INHOUD

 

 

regels

1        Inleidende regels 1

ARTIKEL 1       BEGRIPPEN  1

artikel 2       Wijze van meten  7

2        Bestemmingsregels 9

artikel 3       Agrarisch  9

artikel 4       Bedrijf  10

artikel 5       Bedrijf - Nutsvoorziening  13

artikel 6       Groen  14

artikel 7       Horeca  15

artikel 8       Maatschappelijk  17

artikel 9       Sport  18

artikel 10     Tuin  19

artikel 11     Verkeer  20

artikel 12     Verkeer - Spoorverkeer  21

artikel 13     Wonen  22

artikel 14     Leiding  25

artikel 15     waarde – archeologie 2  27

artikel 16     waarde – archeologie 4  29

3        Algemene regels 31

artikel 17     Anti-dubbeltelregel  31

artikel 18     Algemene bouwregels  31

artikel 19     Algemene gebruiksregels  32

artikel 20     Algemene aanduidingsregels  33

artikel 21     Algemene afwijkingsregels  35

artikel 22     Algemene wijzigingsregels  35

artikel 23     uitsluiting aanvullende werking bouwverordening  36

4        Overgangs- en slotregels 37

artikel 24     Overgangsrecht  37

artikel 25     Slotregel  38

 

bijlagen

Bijlage 1: Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 2: Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3: Staat van bedrijfsactiviteiten na wijziging

 





1    Inleidende regels

      artikel 1        Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

    1.1       plan

het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Krawinkel” van de gemeente Sittard-Geleen.

    1.2       bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.BPBedrKrawinkel-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

    1.3       aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar inge-volge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

    1.4       aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

    1.5       aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

    1.6       aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;

    1.7       afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

    1.8       ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

    1.9       bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak;

 1.10       bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

 1.11       bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 1.12       bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 1.13       bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw;

 1.14       bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

 1.15       bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 1.16       bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 1.17       bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 1.18       bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 1.19       bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 1.20       bovenwoning

een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grond verdieping van een gebouw;

 1.21       bedrijfsvloeroppervlak

de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf;

 1.22       detailhandel

het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen/huren voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

 1.23       detailhandel in grove bouwmaterialen

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en de ruwe inrichting van terreinen, zoals stenen, zand, beton,(sier)bestratingsmaterialen en hout, niet zijnde bouwmaterialen zoals tegels en plafondplaten;

 1.24       detailhandel in keukens

detailhandel in keukens en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

 1.25       detailhandel in tegels

detailhandel in tegels en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

 1.26       dienstverlenend bedrijf/dienstverlening

een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;

 1.27       dienstwoning/bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;

 1.28       eengezinswoning

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;

 1.29       erf

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;

 1.30       erker

een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw;

 1.31       gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 1.32       hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

 1.33       huishouden

de bewoning van een woning door:

-        een persoon;

-        meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

 1.34       horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

 1.35       kantoor

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

 1.36       (beperkt) kwetsbaar object

een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 1.37       maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen;

 1.38       mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

 1.39       meergezinswoning

een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten.

 1.40       omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

 1.41       omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

 1.42       omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

 1.43       omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder g van de Wabo.

 1.44       omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

 1.45       onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

 1.46       ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;

 1.47       ondergeschikte detailhandel:

detailhandel in goederen die in directe relatie staan met de aard van het bedrijf, maar niet ter plaatse vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast worden in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ongeschikt is aan de bedrijfsmatige activiteiten;

 1.48       ondergeschikte productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die in directe relatie staan met de aard van het bedrijf en ter plaatse vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast worden in het productieproces (assemblage daaronder niet begrepen), waarbij de detailhandelsfunctie ongeschikt is aan de bedrijfsmatige activiteiten;

 1.49       ondergronds

beneden het peil;

 1.50       peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

 1.51       prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

 1.52       risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 1.53       seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

 1.54       staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

 1.55       verharden van wegen

het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

 1.56       voorste bouwgrens

de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;

 1.57       winkelvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak van een winkel, dat voor het winkelend publiek toegankelijk is;

 1.58       woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

In deze regels wordt mede verstaan onder:

 1.59       gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

 1.60       uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.





      artikel 2        Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

    2.1       afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

    2.2       goothoogte van een bouwwerk

van het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel;

    2.3       bouwhoogte van een bouwwerk

van het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

    2.4       inhoud van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken (zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen) en boven het peil;

    2.5       oppervlakte van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

    2.6       horizontale diepte van een bouwwerk

tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;

    2.7       verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

    2.8       bovenkant spoorstaaf

de hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf.





