d
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto
Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zijn niet
toegestaan;
e
het aantal bedrijven per bestemmingsvlak mag
niet meer bedragen dan het op het tijdstip van ter-inzage-legging van het
ontwerp van het plan bestaande aantal.
4.5
Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van
een bedrijf uit milieucategorie 3 als vermeld in de staat van
bedrijfsactiviteiten, dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat naar aard
en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijkgesteld kan worden aan
een bedrijf behorende tot milieucategorie 1 of 2, mits:
a
de aard en de activiteiten van het bedrijf geen
afbreuk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
4.5.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
openbare nutsvoorzieningen;
alsmede voor:
b
groenvoorzieningen en verhardingen;
c
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
d
gebouwen;
e
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 20 tot en met 24 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
5.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten
hoogste 4 m
bedragen;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
-
erfafscheidingen
2 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
uitsluitend op de begane grond:
a
detailhandel;
b
horeca in categorie 1, 2 en 3 als vermeld in de
staat van horeca-activiteiten;
c
uitsluitend horeca in categorie 1 als vermeld in
de staat van horeca-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van
categorie 1’;
d
horeca in categorie 4 als vermeld in de staat
van horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van
categorie 4’;
e
zakelijke dienstverlening;
f
maatschappelijke voorzieningen;
g
persoonlijke dienstverlening en verzorging,
zoals een kappersbedrijf, pedicuur- en/of schoonheidsinstituut;
h
een supermarkt ter plaatse van de aanduiding
‘supermarkt’;
op de begane grond en de verdieping:
i
wonen;
alsmede voor:
j
erven;
k
terrassen;
l
nutsvoorzieningen;
m parkeervoorzieningen;
n
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
o
groenvoorzieningen;
p
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
q
gebouwen;
r
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 20 tot en met 24 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
6.2
Bouwregels
Bouwen
is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt
maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’
aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
6.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 6.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste
bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
6.4
Specifieke gebruiksregels
6.4.1
Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het
gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als
afhankelijke woonruimte.
6.4.2
Ten aanzien van de in lid 6.1 genoemde functies
gelden de volgende beperkingen:
a
het aantal horecavestigingen binnen de
gezamenlijke bouwvlakken mag niet meer bedragen dan het op het tijdstip van
ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan bestaande aantal;
b
na beëindiging van een van de in lid 6.1
genoemde functies is ter plaatse uitsluitend een nieuwe horecavestiging
toegestaan indien;
1
de beëindigde functie betrekking heeft op een
horecavestiging;
2
de horeca-activiteiten behoren tot categorie 1
als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
6.5
Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
6.5.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
6.5.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a t/m e voor de
uitbreiding van deze voorzieningen op de verdieping, mits:
a
het aantal voorzieningen niet wordt vergroot;
b
is aangetoond dat de uitbreiding wegens een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c
is aangetoond dat er geen
uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
d
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt
op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
6.5.4
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 voor het gebruik van
een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het
oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 6.2
onder a en b genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
6.5.5
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 6.1 en lid 6.4.2 sub b onder 2 voor:
a
de vestiging van horecabedrijven in een hogere
categorie dan toegestaan;
b
horeca-activiteiten die niet zijn vermeld in de
staat van horeca-activiteiten, mits:
1
de horeca-activiteiten voor wat betreft de aard
en omvang van de milieuhinder die zij veroorzaken, gelijk gesteld kunnen worden
aan horeca-activiteiten behorende tot categorie 1, 2 en 3 als vermeld in de
staat van horeca-activiteiten;
2
de horeca-activiteiten niet leiden tot een
onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
7.1
Bestemmingsomschrijving
De
‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
dienstverlenende bedrijven, kantoren en
instellingen op financieel, juridisch of (ontwerp)-technisch gebied dan wel op
het gebied van communicatie, informatie en adviezen;
b
bestaande (inpandige) dienstwoningen, behorende
bij het ter plaatse gevestigde zakelijke dienstverlening, ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijfswoning’;
alsmede
voor:
c
erven en tuinen;
d
nutsvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
hoofdgebouwen;
i
bijgebouwen;
j
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden
en bouwmogelijkheden die in artikel 20 tot en met 24 voor de betrokken
bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
7.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
hoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
7.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder c voor de realisatie
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
op de begane grond en de verdieping(en):
a
wonen;
uitsluitend
op de begane grond:
b
detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘detailhandel’;
c
bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijf’;
alsmede voor:
d
erven en tuinen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
parkeervoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
i
hoofdgebouwen;
j
bijgebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden
en bouwmogelijkheden die in artikel 20 tot en met 24 voor de betrokken
bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
8.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 8.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen binnen bouwvlakken worden
gebouwd;
b
de voorgevel van gebouwen mag uitsluitend in de
voorste bouwgrens worden gebouwd;
c
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag
ten hoogste bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande dat de afstand van de
achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;
d
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van
bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen
buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van
maximaal 70 m2,
met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag
bedragen;
e
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
f
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 2 m
achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
g
de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
h
de goot- en/of bouwhoogte van overige gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
-
van vrijstaande bijgebouwen
3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens - 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens - 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde - 3 m.
