Inhoud
Artikel 8 Waarde – Archeologie
Artikel 10 Algemene bouwregels
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en
slotregels
Bijlage: Staat van horeca-activiteiten
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan ‘Molenbeek Centrum’ van de gemeente Sittard-Geleen.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.BPMolenbeekCentrum-VA01 met de bijbehorende regels en bijlage.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank.
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens.
een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies.
de bewoning van een woning door:
— een persoon;
— meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur.
een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden.
voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen.
een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een
vloer waarvan de bovenkant minder dan
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen.
beneden het peil.
de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel.
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven.
het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton.
het totale vloeroppervlak van een winkel, dat voor het winkelend publiek toegankelijk is.
de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens.
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid sub a van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan.
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
In deze regels wordt mede verstaan onder:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
van het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met dien verstande dat voor wat betreft gebouwen daarbij niet worden meegerekend de ondergeschikte bouwdelen.
van het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel.
tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken (zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen) en boven het peil.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en op het peil, zulks met inbegrip van erkers.
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a detailhandel;
b horeca in categorie I als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
c zakelijke dienstverlening;
d maatschappelijke voorzieningen;
e wonen, uitsluitend op de verdiepingen;
alsmede voor:
f terrassen;
g erven;
h nutsvoorzieningen;
i parkeervoorzieningen;
j water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
k groenvoorzieningen;
l overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
m gebouwen;
n bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 7 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
b De goot-, bouwhoogte en het bebouwingspercentage van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.
c De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
– van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
– van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
– van balustrades, balkonhekken en afscheidingen van dakterrassen 1,5 m
op de bebouwing, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
bouwaanduiding – dakterrasafscheiding’;
– van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
d Nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de oppervlakte niet meer bedraagt dan
2
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder c voor de realisatie van
erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a een park, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten,;
alsmede voor:
b voet- en fietspaden;
c speelvoorzieningen;
d water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
met bijbehorende:
e bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 7 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a Gebouwen zijn niet toegestaan.
b
De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten
hoogste
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag ten hoogste
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer;
alsmede voor:
b parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
c groenvoorzieningen;
d water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
e nutsvoorzieningen;
f overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
g kunstuitingen;
h overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 7 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a Nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de oppervlakte niet meer bedraagt dan
2
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
b de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
1
van verlichting
2
van voorzieningen voor de verkeersgeleiding
3
van kunstuitingen
4
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De voor ‘water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a aan- en afvoer van water;
b waterhuishouding;
c waterberging;
alsmede voor:
d oevers en kaden;
e groenvoorzieningen;
f overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
g bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, duikers en oeverbeschoeiingen.
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a Gebouwen zijn niet toegestaan.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste
De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a
een ondergrondse gasleiding met een diameter van
maximaal
alsmede voor:
b overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
c gebouwen;
d bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.1 In afwijking van het bepaalde in artikel 3 t/m 6 van deze regels, is bouwen op de gronden binnen deze dubbelbestemming uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1 omschreven doeleinden, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a de oppervlakte van gebouwen bedraagt
maximaal
b de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal
c de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, bedraagt maximaal
7.3.1 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1, voor het bouwen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 tot en met 6 van deze regels.
7.3.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.
7.4.1 Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van de grond op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doen.
7.5.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a het vergraven, afgraven en egaliseren van
gronden dieper van
b het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
d heien, draineren en diepwoelen.
7.5.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
7.5.3 Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.
7.5.4 Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.1 is niet vereist voor:
a andere-werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
b andere-werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
a Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
b Op de in lid 8.1 genoemde gronden mogen geen bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd, met uitzondering van:
1 vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
2 een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden
dieper dan
3 een bouwwerk met een oppervlakte tot ten
hoogste
a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2 sub b, met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
b Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a wordt verleend, indien:
1 op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
2 op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
c Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
1 het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2 het doen van opgravingen of;
3 het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
8.4.1 Het
is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a grondwerkzaamheden dieper dan
b het verlagen van het waterpeil;
c het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
d het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2
Het verbod als bedoeld in lid 8.4.1 is niet van toepassing indien:
a mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
b mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
c de werken een oppervlakte hebben tot ten
hoogte
d er reeds een verleende omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;
e de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
f de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
g de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
8.4.3
Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de
in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte
gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van
archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan
de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b de verplichting tot het doen van opgravingen of;
c de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
a de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
1 op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
2 wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
b de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
10.1 Een in de regels aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
10.2 Het
bepaalde in deze regels omtrent de situering, de horizontale diepte en de
oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op
overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande
dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:
a een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
d een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
e een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor:
a het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
b
het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen
en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking
noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen
dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking
niet meer dan
c
het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen
in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits de afwijking niet
meer dan
d het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:
1 tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
a
de overschrijding niet meer bedraagt dan
b
de hoogte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
betreffende gebouw +
c de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
d
de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal
2
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen,
mits de overschrijding niet meer bedraagt dan
13.1 De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
b de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
d de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f de ruimte tussen bouwwerken;
g erf- en terreinafscheidingen.
13.2 Indien de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte van bouwwerken en bestaande afstand, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet/Wabo tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
13.3 In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet/Wabo tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, dan wel tot stand komt door een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als ‘Regels van het bestemmingsplan Molenbeek Centrum’.
Rosmalen, 20 oktober 2011
Staat van horeca-activiteiten
categorie I: ‘Fastservicesector (lichte
horeca)’
Bedrijven met de nadruk op de verstrekking van spijzen en/of kleine maaltijden, uit te splitsen naar winkelgebonden horecabedrijven en avondgebonden horecabedrijven:
Winkelgebonden:
— lunchroom;
— ijssalon;
— snackbar;
— restauratie;
— spijsverstrekkers;
— fastfoodrestaurant;
Avondgebonden:
— snackbar;
— shoarmazaak;
— crêperie;
— restauratie;
— fastfoodrestaurant.
categorie IIA: ‘Hotelsector (lichte horeca)’
De bedrijven met de nadruk op het faciliteren van logies:
— hotelcafé;
— hotel-restaurant;
— hotel-gami;
— hotel-café-restaurant;
— pension;
— bed & breakfast.
categorie IIB: ‘Restaurantsector (lichte horeca)’
De bedrijven met de nadruk op de verstrekking van maaltijden:
— bistro;
— restaurant;
— café-restaurant;
— wegrestaurant.
categorie III: ‘Drankensector (middelzware horeca)’
De bedrijven met de nadruk op de verstrekking van (sterk-)(alcoholische) dranken:
— café/bar;
— eetcafé;
— koffiebar;
— kiosk;
— horeca bij recreatiebedrijf;
— horeca bij sportaccommodatie;
— strandbedrijf;
— ontmoetingscentrum;
— zalencentrum (vergaderen, zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
categorie IV: ‘Discotheken en partycentra (zware horeca)’
De bedrijven met de nadruk op de verstrekking van (sterk-)(alcoholische) dranken in combinatie met veelal harde muziek:
— dancing;
— discotheek;
— (nacht)club;
— partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevene-menten.