11.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
alsmede
voor:
b
erven;
c
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
d
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’;
met bijbehorende:
e
hoofdgebouwen;
f
bijgebouwen;
g
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en
bouwmogelijkheden die in artikel 13, 14 en 15 voor de betrokken bestemmingen
zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
11.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de
bouwvlakken worden gebouwd;
b
de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend
in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
c
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag
ten hoogste bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande dat de diepte van het hoofdgebouw groter
mag zijn indien het bouwvlak dat toelaat en met dien verstande dat de afstand
van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;
d
op gronden met de bouwaanduiding ‘onderdoorgang’
mag slechts bebouwing worden opgericht indien de begane grondlaag vrij blijft
van bebouwing met een doorgangsruimte van ten minste 3 m;
e
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van
bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen
buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien
verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag
bedragen;
f
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 2 m
achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
g
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
-
van vrijstaande bijgebouwen
3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van erfafscheidingen
in of
achter de
voorste bouwgrens - 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen
zijnde - 3 m.
h
bouwen ten behoeve van tot gebouwen behorende
stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen,
balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken is toegestaan mits:
1
de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
2
de hoogte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
betreffende gebouw + 0,25 m;
3
de breedte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel
van het gebouw.
11.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 11.2
onder f voor de realisatie van erfafscheidingen vóór
de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m, met in achtneming van de
bepaling dat de afwijking uitsluitend kan worden verleend indien een positief
advies van de gemeentelijke welstandscommissie is ontvangen.
11.4
Specifieke gebruiksregels
11.4.1
Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan:
a
het gebruik van hoofd- of bijgebouwen voor de
uitoefening van een prostitutiebedrijf, dan wel een seks- en/of pornobedrijf;
b
het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als
zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
11.4.2
Onder verboden gebruik wordt niet verstaan het gebruik
van gedeelten van het hoofdgebouw en bijgebouwen voor een aan huis gebonden
beroep of een aan huis gebonden bedrijf.
11.5
Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.4.1 voor het gebruik van
een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het
oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 11.2
onder d t/m f genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
11.5.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt
op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
11.5.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat
de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie A in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de
aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan
worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.