8.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 8.2 onder h voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste
bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
8.4
Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
8.4.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
8.4.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1 onder b voor de uitbreiding
van detailhandel op de verdieping, mits:
a
is aangetoond dat de uitbreiding ten behoeve van
een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
b
is aangetoond dat er geen
uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
c
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een park, plantsoenen, groenstroken en overige
aanplanten;
alsmede
voor:
b
voet- en fietspaden;
c
speelvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
geluidwerende voorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
inritten;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
i
het behoud van de cultuurhistorische en
landschappelijke waarden in de vorm van een graft ter plaatse van de aanduiding
“cultuurhistorische waarden”;
met
bijbehorende:
j
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 20 tot en met 24 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
9.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten
hoogste 6 m
bedragen;
c
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2
m bedragen.
9.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische
waarden”:
a
het geheel of gedeeltelijk verwijderen van
graften.
9.3.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
lid 9.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering
van de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij
indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
de cultuurhistorische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
9.3.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.3.1
wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies
hebben ingewonnen van een onafhankelijke terzake deskundige.
9.3.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
lid 9.3.1 is niet vereist voor:
a
werken en werkzaamheden, behorende bij het
normale onderhoud, gebruik en beheer;
b
werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden
uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde
vergunning.
10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
horeca zoals aangeduid ter plaatse van de
aanduiding:
1
‘horeca van categorie 1’: fastservicesector
(lichte horeca), als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
2
‘horeca van categorie 3’: restaurantsector
(lichte horeca), als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
3
‘horeca van categorie 4’: drankensector
(middelzware horeca), als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
alsmede
voor:
b
terrassen;
c
erven;
d
nutsvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
hoofdgebouwen;
i
bijgebouwen;
j
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 20 tot en met 24 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
10.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
10.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
het bepaalde in lid 10.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor
de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
10.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van
het bepaalde in lid 10.1 voor:
a
de vestiging van horecabedrijven in een lagere
categorie dan aangegeven;
b
horeca-activiteiten die niet zijn vermeld in de
staat van horeca-activiteiten, mits:
1
de horeca-activiteiten voor wat betreft de aard
en omvang van de milieuhinder die zij veroorzaken, gelijk gesteld kunnen worden
aan horeca-activiteiten behorende tot categorie I of II als vermeld in de staat
van horeca-activiteiten;
2
de horeca-activiteiten niet leiden tot een
onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
11.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel,
educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of
openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en verzorgingstehuizen;
b
ondergeschikte horeca en detailhandel ten
dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c
een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding
‘begraafplaats’:
alsmede
voor:
d
erven;
e
nutsvoorzieningen;
f
parkeervoorzieningen;
g
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
i
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
j
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’;
met bijbehorende:
k
gebouwen;
l
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 20 tot en met 24 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
11.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen 2 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
12.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Volkstuin’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
de teelt van
voedings- en/of siergewassen op kleine schaal en daarmee samenhangend gebruik van de grond.
