In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
het plan
het ‘bestemmingsplan Born-Buchten-Holtum’ van de gemeente
Sittard-Geleen;
1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.1883.BornBuchtenHoltum-VA02 met de bijbehorende regels en
bijlagen.
1.3
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4
aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten
en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van
handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een
bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of
bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend,
waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.5
aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch,
therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee
gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit
die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een
meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een
gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt,
een kapsalon hieronder begrepen;
1.6
afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met
de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van
mantelzorg gehuisvest is;
1.7
ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
1.8
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9
bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan
wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in
procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak
respectievelijk bouwvlak;
1.10
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig
voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden
beroepen daaronder niet begrepen;
1.11
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13
bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie
en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand
hoofdgebouw;
1.14
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
standplaats.
1.15
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16
bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een
gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren
of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.17
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
zijn toegelaten.
1.19
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20
bovenwoning
een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de
begane grond verdieping van een gebouw;
1.21
bedrijfsvloeroppervlak
de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met
de uitoefening van een bedrijf;
1.22
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling
ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze
goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
1.23
gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel
of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24
garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor
verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de
verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;
1.25
dienstverlenend bedrijf/dienstverlening
een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat
in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten
aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-,
reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;
1.26
dienstwoning/bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk
slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon
wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet
worden geacht;
1.27
eengezinswoning
een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting
bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.28
erf
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct
behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht
direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels
van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot
de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat
blijkt uit kadastrale gegevens;
1.29
erker
een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen
afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de
bestemming van het hoofdgebouw;
1.30
garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor
verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de
verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;
1.31
gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel
of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of
afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te
merken;
1.33
huishouden
de bewoning van een woning door:
-
een persoon;
-
meerdere personen in de vorm van een
samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;
1.34
horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor
gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische
muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen
vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;
1.35
kantoor
een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te
worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
1.36
maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende,
sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare
dienstverlenende instellingen;
1.37
mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het
fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband;
1.38
meergezinswoning
een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere
huishoudens in afzonderlijke woonruimten;
1.39
omgevingsvergunning:
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed
heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht;
1.40
omgevingsvergunning voor het afwijken:
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken
in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels
inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1
sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.41
omgevingsvergunning voor het bouwen:
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond
van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.42
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.43
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer
waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m
boven het peil is gelegen;
1.44
ondergeschikte bouwdelen
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van
het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen,
vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;
1.45
ondergronds
beneden het peil;
1.46
peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein
ter plaatse van het bouwperceel;
1.47
prostitutiebedrijf
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen
plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare
wijze, zoals
een bordeel of escortservice;
1.48
seks- en/of pornobedrijf
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden
van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard
dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een
seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.49
staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel
uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.50
staat van horeca-activiteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel
uitmakende lijst van horecabedrijven;
1.51
verharden van wegen
het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van
bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.52
voorste bouwgrens
de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;
1.53
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de
Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van ter-inzage-legging
van het ontwerpplan;
1.54
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van
één huishouden;
In deze regels wordt mede verstaan onder:
1.55
gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.56
uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Bij de toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
2.1
afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse
grens
tussen de zijdelingse grens van
het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het
kortst is;
2.2
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde
van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van
daken en dakkapellen.
2.4
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
2.5
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein
ter plaatse van het bouwwerk.
2.6
horizontale diepte van een bouwwerk
tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk,
gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van
gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;
2.7
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van
het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
artikel
3
agrarisch
Terug naar inhoudsopgave
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
agrarisch grondgebruik;
alsmede
voor:
b
voet- en fietspaden;
c
speelvoorzieningen;
d
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
e
verkoop van landbouwproducten ondergeschikt aan
de hoofdactiviteit;
f
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
met
bijbehorende:
g
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
3.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
d
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m.
e
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden
gebouwd binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
f
Per bouwperceel is één bedrijfswoning vrijstaand
dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende
voorwaarden:
1
Bij een vrijstaande woning zijn de volgende
bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de woning mag niet meer bedragen
dan 650 m³.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte niet meer dan bedragen 10 m.
2
Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen
bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan 650 m3.
-
De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor
bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
3.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 3.2 onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de
voorste bouwgrens met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
artikel 4
agrarisch met
waarden
Terug naar inhoudsopgave
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
agrarisch grondgebruik;
b
het behoud en/of herstel van de aldaar
voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke, natuurlijke en/of
cultuurhistorische waarden;
c
opbouw van de potentiële landschappelijke en natuurlijke
waarden;
alsmede
voor:
d
voet- en fietspaden;
e
speelvoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
met
bijbehorende:
g
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
4.2
Bouwregels
Op of
in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
4.3
Afwijken van de bouwregels
4.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor de realisatie van
bouwwerken, geen woning zijnde, ten behoeve van een agrarisch bedrijf, die ter
plaatse uit oogpunt van een doelmatig agrarisch bodemgebruik wenselijk zijn,
mits:
a
de oppervlakte aan gebouwen tezamen niet meer bedraagt
dan 100 m2
per agrarisch bedrijf;
b
de goothoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m;
c
de afstand van gebouwen tot de naar de weg
gekeerde perceelsgrens niet minder bedraagt dan 10 m, met dien verstande dat
deze afstand niet minder dan 5 m
mag bedragen indien dit in het kader van de agrarische bedrijfsvoering
noodzakelijk is, het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast en de
betreffende wegbeheerder hierover om advies is gevraagd;
d
de gebouwen met een kap worden afgedekt, waarvan
de dakhelling niet minder dan 12° en
niet meer dan 45° mag
bedragen.
e
geen onevenredige schade wordt of kan worden
toegebracht aan de aanwezige waarden.
4.3.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor de realisatie van
een eenvoudige schuil- of schaftgelegenheid voor personen, die ter plaatse
werken of werkzaamheden uitvoeren ten dienst van deze bestemming of de
bestemming ‘Bos’, mits:
a
deze onontbeerlijk is;
b
het geen caravan, woon- of stacaravan, dan wel
een aan zijn gebruik ontrokken voer- of vaartuig betreft;
c
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2;
d
de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
e
geen onevenredige schade wordt of kan worden
toegebracht aan de aanwezige waarden.