2   Bestemmingsregels

 
 

      artikel 3        Agrarisch

    3.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a      agrarisch grondgebruik;
 
alsmede voor:
b      voet- en fietspaden;
c      speelvoorzieningen;
d      nutsvoorzieningen;
e      water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
 
met bijbehorende:
f       bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 14, 15 en 16 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

    3.2       Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      gebouwen zijn niet toegestaan;
b      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.




      artikel 4        Bedrijf

    4.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a      bedrijven in categorie 1 en 2 van de in bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;
b      bedrijven in categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 van de in bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”;
c      (inpandige)bedrijfswoningen, behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
d      dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;
e      detailhandel in de branches:

-  auto’s, boten en caravans;

-  grove bouwmaterialen;

-  landbouwwerktuigen;

-  verhuur van transportmiddelen, machines en andere roerende goederen;

uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
f       detailhandel in tegels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – tegels’;
g      detailhandel in keukens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – keukens’;
h      ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel;
i       een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”;

 

alsmede voor:
j       erven;
k      nutsvoorzieningen;
l       parkeervoorzieningen;
m     groenvoorzieningen;
n      water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
o      overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

p      gebouwen;
q      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 14, 15 en 16 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
 

    4.2       Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b      de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c      nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1    de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2    de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
d      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van erfafscheidingen

      voor de voorste bouwgrens                   1 m;

-      van erfafscheidingen in of

      achter de voorste bouwgrens               2 m;

-      van overige bouwwerken,

      geen gebouwen zijnde                            3 m.

e      bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, onder de volgende voorwaarden:

1           Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

-      De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m³.

-      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

-      De bouwhoogte niet meer dan bedragen 10 m.

2           Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

-      De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3.

-      De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.

    4.3       Afwijken van de bouwregels

   4.3.1   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

 

    4.4       Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van de in lid 4.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:

a      seks- en/of pornobedrijven en/of prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
b      detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel en dienstverlening als genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten en/of ter plaatse van de desbetreffende aanduidingen;
c      inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan;
d      risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
e      het winkelvloeroppervlak van detailhandelsvestigingen in een andere branche dan genoemd onder 4.1 lid e mag met maximaal 20% worden vergroot;
f       de totale verkoopvloeroppervlakte aan ondergeschikte productiegebonden detailhandel mag niet meer bedragen dan 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 500 m²;
g      de totale verkoopvloeroppervlakte aan ondergeschikte detailhandel, niet zijnde productiegebonden detailhandel, mag niet meer bedragen dan 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 500 m², en de omzet als gevolg van de ondergeschikte detailhandel, niet zijnde productiegebonden detailhandel, mag niet meer bedragen dan 20% van de totale omzet;
h      de oppervlakte van detailhandel in branchevreemde producten mag niet meer bedragen dan 10% van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 250 m² met een maximum oppervlak van 100 m² per branchegroep.

    4.5       Afwijken van de gebruiksregels

   4.5.1   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijkgesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot de toegestane milieucategorie, mits de aard en de activiteiten van het bedrijf geen afbreuk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
   4.5.2   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van detailhandel, geen ondergeschikte detailhandel zijnde in de branches:

-      auto’s, boten en caravans;

-      grove bouwmaterialen;

-      landbouwwerktuigen;

-      verhuur van transportmiddelen, machines en andere roerende goederen.