alsmede
voor:
b
groenvoorzieningen;
c
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
met
bijbehorende:
d
gebouwen;
e
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens
bestemd voor de doeleinden en bouw-
mogelijkheden
die in artikel 20 tot en met 24 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven,
inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten
12.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 12.1 omschreven
doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen in de vorm van tuinhuisjes en bergingen
zijn toegestaan waarbij de oppervlakte niet meer dan 10 m²
en de bouwhoogte niet meer dan 3
m mag bedragen;
b
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste 2 m
bedragen.
13.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
binnen- en buitensportbeoefening;
alsmede voor:
b
ondergeschikte horeca en detailhandel ten
dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c
speelvoorzieningen;
d
groenvoorzieningen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
parkeervoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
voorzieningen ten behoeve van de
telecommunicatie;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
gebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 20 tot en met 24 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven,
inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of
omgevingsvergunningvereisten.
13.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 13.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte
(m)’ is aangegeven;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen
2 m;
-
speelvoorzieningen 6 m;
-
lichtmasten 9 m;
-
masten t.b.v. de telecommunicatie
20 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
14.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
tuin;
alsmede voor:
b
water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
c
nutsvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
met bijbehorende:
e
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 20 tot en met 24 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven,
inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of
omgevingsvergunningvereisten.
14.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan:
a
ten dienste van de in lid 14.1 omschreven
doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
1
uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn
toegestaan;
2
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, ten hoogste mag bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3 m;
b
ten dienste van de in artikel 14.1 omschreven
doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen,
veranda’s en afdaken, mits:
1
de overschrijding niet meer bedraagt dan
1,5 m;
2
de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
betreffende gebouw + 0,25 m;
3
de breedte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel
van het gebouw.
14.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2
onder a voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met
een bouwhoogte van maximaal 2 m.
15.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van
doorgaand en overig verkeer;
alsmede voor:
b
parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
c
groenvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
nutsvoorzieningen;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
h
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’;
met bijbehorende:
i
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 20 tot en met 24 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven,
inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of
omgevingsvergunningvereisten.
15.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 15.1 omschreven doeleinden en met inachtneming
van de volgende bepalingen dat:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien
verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van verlichting 6
m;
-
van voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10 m;
-
van kunstuitingen 12 m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
16.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Garage’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
stalling van auto’s en (motor)voertuigen;
alsmede voor:
b
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
c
gebouwen;
d
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 20 tot en met 24 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
16.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 16.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten
hoogste 3 m
bedragen;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste 2 m
bedragen.
17.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis gebonden
bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’;
c
een bedrijf in milieucategorie 1 en 2 als
vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijf’;
alsmede
voor:
d
erven;
e
een plantenkas ter plaatse van de aanduiding
‘kas’;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
h
het behoud van monumentale waarden ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’;
i
het behoud van de cultuurhistorische en
landschappelijke waarden in de vorm van een graft ter plaatse van de aanduiding
“cultuurhistorische waarden”;
met bijbehorende:
j
hoofdgebouwen;
k
bijgebouwen;
l
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 20 tot en met 24 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
17.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 18.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de
bouwvlakken worden gebouwd;
b
nieuwbouw van hoofdgebouwen is niet toegestaan,
met uitzondering van vervangende nieuwbouw en nieuwbouw ter plaatse van de
aanduiding “specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw”, waarbij het aantal nieuw te
bouwen woningen per aanduiding maximaal 1 bedraagt;
c
de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend
in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
d
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag
ten hoogste bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande dat de afstand van de achterste grens van
het bouwvlak voor hoofdgebouwen ten opzichte van de achterste perceelsgrens als
gevolg van wijziging van de perceelsgrenzen niet minder mag gaan bedragen dan 5 meter;
e
ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’
dient een onderdoorgang te worden behouden;
f
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van
bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen
buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien
verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag
bedragen;
g
ter plaatse van de aanduiding ‘kas’ mag een
plantenkas worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 1.100 m2;
h
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 2 m
achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
i
de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
j
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
-
van vrijstaande bijgebouwen
3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de
voorste bouwgrens - 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen
zijnde - 3 m.