4.3.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor de realisatie van
een brandtoren voor de brandpreventie of brandbestrijding, mits:
a
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 25 m;
b
geen onevenredige schade wordt of kan worden
toegebracht aan de aanwezige waarden.
4.3.4
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor de realisatie van
een hoogzit ten behoeve van de uitoefening van de jacht, mits:
a
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.
b
geen onevenredige schade wordt of kan worden
toegebracht aan de aanwezige waarden.
4.3.5
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor de realisatie van
een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, mits:
a
de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3;
b
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
c
geen onevenredige schade wordt of kan worden
toegebracht aan de aanwezige waarden.
4.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning op de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende andere werken
uit te voeren:
a
Het aanleggen of verharden van wegen, paden of
parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg
van drainage of bemaling;
c
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit
van) oppervlaktewateren;
d
het verzetten of vergraven van grond waarbij
het maaiveld over meer dan 100 m²
per perceel of met meer dan 0,45 m
wordt gewijzigd;
e
het omzetten van grond of uitvoeren van
bodemingrepen dieper dan 0,45 m
onder maaiveld;
f
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse
transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur;
g
het aanbrengen of aanleggen van
oeverbeschoeiingen, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
h
het verwijderen of rooien of
het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas
ten gevolge kunnen hebben;
i
het aanleggen
of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand
houtgewas.
4.4.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1
mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het
ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied en hieraan door het
stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
4.4.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1
wordt niet verleend dan nadat het bevoegde gezag daarover een advies hebben
ingewonnen van een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige.
4.4.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1
is niet vereist voor:
a
andere-werken, behorende bij het normale
onderhoud, gebruik en beheer;
b
andere-werken van ondergeschikte betekenis;
c
andere-werken, welke op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
d
zover de Boswet of krachtens deze wet gestelde
bepalingen van toepassing zijn;
e
fruitbomen en bij boomgaarden behorende
windsingels;
f
het vellen of rooien bij wijze van verzorging
van de aanwezige houtopstanden;
g
het periodiek kappen van griendhout en ander
hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het bestaande
bodemgebruik;
h
andere-werken die zullen worden uitgevoerd in
een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet, en
handelingen opleveren waarvoor ingevolge deze wet een vergunning van de
Minister van Landbouw is vereist, dan wel handelingen, welke zijn voorzien in
een beheersplan als bedoeld in deze wet.
4.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en
de gronden van deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch’ ten
behoeve van het vergroten van het oppervlak van een agrarisch bouwperceel,
mits:
a
de wijziging noodzakelijk is in verband met een
vanwege bedrijfseconomische, dan wel andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse
noodzakelijke uitbreidingen op het te vergroten bestemmingsvlak gelegen
agrarische bedrijf;
b
de aanwezige waarden als gevolg van de wijziging
niet onevenredig worden aangetast;
c
het bedrijf, na uitbreiding, naar aard en omvang
geen onevenredige nadelige invloed op de bestemmingen in de omgeving heeft;
d
de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel na
wijziging niet meer bedraagt dan 1,5
ha, dan wel indien het een glastuinbouwbedrijf betreft
niet meer dan 2 ha.
artikel 5
bedrijf
Terug naar inhoudsopgave
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, als vermeld in de staat
van bedrijfsactiviteiten;
b
verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met
lpg’;
c
garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – garagebedrijf’;
d
hoveniersbedrijf en tuincentrum, uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – hoveniersbedrijf’
e
bestaande (inpandige)bedrijfswoningen, behorende
bij het ter plaatse gevestigde bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijfswoning’;
f
detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
alsmede
voor:
g
erven;
h
nutsvoorzieningen;
i
parkeervoorzieningen;
j
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
k
overige bijbehorende voorzieningen;
l
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
met bijbehorende:
m gebouwen;
n
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
5.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan 3 m.
d
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m.
g
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden
gebouwd binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
h
Per bouwperceel is één bedrijfswoning vrijstaand
dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende
voorwaarden:
1
Bij een vrijstaande woning zijn de volgende
bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de woning mag niet meer bedragen
dan 650 m³.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte niet meer dan bedragen 10 m.
2
Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen
bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan 650 m3.
-
De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor
bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
5.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 5.2 onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de
voorste bouwgrens met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
5.4
Specifieke gebruiksregels
5.4.1
Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het
gebruik van (gedeelten) van de gebouwen voor een aan huis gebonden beroep of
een aan huis gebonden bedrijf.
5.4.2
Ten aanzien van de in lid 5.1 genoemde functies
gelden de volgende beperkingen:
a
seks- en/of pornobedrijven en/of
prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
b
detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet
toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel als genoemd in de staat van
bedrijfsactiviteiten;
c
verkooppunten voor motorbrandstoffen met
lpg-verkoop zijn niet toegestaan;
d
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn niet toegestaan;
e
het aantal bedrijven per bestemmingsvlak mag
niet meer bedragen dan het op het tijdstip van ter-inzage-legging van het
ontwerp van het plan bestaande aantal.
5.5
Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor de vestiging van
een bedrijf uit milieucategorie 3 als vermeld in de staat van
bedrijfsactiviteiten, dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat naar aard
en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijkgesteld kan worden aan
een bedrijf behorende tot milieucategorie 1 of 2, mits:
a
de aard en de activiteiten van het bedrijf geen
afbreuk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
5.5.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
artikel 6
bedrijf –
nutsvoorziening
Terug naar inhoudsopgave
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
openbare nutsvoorzieningen;
alsmede voor:
b
groenvoorzieningen en verhardingen;
c
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
d
gebouwen;
e
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
6.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten
hoogste 4 m
bedragen;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
-
erfafscheidingen
2 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
artikel
7
bos
Terug naar
inhoudsopgave
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
bos en bebossing;
b
groenvoorzieningen;
alsmede voor:
c
voet- en fietspaden;
d
extensief recreatief medegebruik;
e
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f
het beheer, ontwikkeling en bescherming van de
landschappelijke en natuurlijke waarden;
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel
26 tot en met 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
7.2
Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken
worden gebouwd.