 
   4.5.3   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in een bedrijfswoning, mits:
a      de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt in een bedrijfswoning of een tot deze bedrijfswoning behorend bijgebouw;
b      het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie in de bedrijfswoning primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c      het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d      geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e      de aard en de activiteiten van het aan huis gebonden beroep niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

    4.6       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de regels te wijzigen voor bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ en voor deze bouwpercelen de in bijlage 3 opgenomen ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten na wijziging’ van toepassing te verklaren indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd en niet binnen twee jaar opnieuw zijn gestart.




      artikel 5        Bedrijf - Nutsvoorziening

    5.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a      openbare nutsvoorzieningen;

 

alsmede voor:

b      groenvoorzieningen en verhardingen;
c      overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

d      gebouwen;
e      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 14, 15 en 16 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

    5.2       Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      gebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
b      de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 4 m bedragen;
c      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

1      erfafscheidingen                                                     2 m;

2      overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.





      artikel 6        Groen

    6.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a      een park, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
b      een reclamemast ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - reclamemast”;
 
alsmede voor:
c      voet- en fietspaden;
d      speelvoorzieningen;
e      kunstuitingen;
f       geluidwerende voorzieningen;
g      nutsvoorzieningen;
h      inritten;
i       water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
 
met bijbehorende:
j       bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 14, 15 en 16 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

    6.2       Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      gebouwen zijn niet toegestaan;
b      de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 6 m bedragen;
c      de bouwhoogte van een reclamemast als bedoeld in lid 6.1 sub b mag ten hoogste 20  m bedragen.
d      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen;




      artikel 7        Horeca

    7.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a      horeca zoals ter plaatse van de aanduiding:

1      ‘horeca van categorie 1’: fastservicesector (lichte horeca), als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;

2      ‘horeca van categorie 3’: restaurantsector (lichte horeca), als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;

b      kantoren op de verdiepingen ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;
 
alsmede voor:
c      terrassen;
d      erven;
e      nutsvoorzieningen;
f       parkeervoorzieningen;
g      water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
h      overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

i       hoofdgebouwen;
j       bijgebouwen;
k      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 14, 15 en 16 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

    7.2       Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b      de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c      de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van erfafscheidingen

      voor de voorste bouwgrens                   1 m;

-      van erfafscheidingen in of

      achter de voorste bouwgrens               2 m;

-      van overige bouwwerken,

      geen gebouwen zijnde                            3 m.

d      nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1    de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2    de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

 

    7.3       Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het het bepaalde in lid 7.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
 

    7.4       Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het  bepaalde in lid 7.1 voor:
a      de vestiging van horecabedrijven in een lagere categorie dan aangegeven;
b      horeca-activiteiten die niet zijn vermeld in de staat van horeca-activiteiten, mits:

1      de horeca-activiteiten voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die zij veroorzaken, gelijk gesteld kunnen worden aan horeca-activiteiten behorende tot categorie 1 of 3 als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;

2      de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.





      artikel 8        Maatschappelijk

    8.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en verzorgingstehuizen;
b      ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c      uitsluitend een crematorium en/of uitvaartcentrum ter plaatse van de aanduiding ‘crematorium’;
d      uitsluitend een uitvaartcentrum ter plaatse van de aanduiding ‘uitvaartcentrum’;
e      een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’:
 
alsmede voor:
f       erven;
g      nutsvoorzieningen;
h      parkeervoorzieningen;
i       groenvoorzieningen;
j       water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
k      overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

l       gebouwen;
m     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 14, 15 en 16 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

    8.2       Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 8.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b      de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal voor:

1      erfafscheidingen                                                      2 m;

2      overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.

d      nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1    de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2    de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.




      artikel 9        Sport

    9.1       Bestemmingsomschrijving

   9.1.1   De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a      binnen- en buitensportbeoefening;
b      ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de onder a genoemde doeleinden;

 

alsmede voor:
c      speelvoorzieningen;
d      groenvoorzieningen;
e      water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
f       parkeervoorzieningen;
g      nutsvoorzieningen;
h      voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie;
i       overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

j       gebouwen;
k      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 14, 15 en 16 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
 

    9.2       Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 9.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b      de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal voor:

-    erfafscheidingen                                                        2 m;

-    speelvoorzieningen                                                    6 m;

-    lichtmasten                                                                    9 m;

-    masten t.b.v. de telecommunicatie                20 m;

-    overige bouwwerken, geen gebouw zijnde    3 m.

d      nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1    de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2    de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.




 artikel 10        Tuin

 10.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       tuin;
 
alsmede voor:
b      water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
c      nutsvoorzieningen;
d      parkeervoorzieningen;
 
met bijbehorende:
e      bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 14, 15 en 16 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
 

 10.2       Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan:

a      ten dienste van de in lid 10.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

1      uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

2      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste mag bedragen:

-      van erfafscheidingen

               voor de voorste bouwgrens                         1 m;

-      van erfafscheidingen in of

               achter de voorste bouwgrens                     2 m;

-      van overige bouwwerken,

        geen gebouwen zijnde                                          3 m;

b      ten dienste van de in artikel 10.1 omschreven doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:

1      de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;

2      de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;

3      de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.

 

 10.3       Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder a voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een bouwhoogte van maximaal 2 m.





 artikel 11        Verkeer

 11.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer;

 

alsmede voor:

b      parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
c      groenvoorzieningen;
d      kunstuitingen;
e      water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
f       nutsvoorzieningen;
g      overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

h      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 14, 15 en 16 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

 11.2       Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      gebouwen zijn niet toegestaan;
b      nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1    de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2    de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
c      de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van verlichting ten behoeve van de autosnelweg        15 m;

-      van overige verlichting                                                               6 m;

-      van voorzieningen voor de verkeersgeleiding               10 m;

-      van kunstuitingen                                                                      12 m;

-      van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde             2 m.





 artikel 12        Verkeer - Spoorverkeer

 12.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Spoorverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      spoorwegen met de daarbij behorende gronden en voorzieningen;
b      spoorwegovergangen ten behoeve van overig verkeer;
c      ongelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen, straten en water;

 

alsmede voor:

d      parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
e      groenvoorzieningen;
f       water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g      nutsvoorzieningen;
h      overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

i       overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 14, 15 en 16 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
 

 12.2       Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 12.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen dat:

a      gebouwen zijn niet toegestaan;
b      nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1    de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2    de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf.
c      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf, mag ten hoogste bedragen:

-      van verlichting                                                                               7 m;

-      van voorzieningen voor de spoorgeleiding zoals

draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen,

bakens en andere spoorverkeersvoorzieningen          15 m;

-      voor het onderbrengen van voorzieningen van

de elektrotechnische systemen                                            7 m;

-      van geluidsschermen                                                                 4 m;

-      van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde             2 m.



 artikel 13        Wonen

 13.1       Bestemmingsomschrijving

 13.1.1   De op de plankaart voor "wonen (W)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a      wonen;
b      een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis gebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding “bedrijf aan huis”;
 
alsmede voor:
c      erven;
d      water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
e      nutsvoorzieningen;

 

met bijbehorende:

f       hoofdgebouwen;
g      bijgebouwen;
h      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 14, 15 en 16 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
 

 13.2       Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 13.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b      de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
c      de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:

1      op de begane grond/eerste bouwlaag                                           15     m;

2      op de volgende bouwlagen                                                                12,5  m,

met dien verstande dat de diepte van het hoofdgebouw groter mag zijn indien het bouwvlak dat toelaat en met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

d      het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de aangegeven bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
e      bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
f       de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
g      de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

goothoogte              bouwhoogte

 

-    van aangebouwde bijgebouwen     hoogte eerste         goothoogte+afstand

                                                                           bouwlaag                  tot perceelsgrens, tot

                                                                   hoofdgebouw         maximum van 5 m;

                                                                   +0,25 m

-    van vrijstaande bijgebouwen         3 m                                goothoogte+afstand

                                                                                                                 tot perceelsgrens, tot

                               maximum van 5 m;

-    van erfafscheidingen in of

achter de voorste bouwgrens         -                                    2 m;

-    van overige bouwwerken,

geen gebouwen zijnde                       -                                    3 m.