17.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 18.2 onder j voor de realisatie van erfafscheidingen voor de
voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
17.4
Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Onder
verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen
als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
17.4.2 Ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’ is de vestiging van een aan huis
gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toegestaan, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in de woning plaatsvindt;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep/bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het
beroep/bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en
een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
17.5
Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 17.4.1 voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als
afhankelijke woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het
oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 17.2
onder f, h en j genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
17.5.2 Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 17.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep,
mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd
een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden
beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
17.5.3 Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 17.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf,
mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat
de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
17.6
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.6.1 Het
is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van
de aanduiding “cultuurhistorische waarden”:
a
het geheel of gedeeltelijk verwijderen van
graften.
17.6.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
lid 17.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering
van de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij
indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
de cultuurhistorische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
17.6.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid
17.6.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een
advies hebben ingewonnen van een onafhankelijke terzake deskundige.
17.6.4 Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.6.1 is niet vereist voor:
a
werken en werkzaamheden, behorende bij het
normale onderhoud, gebruik en beheer;
b
werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden
uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde
vergunning.
17.7
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke ordening het plan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –
wijzigingsgebied’ te wijzigen in die zin dat nieuwe woningen kunnen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
a
aangesloten wordt op de bebouwingskarakteristiek
van de omgeving (open, halfopen en gesloten);
b
de bebouwing georiënteerd dient te worden op ‘Achter de Hoven’;
c
de bebouwingsregeling aansluit op de
bebouwingsregeling in dit artikel (bestemming ‘Wonen’), met dien verstande dat
de afstand van de achterste grens van het bouwvlak voor hoofdgebouwen ten
opzichte van de achterperceelsgrens als gevolg van de wijziging van de
perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m;
d
de woningbouw past binnen het beleid zoals dat
geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan;
e
door middel van een bodemonderzoek aangetoond
wordt dat geen sprake is van bodemverontreiniging, dan wel dat na bodemsanering
de grond voldoet aan de toekomstige functie;
f
door middel van archeologisch onderzoek
aangetoond wordt dat geen sprake is van aantasting van eventueel aanwezige
archeologische waarden.
18.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen –
Woonwagenstandplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen in woonwagens en/of chalets met
bijbehorende voorzieningen en groenvoorzieningen;
alsmede voor:
b
erven;
c
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
met bijbehorende:
d
gebouwen;
e
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 19 tot en met 23 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven,
inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of
omgevingsvergunningvereisten.
18.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 18.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
per bouwvlak mag maximaal één standplaats
aanwezig zijn, met dien verstande dat per standplaats maximaal één
woonwagen/chalet aanwezig mag zijn;
c
het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet
meer bedragen dan 90%;
d
de bouwhoogte van een woonwagen/chalet mag niet
meer bedragen dan 4 m;
e
de afstand van een woonwagen/chalet tot de grens
van het bouwvlak mag niet minder bedragen dan 1,5 m;
f
op iedere standplaats mogen bijgebouwen ten
behoeve van sanitaire doeleinden en bergingsdoeleinden (verzorgingsunits)
worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte hiervan per
standplaats niet meer mag bedragen dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m;
g
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet
meer bedragen dan 5 m,
behoudens erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen.
18.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2 onder d van de maximale
bouwhoogte tot een maximale bouwhoogte van 7 meter indien:
a
de landschappelijke en stedenbouwkundige waarden
niet onevenredig worden aangetast;
b
de afwijkende bouwhoogte past binnen de in de
omgeving van de locatie gehanteerde bouwhoogte.
18.4
Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Onder
verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande)
bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
18.5
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een
woonwagen/chalet of een tot deze woonwagen/chalet behorend bijgebouw;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
19.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde –
Archeologie 1’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen,
mede bestemd voor:
a
doeleinden ter bescherming van de archeologische
waarden.