7.3
Afwijken van de bouwregels
7.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor de realisatie van
een schuur, uitsluitend ten dienste van het beheer en onderhoud van de gronden,
mits:
a
het bouwwerk ter plaatse onontbeerlijk is voor
het beheer en onderhoud van de gronden;
b
deze betrekking heeft op een beheersobject van
tenminste 50 ha;
c
deze, tenzij zulks uit een oogpunt van doelmatig
beheer onoverkomelijk mocht blijken, aansluitend aan reeds aanwezige bedrijfs-
of dienstgebouwen gebouwd worden;
d
de inhoud, vermeerderd met de inhoud van de
reeds in het betrokken beheersobject aanwezige schuren, niet meer bedraagt dan 1 m3 per ha, met
dien verstande dat bij een beheersobject van minder dan 150 ha in totaal slechts één
schuur aanwezig zal zijn;
e
de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
f
het geen aan zijn gebruik onttrokken voer- of
vaartuig betreft;
g
geen onevenredige schade wordt of kan worden
toegebracht aan de aanwezige waarden.
7.3.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor de realisatie van
een eenvoudige schuil- of schaftgelegenheid voor personen, die ter plaatse
werken of werkzaamheden uitvoeren ten dienst van deze bestemming, mits:
a
deze onontbeerlijk is;
b
het geen caravan, woon- of stacaravan, dan wel
een aan zijn gebruik ontrokken voer- of vaartuig betreft;
c
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2;
d
de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
e
geen onevenredige schade wordt of kan worden
toegebracht aan de aanwezige waarden.
7.3.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor de realisatie van
een brandtoren voor de brandpreventie of brandbestrijding, mits:
a
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 25 m;
b
geen onevenredige schade wordt of kan worden
toegebracht aan de aanwezige waarden.
7.3.4
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor de realisatie van
een hoogzit ten behoeve van de uitoefening van de jacht, mits:
a
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.
b
geen onevenredige schade wordt of kan worden
toegebracht aan de aanwezige waarden.
7.3.5
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor de realisatie van
een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, mits:
a
de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3;
b
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
c
geen onevenredige schade wordt of kan worden
toegebracht aan de aanwezige waarden.
7.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning op de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken
uit te voeren:
a
het afgraven of ophogen van gronden;
b
het aanleggen van bestratingen of andere
oppervlakteverhardingen;
c
het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen
van bomen of andere houtgewassen die ten tijde van het van kracht worden van het
plan aanwezig zijn;
d
het aanleggen en/of inrichten van dagcampings,
picknickplaatsen, alsmede van speel- en/of ligweiden.
7.4.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1
mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het
ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied en hieraan door het
stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
7.4.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1
wordt niet verleend dan nadat het bevoegde gezag daarover een advies hebben
ingewonnen van een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige.
7.4.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1
is niet vereist voor:
a
andere werken, behorende bij het normale
onderhoud, gebruik en beheer;
b
andere werken van ondergeschikte betekenis;
c
andere werken, welke op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
d
andere werken die zullen worden uitgevoerd in
een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet, en
handelingen opleveren waarvoor ingevolge deze wet een vergunning van de
Minister van Landbouw is vereist, dan wel handelingen, welke zijn voorzien in
een beheersplan als bedoeld in deze wet.
artikel 8
centrum
Terug naar inhoudsopgave
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
uitsluitend op de begane grond:
a
detailhandel, met dien verstande dat op het
perceel Markstraat 2 niet meer dan 40% van het bebouwingsoppervlak voor
detailhandel gebruikt mag worden;
b
horeca in categorie 1, 2, 3 en 4 als vermeld in
de staat van horeca-activiteiten;
c
dienstverlening;
d
een supermarkt ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’;
op de begane grond en de verdieping:
e
wonen ter plaatse van het perceel Kapelweg 10;
op de verdieping:
f
wonen;
g
dienstverlening ter plaatse van de percelen
Markt 2, 4 en 6, Kapelweg 6 en 8 en Kerkstraat 43, 43a, 39 en 41;
alsmede voor:
h
erven;
i
terrassen;
j
nutsvoorzieningen;
k
parkeervoorzieningen;
l
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
m groenvoorzieningen;
n
overige bijbehorende voorzieningen;
o
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’;
met bijbehorende:
p
gebouwen;
q
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
8.2
Bouwregels
Bouwen
is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 8.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen
bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte (m)’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
8.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in:
a
het lid 8.2 onder b van de maximale goothoogte
en bouwhoogte van gebouwen tot een maximale goothoogte en bouwhoogte van 9
respectievelijk 13 m,
indien de stedenbouwkundige waarden niet onevenredig worden aangetast;
b
lid 8.2 onder c voor de realisatie van
erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
8.4
Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van de in lid 8.1 genoemde
functies gelden de volgende beperkingen:
a
het aantal horecavestigingen binnen de
gezamenlijke op de plankaart aangegeven bouwvlakken mag niet meer bedragen dan
het op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan
bestaande aantal;
b
na beëindiging van een van de in lid 8.1
genoemde functies is ter plaatse uitsluitend een nieuwe horecavestiging
toegestaan indien;
1
de beëindigde functie betrekking heeft op een
horecavestiging;
2
de horeca-activiteiten behoren tot categorie I
als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
8.5
Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
8.5.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
8.5.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1 onder a t/m d voor de
uitbreiding van deze voorzieningen op de verdieping, mits:
a
het aantal voorzieningen niet wordt vergroot;
b
is aangetoond dat de uitbreiding wegens een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c
is aangetoond dat er geen
uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
d
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
artikel 9
Detailhandel
Terug naar inhoudsopgave
9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
detailhandel;
b
een supermarkt ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’;
c
bestaande (inpandige) dienstwoningen, behorende
bij het ter plaatse gevestigde detailhandel;
d
wonen ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
alsmede
voor:
e
erven;
f
nutsvoorzieningen;
g
parkeervoorzieningen;
h
water en voorzieningen ten behoeve de
waterhuishouding;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
hoofdgebouwen;
k
bijgebouwen;
l
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
9.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 9.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
hoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
9.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder c voor de
realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een bouwhoogte
van maximaal 2 m.
