17.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis
gebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’;
c
een bedrijf in milieucategorie 1 en 2 als vermeld
in de staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijf’;
alsmede
voor:
d
erven;
e
een plantenkas ter plaatse van de aanduiding
‘kas’;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
h
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’;
i
het behoud van de cultuurhistorische en
landschappelijke waarden in de vorm van een graft ter
plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarden”;
met bijbehorende:
j
hoofdgebouwen;
k
bijgebouwen;
l
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 20 tot en met 24 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
17.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 18.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de
bouwvlakken worden gebouwd;
b
nieuwbouw van hoofdgebouwen is niet toegestaan, met
uitzondering van vervangende nieuwbouw en nieuwbouw ter plaatse van de
aanduiding “specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw”, waarbij het aantal nieuw te
bouwen woningen per aanduiding maximaal 1 bedraagt;
c
de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend
in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
d
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag
ten hoogste bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande dat de afstand van de achterste grens van
het bouwvlak voor hoofdgebouwen ten opzichte van de achterste perceelsgrens als
gevolg van wijziging van de perceelsgrenzen niet minder mag gaan bedragen dan 5 meter;
e
ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’
dient een onderdoorgang te worden behouden;
f
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van
bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen
buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien
verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag
bedragen;
g
ter plaatse van de aanduiding ‘kas’ mag een
plantenkas worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 1.100 m2;
h
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 2 m
achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
i
de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
j
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
-
van vrijstaande bijgebouwen
3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van erfafscheidingen
in of
achter de
voorste bouwgrens - 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen
zijnde - 3 m.
17.1
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 18.2 onder j voor de realisatie van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
17.2
Specifieke gebruiksregels
17.2.1 Onder
verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen
als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
17.2.2 Ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’ is de vestiging van een aan huis
gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toegestaan, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in de woning plaatsvindt;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep/bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het
beroep/bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en
een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
17.3
Afwijken van de gebruiksregels
17.3.1 Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 17.4.1 voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als
afhankelijke woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het
oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 17.2 onder
f, h en j genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
17.3.2 Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in lid 17.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
17.3.3 Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 17.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf,
mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat
de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
17.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Het
is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van
de aanduiding “cultuurhistorische waarden”:
a
het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften.
17.4.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
lid 17.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering
van de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij
indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
de cultuurhistorische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
17.4.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid
17.6.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een
advies hebben ingewonnen van een onafhankelijke terzake
deskundige.
17.4.4 Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.6.1 is niet vereist voor:
a
werken en werkzaamheden, behorende bij het
normale onderhoud, gebruik en beheer;
b
werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden
uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde
vergunning.
17.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke ordening het plan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’ te wijzigen in die zin dat
nieuwe woningen kunnen worden gebouwd, met dien verstande dat:
a
aangesloten wordt op de bebouwingskarakteristiek
van de omgeving (open, halfopen en gesloten);
b
de bebouwing georiënteerd dient te worden op ‘Achter de Hoven’;
c
de bebouwingsregeling aansluit op de
bebouwingsregeling in dit artikel (bestemming ‘Wonen’), met dien verstande dat
de afstand van de achterste grens van het bouwvlak voor hoofdgebouwen ten
opzichte van de achterperceelsgrens als gevolg van de
wijziging van de perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m;
d
de woningbouw past binnen het beleid zoals dat
geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan;
e
door middel van een bodemonderzoek aangetoond
wordt dat geen sprake is van bodemverontreiniging, dan wel dat na bodemsanering
de grond voldoet aan de toekomstige functie;
f
door middel van archeologisch onderzoek
aangetoond wordt dat geen sprake is van aantasting van eventueel aanwezige
archeologische waarden.