Deze bestemming is
primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
19.2
Bouwregels
a
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch
onderzoek noodzakelijk zijn.
b
Op de in lid 20.1 genoemde gronden mogen geen
bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen
worden gebouwd, met uitzondering van:
1
vervanging, vernieuwing of verandering van
bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil
niet wordt uitgebreid;
2
een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper
dan 30 cm
en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
3
een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste
50 m².
19.3
Afwijken van de bouwregels
a
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2 sub b, met in acht
neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
b
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a
wordt verleend, indien:
1
op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad;
2
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond
dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
c
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a
wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
1
het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2
het doen van opgravingen of;
3
het laten begeleiden van de bodemverstorende
activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
19.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Het
is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie
1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a
grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden
gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en
ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b
het verlagen van het waterpeil;
c
het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben
worden verwijderd;
d
het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur.
19.4.2 Het verbod als bedoeld in lid 19.4.1 is niet
van toepassing indien:
a
mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad;
b
mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig
zijn;
c
de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 50 m² of smaller zijn
dan 1,5 m;
d
er reeds een verleende omgevingsvergunning of
ontgrondingvergunning is verleend;
e
de werken reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van in werking treden van het plan;
f
de werken behoren tot het normale onderhoud en
beheer van de gronden;
g
de werken ten dienste van archeologisch
onderzoek worden uitgevoerd.
19.4.3 Voor zover mede op basis van archeologisch
onderzoek bepaald is dat de in lid 19.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan
wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen
leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de
omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende
voorwaarden worden verbonden:
a
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b
de verplichting tot het doen van opgravingen of;
c
de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende
activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
19.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het
plan te wijzigen door:
a
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1'
geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch
onderzoek is aangetoond dat:
1
op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn;
2
wel aanwezige archeologische waarden in
voldoende mate zijn veilig gesteld.
b
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' toe
te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit
archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming,
gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
20.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde –
Archeologie 2’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen,
mede bestemd voor:
a
doeleinden ter bescherming van de archeologische
waarden.
Deze bestemming is
primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
20.2
Bouwregels
a
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch
onderzoek noodzakelijk zijn.
b
Op de in lid 20.1 genoemde gronden mogen geen
bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen
worden gebouwd, met uitzondering van:
1
vervanging, vernieuwing of verandering van
bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil
niet wordt uitgebreid;
2
een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper
dan 30 cm
en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
3
een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste
100 m².
20.3
Afwijken van de bouwregels
a
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2 sub b, met in acht
neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
b
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a
wordt verleend, indien:
1
op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden
geschaad;
2
op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig
zijn;
c
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a
wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
1
het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2
het doen van opgravingen of;
3
het laten begeleiden van de bodemverstorende
activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
20.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Het
is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie
2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a
grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden
gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en
ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b
het verlagen van het waterpeil;
c
het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben
worden verwijderd;
d
het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur.
20.4.2 Het verbod als bedoeld in lid 20.4.1 is niet
van toepassing indien:
a
mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad;
b
mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig
zijn;
c
de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 100 m² of smaller
zijn dan 1,5 m;
d
er reeds een verleende omgevingsvergunning of
ontgrondingvergunning is verleend;
e
de werken reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van in werking treden van het plan;
f
de werken behoren tot het normale onderhoud en
beheer van de gronden;
g
de werken ten dienste van archeologisch
onderzoek worden uitgevoerd.
20.4.3 Voor zover mede op basis van archeologisch
onderzoek bepaald is dat de in lid 20.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan
wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen
leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning
worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden
worden verbonden:
a
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b
de verplichting tot het doen van opgravingen of;
c
de verplichting de uitvoering van de
bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het
terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd
gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
20.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door:
a
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2'
geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch
onderzoek is aangetoond dat:
1
op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn;
2
wel aanwezige archeologische waarden in
voldoende mate zijn veilig gesteld.
b
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' toe
te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit
archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming,
gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
21.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde –
Archeologie 3’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen,
mede bestemd voor:
a
doeleinden ter bescherming van de archeologische
waarden.