artikel 10
Dienstverlening
Terug naar inhoudsopgave
10.1
Bestemmingsomschrijving
De ‘Dienstverlening’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
dienstverlenende bedrijven, kantoren en
instellingen op financieel, juridisch of (ontwerp)-technisch gebied dan wel op
het gebied van communicatie, informatie en adviezen;
b
bestaande (inpandige) dienstwoningen, behorende
bij het ter plaatse gevestigde zakelijke dienstverlening;
c
wonen op de verdieping ter plaatse van de
aanduiding ‘wonen’;
alsmede
voor:
d
erven en tuinen;
e
nutsvoorzieningen;
f
parkeervoorzieningen;
g
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
i
hoofdgebouwen;
j
bijgebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
10.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1 omschreven
doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
hoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
10.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder c voor de
realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een bouwhoogte
van maximaal 2 m.
artikel 11
gemengd – 1
Terug naar inhoudsopgave
11.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd – 1’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
op de begane grond en de verdieping(en):
a
wonen;
uitsluitend
op de begane grond:
b
detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘detailhandel’;
c
dienstverlening;
d
maatschappelijke voorzieningen;
alsmede voor:
e
erven en tuinen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
parkeervoorzieningen;
h
nutsvoorzieningen;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
hoofdgebouwen;
k
bijgebouwen;
l
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
11.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen binnen bouwvlakken worden
gebouwd;
b
de voorgevel van gebouwen mag uitsluitend in de
voorste bouwgrens worden gebouwd;
c
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag
ten hoogste bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande dat de afstand van de
achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;
d
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van
bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen
buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van
maximaal 70 m2,
met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
e
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan 3 m.
f
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 2 m
achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
g
de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
h
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
-
van vrijstaande bijgebouwen
3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens - 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens - 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde - 3 m.
11.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 11.2 onder h voor de realisatie van erfafscheidingen voor de
voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
11.4
Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
11.4.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
11.4.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder b voor de
uitbreiding van detailhandel op de verdieping, mits:
a
is aangetoond dat de uitbreiding ten behoeve van
een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
b
is aangetoond dat er geen
uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
c
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
artikel 12
gemengd – 2
Terug naar inhoudsopgave
12.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd – 2’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
op de begane grond en de verdieping(en):
a
wonen;
uitsluitend
op de begane grond:
b
bestaande detailhandel, uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding ‘detailhandel’;
c
bestaande horeca, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘horeca’;
alsmede voor:
d
erven en tuinen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
parkeervoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
i
hoofdgebouwen;
j
bijgebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
12.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 12.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen binnen bouwvlakken worden
gebouwd;
b
de voorgevel van gebouwen mag uitsluitend in de
voorste bouwgrens worden gebouwd;
c
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag
ten hoogste bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande dat de afstand van de
achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;
d
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van
bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen
buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van
maximaal 70 m2,
met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
e
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan 3 m.
f
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 2 m
achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
g
de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
h
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
-
van vrijstaande bijgebouwen
3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens - 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens - 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde - 3 m.
12.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 12.2 onder h voor de realisatie van erfafscheidingen voor de
voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
12.4
Afwijken van de gebruiksregels
12.4.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt
op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
12.4.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
12.4.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1 onder b voor de
uitbreiding van detailhandel op de verdieping, mits:
a
is aangetoond dat de uitbreiding ten behoeve van
een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
b
is aangetoond dat er geen
uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
c
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
artikel 13
groen
Terug naar inhoudsopgave
13.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een park, plantsoenen, groenstroken en overige
aanplanten;
alsmede
voor:
b
voet- en fietspaden;
c
speelvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
geluidwerende voorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
inritten;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met
bijbehorende:
i
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
13.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 13.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten
hoogste 6 m
bedragen;
c
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2
m bedragen.
artikel 14
horeca
Terug naar inhoudsopgave
14.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
horeca zoals ter plaatse van de aanduiding:
1
‘horeca van categorie 1’: fastservicesector
(lichte horeca), als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
2
‘horeca van categorie 3’: restaurantsector
(lichte horeca), als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
3
‘horeca van categorie 4’: drankensector
(middelzware horeca), als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
b
bestaande (inpandige) dienstwoningen, behorende
bij het ter plaatse gevestigde horeca;
c
detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
alsmede
voor:
d
terrassen;
e
erven;
f
nutsvoorzieningen;
g
parkeervoorzieningen;
h
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
j
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
met bijbehorende:
k
hoofdgebouwen;
l
bijgebouwen;
m bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
14.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 14.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c
in afwijking van het bepaalde onder b mag de
bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ niet meer bedragen dan 4 m;
d
de zijgevel van gebouwen ter plaatse van de
aanduiding ‘bijgebouwen’ wordt in de zijdelingse perceelsgrens gebouwd of op
een afstand van niet minder dan 2
m daarvan;
e
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m.
f
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan 3 m.
14.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
het bepaalde in lid 14.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor
de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
14.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor:
a
de vestiging van horecabedrijven in een lagere
categorie dan aangegeven;
b
horeca-activiteiten die niet zijn vermeld in de
staat van horeca-activiteiten, mits:
1
de horeca-activiteiten voor wat betreft de aard
en omvang van de milieuhinder die zij veroorzaken, gelijk gesteld kunnen worden
aan horeca-activiteiten behorende tot categorie I of II als vermeld in de staat
van horeca-activiteiten;
2
de horeca-activiteiten niet leiden tot een
onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
artikel 15
maatschappelijk
Terug naar inhoudsopgave
15.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
instellingen en voorzieningen op medisch,
sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van
sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en
verzorgingstehuizen;
b
ondergeschikte horeca en detailhandel ten
dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c
een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’:
d
bestaande (inpandige) bedrijfswoningen,
behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf, uitsluitend ter plaatse van
de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
alsmede
voor:
e
erven;
f
nutsvoorzieningen;
g
parkeervoorzieningen;
h
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
j
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
k
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’;
met bijbehorende:
l
gebouwen;
m bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
15.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 15.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen
alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet
meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m)
en maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
b
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen 2 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
c
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan 3 m.
artikel 16
recreatie
Terug naar inhoudsopgave
16.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
recreatieve voorzieningen;
alsmede voor:
b
ondergeschikte horeca ten dienste van de onder a
genoemde doeleinden;
c
erven en tuinen;
d
nutsvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
f
groenvoorzieningen;
g
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
i
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’;
met bijbehorende:
j
gebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel
26 tot en met 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
16.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 16.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen
2 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
d
kleine gebouwen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 het aantal gebouwen mag niet meer bedragen
dan 10;
2 de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt
dan 15 m²;
3 de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
e
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
artikel 17
recreatie –
volkstuin
Terug naar inhoudsopgave
17.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Volkstuin’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
de teelt van
voedings- en/of siergewassen op kleine schaal en daarmee samenhangend gebruik van de grond.
alsmede
voor:
b
groenvoorzieningen;
c
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
met
bijbehorende:
d
gebouwen;
e
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens
bestemd voor de doeleinden en bouw-
mogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven,
inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningver-
eisten
17.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 17.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen in de vorm van tuinhuisjes en bergingen
zijn toegestaan waarbij de oppervlakte niet meer dan 10 m²
en de bouwhoogte niet meer dan 3
m mag bedragen;
b
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
mag ten hoogste 2 m
bedragen.
artikel 18
sport
Terug naar
inhoudsopgave
18.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
binnen- en buitensportbeoefening;
alsmede voor:
b
ondergeschikte horeca en detailhandel ten
dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c
speelvoorzieningen;
d
groenvoorzieningen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
parkeervoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
voorzieningen ten behoeve van de
telecommunicatie;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
gebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel
26 tot en met 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
18.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 18.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte
(m)’ is aangegeven;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen
2 m;
-
speelvoorzieningen 6 m;
-
lichtmasten 9 m;
-
masten t.b.v. de telecommunicatie
20 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
artikel 19
tuin
Terug naar
inhoudsopgave
19.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
tuin;
alsmede voor:
b
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
c
nutsvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
met bijbehorende:
e
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel
26 tot en met 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
19.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan:
a
ten dienste van de in lid 19.1 omschreven
doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
1
uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn
toegestaan;
2
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, ten hoogste mag bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3 m;
b
ten dienste van de in artikel 19.1 omschreven
doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers,
entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:
1
de overschrijding niet meer bedraagt dan
1,5 m;
2
de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
betreffende gebouw + 0,25 m;
3
de breedte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel
van het gebouw.
19.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2
onder a voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met
een bouwhoogte van maximaal 2 m.
artikel 20
verkeer
Terug naar
inhoudsopgave
20.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van
doorgaand en overig verkeer;
alsmede voor:
b
parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
c
groenvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
nutsvoorzieningen;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
h
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’;
met bijbehorende:
i
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel
26 tot en met 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
20.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 20.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen dat:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien
verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van verlichting 6
m;
-
van voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10 m;
-
van kunstuitingen 12 m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
artikel 21
verkeer –
spoorverkeer
Terug naar
inhoudsopgave
21.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer -
Spoorverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
spoorwegen met de daarbij behorende gronden en
voorzieningen;
b
spoorwegovergangen ten behoeve van overig verkeer;
c
ongelijkvloerse kruisingen ten behoeve van
wegen, straten en water;
alsmede voor:
d
parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
e
groenvoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
nutsvoorzieningen;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
i
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel
26 tot en met 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
21.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 21.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen dat:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien
verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van verlichting 7
m;
-
van voorzieningen voor de spoorgeleiding zoals
draagconstructies
voor bovenleidingen, seinpalen,
bakens
en andere spoorverkeersvoorzieningen 15 m;
-
voor het onderbrengen van voorzieningen van
de
elektrotechnische systemen 7
m;
-
van geluidsschermen 4
m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
artikel 22
water
Terug naar
inhoudsopgave
22.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
aan- en afvoer van water;
b
waterhuishouding;
c
waterberging;
alsmede
voor:
d
oevers en kaden;
e
groenvoorzieningen;
f
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
g
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen,
duikers en oeverbeschoeiingen.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouw-
mogelijkheden
die in artikel 26 tot en met 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven,
inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningveeisten
22.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 22.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste 2 m
bedragen.
artikel 23
wonen
Terug naar
inhoudsopgave
23.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis
gebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’;
c
dienstverlening ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’;
d
een bedrijf in milieucategorie 1 en 2 als
vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijf’;
e
detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
f
bestaande horeca ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
alsmede
voor:
g
erven;
h
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
i
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
j
het behoud van monumentale waarden ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’;
met bijbehorende:
k
hoofdgebouwen;
l
bijgebouwen;
m
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 26 tot en met 30 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
23.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 23.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de
bouwvlakken worden gebouwd;
b
nieuwbouw van hoofdgebouwen is niet toegestaan,
met uitzondering van vervangende nieuwbouw en nieuwbouw ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw’.
c
de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend
in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
d
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag
ten hoogste bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande dat de diepte van het hoofdgebouw groter
mag zijn indien het bouwvlak dat toelaat en met dien verstande dat de afstand
van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;
e
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van
bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen
buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien
verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
f
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 2 m
achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
g
de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
h
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
-
van vrijstaande bijgebouwen
3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de
voorste bouwgrens - 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen
zijnde - 3 m.
23.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in lid 23.2 onder g voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens
met een hoogte van maximaal 2 m.
23.4
Specifieke gebruiksregels
23.4.1
Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het
gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als
afhankelijke woonruimte.