Deze bestemming is
primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
21.2
Bouwregels
a
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch
onderzoek noodzakelijk zijn.
b
Op de in lid 21.1 genoemde gronden mogen geen
bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen
worden gebouwd, met uitzondering van:
1
vervanging, vernieuwing of verandering van
bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil
niet wordt uitgebreid;
2
een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper
dan 30 cm
en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
3
een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste
500 m².
21.3
Afwijken van de bouwregels
a
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.2 sub b, met in acht
neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
b
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a
wordt verleend, indien:
1
op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad;
2
op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig
zijn;
c
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a
wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
1
het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2
het doen van opgravingen of;
3
het laten begeleiden van de bodemverstorende
activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
21.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Het
is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie
3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a
grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden
gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en
ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b
het verlagen van het waterpeil;
c
het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben
worden verwijderd;
d
het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur.
21.4.2 Het verbod als bedoeld in lid 21.4.1 is niet
van toepassing indien:
a
mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad;
b
mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig
zijn;
c
de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 500 m² of smaller
zijn dan 1,5 m;
d
er reeds een verleende omgevingsvergunning of
ontgrondingvergunning is verleend;
e
de werken reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van in werking treden van het plan;
f
de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer
van de gronden;
g
de werken ten dienste van archeologisch
onderzoek worden uitgevoerd.
21.4.3 Voor zover mede op basis van archeologisch
onderzoek bepaald is dat de in lid 21.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel
de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden
tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning
worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden
worden verbonden:
a
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b
de verplichting tot het doen van opgravingen of;
c
de verplichting de uitvoering van de
bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het
terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd
gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
21.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door:
a
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'
geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch
onderzoek is aangetoond dat:
1
op de betrokken locatie geen archeologische waarden
(meer) aanwezig zijn;
2
wel aanwezige archeologische waarden in
voldoende mate zijn veilig gesteld.
b
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' toe
te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit
archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming,
gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
22.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde –
Monumentale bomen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a
de bescherming van monumentale bomen.
Deze bestemming is
primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
22.2
Bouwregels
a
Een op grond van de andere daar voorkomende
bestemming(en) toelaatbaar nieuw gebouw, of de uitbreiding van een bestaand
gebouw, mag niet worden gebouwd.
b
Een op grond van de andere daar voorkomende
bestemming(en) toelaatbaar nieuw bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de
uitbreiding van een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet worden
gebouwd.
22.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a
het bepaalde in lid 22.2 onder a, met in acht neming
van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, in die zin dat een op
grond van de andere daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar nieuw gebouw,
of de uitbreiding van een bestaand gebouw mag worden gebouwd;
b
het bepaalde in lid 22.2 onder b, met in acht
neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, in die zin dat een
op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar nieuw
bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk, geen
gebouw zijnde, mag worden gebouwd;
mits hierdoor de conditie,
levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende
monumentale boom niet wordt aangetast.
22.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in
strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
a
het bevestigen van voorwerpen aan of in de
betreffende monumentale boom;
b
het plaatsen van schaftketen, toiletten,
betonmolens of andere voertuigen, machines of bouwsels in de directe nabijheid
van de betreffende monumentale boom.
22.5
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.4, in
die zin dat het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig deze regels
wordt toegestaan, mits deze werken geen ernstige gevolgen hebben voor de
conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de
betreffende monumentale boom.
22.6
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.6.1 Het
is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Monumentale
boom' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a
het ophogen en afgraven van gronden;
b
het verlagen van het waterpeil;
c
het verhogen van het grondwaterpeil;
d
het aanbrengen van verhardingen;
e
het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur.
22.6.2 Het verbod als bedoeld in lid 23.6.1 is niet
van toepassing indien:
a
de werken reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van in werking treden van het plan;
b
de werken behoren tot het normale onderhoud en
beheer van de gronden.