23.4.2
Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’
is de vestiging van een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden
bedrijf toegestaan, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in de woning plaatsvindt;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep/bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het
beroep/bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en
een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
23.5
Afwijken van de gebruiksregels
23.5.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 23.4.1 voor het gebruik van
een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het
oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 23.2
onder d t/m f genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
23.5.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 23.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
23.5.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 23.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat
de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
23.6
Persoonsgebonden overgangsrecht
In afwijking van het gestelde in lid 23.1 sub a is uitsluitend
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - persoonsgebonden'
het gebruik ten behoeve van een grondverzetbedrijf en handelsonderneming,
toegestaan met dien verstande dat:
a de bevoegdheid daartoe is beperkt tot de
persoon die op het moment van inwerkingtreding van dit plan als exploitant van
het grondverzetbedrijf en de handelsonderneming staat ingeschreven in het
Handelsregister van de Kamer van Koophandel;
b het persoonsgebonden overgangsrecht niet kan
worden overgedragen aan of kan overgaan op een andere natuurlijke of
rechtspersoon;
c het persoonsgebonden overgangsrecht
uitsluitend van toepassing is op de huidige locatie;
d het persoonsgebonden overgangsrecht vervalt,
indien de activiteiten van het grondverzetbedrijf en handelsonderneming ter
plaatse gedurende meer dan een jaar is onderbroken.
artikel 24
wonen – landgoed
Terug naar inhoudsopgave
24.1
Bestemmingsomschrijving
24.1.1
De voor ‘Wonen – Landgoed’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
tuinen en park;
alsmede voor:
c
erven;
d
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
e
het behoud, ontwikkeling en herstel van de
aanwezige landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;
f
ondergeschikte nevenactiviteiten bij de
woonfunctie:
1
logies en ontbijt;
2
één vakantiewoning/gastenverblijf;
3
kunstatelier en expositieruimte;
4
paardenhouderij met opslag;
met bijbehorende:
g
hoofdgebouwen;
h
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel
26 tot en met 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
24.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 24.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de
bouwvlakken worden gebouwd;
b
nieuwbouw is niet toegestaan;
c
de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’ is aangegeven.
d
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
bouwhoogte
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m.
24.3
Afwijken van de bouwregels
24.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.2 onder d voor de realisatie
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
24.3.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.2 onder b voor de
realisatie van een uitbreiding van de bestaande bebouwing, mits:
a
de goot- en bouwhoogte niet hoger zullen worden
dan die van de bestaande bebouwing ter plaatse van de betreffende aanbouw;
b
de uitbreiding niet meer bedraagt dan 20% van de
totale inhoud van de bestaande bebouwing;
c
het stedenbouwkundige beeld van de panden niet
onevenredig wordt of kan worden aangetast.
d
Vooraf de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
om advies wordt gevraagd over de voorgenomen afwijking.
24.3.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.2 onder b voor de
realisatie van bijgebouwen, mits:
a
de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
b
de totale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer
bedraagt dan 70 m2;
c
het stedenbouwkundige beeld van de panden niet
onevenredig wordt of kan worden aangetast.
d
Vooraf de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
om advies wordt gevraagd over de voorgenomen afwijking.
24.4
Afwijken van de gebruiksregels
24.4.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
24.4.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning
behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een
meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
24.5
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning op de in lid 24.1 bedoelde gronden de volgende
andere-werken uit te voeren:
a
het afgraven of ophogen van gronden;
b
het aanleggen van bestratingen of andere
oppervlakteverhardingen;
c
het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen
van bomen of andere houtgewassen die ten tijde van het van kracht worden van
het plan aanwezig zijn;
d
het aanbrengen van beschoeiingen en aanleggen
van kaden aan de gracht ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
water – cultuurhistorisch waardevolle gracht’.
24.5.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.5.1
mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het ander werk,
dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen
blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en
natuurlijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden
niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
24.5.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.5.1
wordt niet verleend dan nadat het bevoegde gezag daarover een advies hebben
ingewonnen van een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige.
24.5.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.5.1
is niet vereist voor:
a
andere werken, behorende bij het normale
onderhoud, gebruik en beheer;
b
andere werken, welke op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
artikel 25
wonen – woonwagens
Terug naar inhoudsopgave
25.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Woonwagens’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen in woonwagens en/of chalets met
bijbehorende voorzieningen en groenvoorzieningen;
alsmede voor:
b
erven;
c
water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
met bijbehorende:
d
gebouwen;
e
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel
26 tot en met 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
25.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 25.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
per bouwvlak mag maximaal één standplaats
aanwezig zijn, met dien verstande dat per standplaats maximaal één
woonwagen/chalet aanwezig mag zijn;
c
het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet
meer bedragen dan 90%;
d
de bouwhoogte van een woonwagen/chalet mag niet
meer bedragen dan 4 m;
e
op iedere standplaats mogen bijgebouwen ten
behoeve van sanitaire doeleinden en bergingsdoeleinden (verzorgingsunits)
worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte hiervan per
standplaats niet meer mag bedragen dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m;
f
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet
meer bedragen dan 5 m,
behoudens erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen.
25.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 25.2 onder d van de maximale
bouwhoogte tot een maximale bouwhoogte van 7 meter indien:
a
de landschappelijke en stedenbouwkundige waarden
niet onevenredig worden aangetast;
b
de afwijkende bouwhoogte past binnen de in de
omgeving van de locatie gehanteerde bouwhoogte.
25.4
Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt
tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige
woning en/of als afhankelijke woonruimte.
25.5
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 25.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een
woonwagen/chalet of een tot deze woonwagen/chalet behorend bijgebouw;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
artikel 26
leiding
Terug naar inhoudsopgave
26.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen,
mede bestemd voor:
a
een ondergrondse gasleiding met een diameter van
maximaal 14 inch
en een druk van maximaal 40 bar, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding
– gas’;
b
een ondergrondse brandstofleiding met een
diameter van maximaal 8 inch
en een druk van maximaal 80 bar, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn
leiding – brandstof’;
alsmede voor:
c
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
d
gebouwen;
e
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
26.2
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in artikel 3
t/m 25 van deze regels, is bouwen uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
lid 26.1 omschreven doeleinden, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m2;
b
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal
3,5 m;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
26.3
Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan
het gebruik van de grond op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding
of aan het functioneren van de leiding afbreuk doen.
26.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning op de in lid 26.1 bedoelde gronden de volgende
andere-werken uit te voeren:
a
het vergraven, afgraven en egaliseren van
gronden dieper van 0,30 m;
b
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen,
paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
d
heien, draineren en diepwoelen.
26.4.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.4.1
mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken,
dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen
blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat
beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het
stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
26.4.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.4.1
wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft
ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.
26.4.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.4.1
is niet vereist voor:
a
andere werken, die behoren tot het normale
onderhoud en beheer;
b
andere werken, die op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.
artikel 27
waarde – archeologie 1
Terug naar
inhoudsopgave
27.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde –
Archeologie 1’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen,
mede bestemd voor:
a
doeleinden ter bescherming van de archeologische
waarden.
Deze bestemming is
primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
27.2
Bouwregels
a
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek
noodzakelijk zijn.
b
Op de in lid 27.1 genoemde gronden mogen geen
bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen
worden gebouwd, met uitzondering van:
1
vervanging, vernieuwing of verandering van
bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil
niet wordt uitgebreid;
2
een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper
dan 30 cm
en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
3
een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste
50 m².
27.3
Afwijken van de bouwregels
a
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 27.2 sub b, met in acht
neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
b
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a
wordt verleend, indien:
1
op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad;
2
op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
c
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a
wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
1
het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2
het doen van opgravingen of;
3
het laten begeleiden van de bodemverstorende
activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning
te stellen kwalificaties.
27.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1
Het is verboden op of in de gronden met de
dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren:
a
grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden
gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en
ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b
het verlagen van het waterpeil;
c
het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben
worden verwijderd;
d
het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur.
27.4.2
Het
verbod als bedoeld in lid 27.4.1 is niet van toepassing indien:
a
mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad;
b
mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig
zijn;
c
de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 50 m² of smaller zijn
dan 1,5 m;
d
er reeds een verleende omgevingsvergunning of
ontgrondingvergunning is verleend;
e
de werken reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van in werking treden van het plan;
f
de werken behoren tot het normale onderhoud en
beheer van de gronden;
g
de werken ten dienste van archeologisch
onderzoek worden uitgevoerd.
27.4.3
Voor
zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 27.4.1
genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van
deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch
materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning
de volgende voorwaarden worden verbonden:
a
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b
de verplichting tot het doen van opgravingen of;
c
de verplichting de uitvoering van de
bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het
terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd
gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
27.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door:
a
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1'
geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch
onderzoek is aangetoond dat:
1
op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn;
2
wel aanwezige archeologische waarden in
voldoende mate zijn veilig gesteld.
b
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' toe
te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit
archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming,
gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
artikel 28
waarde – archeologie 2
Terug naar
inhoudsopgave
28.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde –
Archeologie 2’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen,
mede bestemd voor:
a
doeleinden ter bescherming van de archeologische
waarden.
Deze bestemming is
primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
28.2
Bouwregels
a
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch
onderzoek noodzakelijk zijn.
b
Op de in lid 28.1 genoemde gronden mogen geen
bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen
worden gebouwd, met uitzondering van:
1
vervanging, vernieuwing of verandering van
bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil
niet wordt uitgebreid;
2
een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper
dan 30 cm
en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
3
een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste
100 m².
28.3
Afwijken van de bouwregels
a
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 28.2 sub b, met in acht
neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
b
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a
wordt verleend, indien:
1
op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad;
2
op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig
zijn;
c
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a
wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
1
het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2
het doen van opgravingen of;
3
het laten begeleiden van de bodemverstorende
activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning
te stellen kwalificaties.
28.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1
Het is verboden op of in de gronden met de
dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren:
a
grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden
gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en
ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b
het verlagen van het waterpeil;
c
het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben
worden verwijderd;
d
het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur.
28.4.2
Het
verbod als bedoeld in lid 28.4.1 is niet van toepassing indien:
a
mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad;
b
mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig
zijn;
c
de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 100 m² of smaller
zijn dan 1,5 m;
d
er reeds een verleende omgevingsvergunning of
ontgrondingvergunning is verleend;
e
de werken reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van in werking treden van het plan;
f
de werken behoren tot het normale onderhoud en
beheer van de gronden;
g
de werken ten dienste van archeologisch
onderzoek worden uitgevoerd.
28.4.3
Voor
zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 28.4.1
genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van
deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch
materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning
de volgende voorwaarden worden verbonden:
a
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b
de verplichting tot het doen van opgravingen of;
c
de verplichting de uitvoering van de
bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het
terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd
gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
28.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door:
a
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2'
geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch
onderzoek is aangetoond dat:
1
op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn;
2
wel aanwezige archeologische waarden in
voldoende mate zijn veilig gesteld.
b
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' toe
te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit
archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming,
gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
artikel 29
waarde – archeologie 3
Terug naar
inhoudsopgave
29.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde –
Archeologie 3’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen,
mede bestemd voor:
a
doeleinden ter bescherming van de archeologische
waarden.
Deze bestemming is
primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
29.2
Bouwregels
a
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch
onderzoek noodzakelijk zijn.
b
Op de in lid 29.1 genoemde gronden mogen geen
bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen
worden gebouwd, met uitzondering van:
1
vervanging, vernieuwing of verandering van
bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil
niet wordt uitgebreid;
2
een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper
dan 30 cm
en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
3
een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste
500 m².
29.3
Afwijken van de bouwregels
a
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 29.2 sub b, met in acht
neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
b
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a
wordt verleend, indien:
1
op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad;
2
op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig
zijn;
c
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a
wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
1
het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2
het doen van opgravingen of;
3
het laten begeleiden van de bodemverstorende
activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning
te stellen kwalificaties.
29.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1
Het is verboden op of in de gronden met de
dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren:
a
grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden
gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en
ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b
het verlagen van het waterpeil;
c
het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben
worden verwijderd;
d
het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur.
29.4.2
Het
verbod als bedoeld in lid 29.4.1 is niet van toepassing indien:
a
mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad;
b
mede op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig
zijn;
c
de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 500 m² of smaller
zijn dan 1,5 m;
d
er reeds een verleende omgevingsvergunning of
ontgrondingvergunning is verleend;
e
de werken reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van in werking treden van het plan;
f
de werken behoren tot het normale onderhoud en
beheer van de gronden;
g
de werken ten dienste van archeologisch
onderzoek worden uitgevoerd.