22.6.3 De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden
verleend, indien geen onevenredige aantasting van de betreffende monumentale
boom plaatsvindt, in die zin dat door de werken of werkzaamheden de conditie,
levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende
monumentale boom niet negatief worden beïnvloed.
22.7
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen, in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde – Monumentale
bomen' wordt verwijderd, indien:
a
de bescherming van de betreffende monumentale
boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom is verplaatst dan wel niet meer
aanwezig is;
b
de levensverwachting van de betreffende boom
door ziekte of door ouderdom minder dan 10 jaar bedraagt;
c
zwaarwegende maatschappelijke belangen dit
vergen.
23.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat –
Beschermingszone primair water" aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming, beheer en
onderhoud van primaire watergangen overeenkomstig de Keur van het Waterschap
Roer en Overmaas.
23.2
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere op
deze gronden voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 23.1 genoemde gronden
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde
bestemming worden opgericht.
23.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 23.2, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de
beschermingszone, mits:
a
het belang van het primaire water niet
onevenredig wordt aangetast;
b
bebouwing mogelijk is op grond van de
onderliggende bestemming;
c
door het bevoegd gezag vooraf advies wordt
ingewonnen bij de waterbeheerder, zijnde het waterschap.
23.4
Specifieke gebruiksregels
Op de gronden binnen deze bestemming zijn de
gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas
van toepassing.
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Een op de verbeelding of in de regels
aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het
desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en
overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig
worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
25.2
bestaande afmetingen, afstanden en percentages
a
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte,
oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot
enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming
met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn
gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan
minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze
regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte,
bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of
afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
b
In die gevallen dat een bebouwingspercentage,
dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van
het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van
deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking
daarvan als maximaal toegestaan.
25.3
ondergronds bouwen
Het bepaalde in deze regels en op de
verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken,
alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op
ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse
bouwwerken niet meer dan 5 m
mag bedragen.
26.1
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
a
een gebruik van gronden als stort- en/of
opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik
voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b
een gebruik van gronden als stallings- en/of
opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-
of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de
bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c
een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen
als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit omgevingsrecht;
d
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
(detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is
toegestaan in of krachtens deze regels;
e
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf,
met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of
krachtens deze regels.
26.2
Het
aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat:
a
op het tijdstip van ter-inzage-legging van het
ontwerp van het plan reeds is gebouwd;
b
op het tijdstip van ter-inzage-legging van het
ontwerp van het plan kan worden gebouwd op basis van een reeds verleende
omgevingsvergunning voor het bouwen.
27.1
vrijwaringszone – straalpad
Ter
plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' mag de hoogte van nieuw
op te richten bouwwerken niet meer bedragen dan 20 m.
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in het plan
voor:
a
het afwijken van de voorgeschreven goothoogte,
bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een
voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de
bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels
voorgeschreven afmetingen en afstanden;
b
het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen
en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor
zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en
er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de
afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer
dan 2,5 m
bedraagt;
c
het afwijken van bouwgrenzen en overige
aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een
oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van
hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d
het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen door:
1
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers,
entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen
ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
a
de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
b
de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
betreffende gebouw + 0,25 m;
c
de breedte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel
van het gebouw;
d
de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal
2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming
‘Verkeer’;
2
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen,
mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
Daar waar aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, gelden
de regels bij die bestemmingen naast elkaar, tenzij in deze regels anders is
bepaald.
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede
lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen:
a
de richtlijnen voor het verlenen van
vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
b
de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c
de bereikbaarheid van gebouwen voor het
wegverkeer;
d
de bereikbaarheid van gebouwen voor
gehandicapten;
e
de parkeergelegenheid en laad- en
losmogelijkheden;
f
de ruimte tussen bouwwerken;
g
erf- en terreinafscheidingen.
a
Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt
van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2
na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van
het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
b
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een
ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking
naar aard en omvang wordt verkleind.
c
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels
van het bestemmingsplan ‘Sittard-Oost’.
Rosmalen, juni 2013 Vastgesteld:
26 juni 2013
Croonen Adviseurs