29.4.3
Voor
zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 29.4.1
genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van
deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch
materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning
de volgende voorwaarden worden verbonden:
a
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b
de verplichting tot het doen van opgravingen of;
c
de verplichting de uitvoering van de
bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het
terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd
gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
29.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door:
a
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'
geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch
onderzoek is aangetoond dat:
1
op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn;
2
wel aanwezige archeologische waarden in
voldoende mate zijn veilig gesteld.
b
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' toe
te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit
archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming,
gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
artikel 30
Waterstaat –
Beschermingszone primair water
Terug naar
inhoudsopgave
30.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat –
Beschermingszone primair water" aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming, beheer en
onderhoud van primaire watergangen overeenkomstig de Keur van het Waterschap
Roer en Overmaas.
30.2
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere op
deze gronden voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 30.1 genoemde gronden
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde
bestemming worden opgericht.
30.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 30.2, ten behoeve van het
oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone, mits:
a
het belang van het primaire water niet
onevenredig wordt aangetast;
b
bebouwing mogelijk is op grond van de
onderliggende bestemming;
c
door het bevoegd gezag vooraf advies wordt
ingewonnen bij de waterbeheerder, zijnde het waterschap.
30.4
Specifieke gebruiksregels
Op de gronden binnen deze bestemming zijn de
gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas
van toepassing.
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Een op de verbeelding of in de regels
aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het
desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.
Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd,
tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
32.2
bestaande afmetingen, afstanden en percentages
a
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte,
oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot
enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming
met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn
gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan
minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels
is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte,
oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in
afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
b
In die gevallen dat een bebouwingspercentage,
dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp
van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels
zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als
maximaal toegestaan.
32.3
ondergronds bouwen
Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding
omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken,
alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op
ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse
bouwwerken niet meer dan 5 m
mag bedragen.
33.1
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
a
een gebruik van gronden als stort- en/of
opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik
voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b
een gebruik van gronden als stallings- en/of
opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-
of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de
bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit omgevingsrecht;
d
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
(detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is
toegestaan in of krachtens deze regels;
e
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf,
met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of
krachtens deze regels.
33.2
Het
aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat:
a
op het tijdstip van ter-inzage-legging van het
ontwerp van het plan reeds is gebouwd;
b
op het tijdstip van ter-inzage-legging van het
ontwerp van het plan kan worden gebouwd op basis van een reeds verleende
omgevingsvergunning voor het bouwen.
artikel 34
algemene
aanduidingsregels
Terug naar
inhoudsopgave
34.1.1
Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone -
industrie’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming c.q. instandhouding
van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een industrieterrein als
bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
34.1.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van
deze regels, mogen ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ geen
nieuwe woningen en andere in de zin van de Wet geluidhinder gevoelige gebouwen
worden gebouwd.
34.2
veiligheidszone - leiding
34.2.1
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone -
leiding’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van het woon- en
leefmilieu in verband met de nabijheid van een brandstofleiding.
34.2.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2
zijn ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - leiding’ nieuwe kwetsbare
objecten niet toegestaan.
34.3
veiligheidszone - lpg
34.3.1
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone -
lpg’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van het woon- en
leefmilieu in verband met de nabijheid van het vulpunt van de lpg-installatie.
34.3.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2
zijn ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ nieuwe kwetsbare
objecten niet toegestaan.
34.3.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 34.3.2 ten behoeve van een
beperkt kwetsbaar object met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
een omgevingsvergunning mag uitsluitend worden
verleend voor gronden gelegen tussen de 80 en de 150 m gemeten uit het vulpunt
van de lpg-installatie;
b
een omgevingsvergunning mag uitsluitend worden
verleend indien het beperkt kwetsbaar object kan worden gerealiseerd
overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 2 van deze regels;
c
een omgevingsvergunning mag uitsluitend worden
verleend indien wordt voldaan aan de eisen als opgenomen in het Besluit externe
veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004.
34.4
vrijwaringszone – weg 0-50 m
34.4.1
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone –
weg 0-50 m’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de veiligheid
en een goede doorstroming van het verkeer.
34.4.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 is
bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg 0-50 m’ uitsluitend toegestaan ten dienste van verkeersdoeleinden
met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m2;
b
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal
3,5 m;
c
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt maximaal 10 m,
met dien verstande dat bouwwerken voor verlichting maximaal 15 m mag bedragen.
34.5
vrijwaringszone – weg 50-100 m
34.5.1
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone –
weg 50-100 m’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de
veiligheid en een goede doorstroming van het verkeer.
34.5.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 is
bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg 50-100 m’ ten dienste van de in hoofdstuk 2 omschreven
doeleinden niet toegestaan.
34.5.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 34.5.2, voor het bouwen ter
plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg 50-100 m’ in overeenstemming
met het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels.
34.5.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder 34.5.3
wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft
ingewonnen van Rijkswaterstaat Directie Limburg.
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in het plan
voor:
a
het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte,
oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven
bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de
afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven
afmetingen en afstanden;
b
het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen
en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en
voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het
terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten,
mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet
meer dan 2,5 m
bedraagt;
c
het afwijken van bouwgrenzen en overige
aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een
oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van
hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d
het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen door:
1
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers,
entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen
ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
a
de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
b
de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s
niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende
gebouw + 0,25 m;
c
de breedte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel
van het gebouw;
d
de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal
2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming ‘Verkeer’;
2
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen,
mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
36.1
Wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten
behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’, mits het
gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een lpg-installatie definitief
is beëindigd.
Daar waar aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, gelden
de regels bij die bestemmingen naast elkaar, tenzij in deze regels anders is
bepaald.
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede
lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen:
a
de richtlijnen voor het verlenen van
vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
b
de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c
de bereikbaarheid van gebouwen voor het
wegverkeer;
d
de bereikbaarheid van gebouwen voor
gehandicapten;
e
de parkeergelegenheid en laad- en
losmogelijkheden;
f
de ruimte tussen bouwwerken;
g
erf- en terreinafscheidingen.
a
Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
1
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2
na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van
het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
b
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een
ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking
naar aard en omvang wordt verkleind.
c
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels
van het bestemmingsplan ‘Born-Buchten-Holtum’.
Vastgesteld: 19 december 2012
Opnieuw vastgesteld (bestuurlijke lus): 30
januari 2014
Croonen Adviseurs