 

 13.3       Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder g voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

 13.4       Specifieke gebruiksregels

 13.4.1   Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
 
 13.4.2   Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’ is de vestiging van een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toegestaan, mits:
a      de uitoefening van het aan huis gebonden beroep/bedrijf in de woning plaatsvindt;
b      het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c      het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d      het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e      geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
f       de aard en de activiteiten van het beroep/bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 

 13.5       Afwijken van de gebruiksregels

 
 13.5.1   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.4.1 voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a      een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
b      het gebruik beperkt blijft tot de in lid 13.2 onder d, e en g genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c      de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
 
 13.5.2   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a      de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

-      in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-      op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-      op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b      het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c      het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d      geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e      de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
 13.5.3   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a      de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:

-      in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-      op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-      op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b      het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c      het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d      het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e      geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
f       de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.


 artikel 14        Leiding

 14.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

a      ondergrondse leidingen voor het transport van gas ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'

 

alsmede voor:

b      overige bijbehorende voorzieningen;
 

met bijbehorende:

c      gebouwen;
d      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 14.2       Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, is bouwen binnen deze bestemming uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 14.1 omschreven doeleinden, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a      de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m2;
b      de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 m;
c      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
 

 14.3       Afwijken van de bouwregels

 14.3.1   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2, voor het bouwen van gebouwen in overeenstemming met het bepaalde in andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.
 14.3.2   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.3.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies hebben ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.
 

 14.4       Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van de grond op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk kan doen.
 

 14.5       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

 14.5.1   Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 14.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a      het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;
b      het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c      het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
d      heien, draineren en diepwoelen;
e      het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
f       het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
 
 14.5.2   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
 14.5.3   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.5.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.
 
 14.5.4   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.5.1 is niet vereist voor:
a      werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
b      werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.


 artikel 15        waarde – archeologie 2

 15.1       Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie 2” aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
a    doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
 
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
 

 15.2       Bouwregels

 15.2.1   Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
 15.2.2   In aanvulling op het bepaalde in lid 15.2.1 mogen op de in lid 15.1 genoemde gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
a    vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
b    een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
c     een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m², met dien verstande dat, indien graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm, burgemeester en wethouders de volgende voorwaarde kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning:

1      het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 15.3       Afwijken van de bouwregels

 15.3.1   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.2, met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
 
 15.3.2   Een afwijking als bedoeld in lid 15.3.1 wordt verleend, indien:
a     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
b     op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
 
 15.3.3   Een afwijking als bedoeld in lid 15.3.1 wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
a     het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b     het doen van opgravingen of;
c     het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
 

 15.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 15.4.1   Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 2” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 15.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a    grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b    het verlagen van het waterpeil;
c     het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
d    het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
 
 15.4.2   Het verbod, als bedoeld in lid 15.4.1 is niet van toepassing indien:
a    mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
b    mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
c    de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 50 m² of smaller zijn dan 1,5 m;
d    er reeds een verleende omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;
e    de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
f     de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
g    de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
 
 15.4.3   Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 15.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
a    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b    de verplichting tot het doen van opgravingen of;
c    de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
 

 15.5       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
a     de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie 2” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

1      op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

2      wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

b      de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 2” toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.


 artikel 16        waarde – archeologie 4

 16.1       Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie 4” aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
a     doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
 
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
 

 16.2       Bouwregels

 16.2.1   Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
 16.2.2   In aanvulling op het bepaalde in lid 16.2.1 mogen op de in lid 16.1 genoemde gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
a    vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
b    een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
c     een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m², met dien verstande dat, indien graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm, burgemeester en wethouders de volgende voorwaarde kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning:

1      het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

 16.3       Afwijken van de bouwregels

 16.3.1   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2, met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
 
 16.3.2   Een afwijking als bedoeld in lid 16.3.1 wordt verleend, indien:
a    op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
b    op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
 
 16.3.3   Een afwijking als bedoeld in lid 16.3.1 wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
a    het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b    het doen van opgravingen of;
c    het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties
 

 16.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 16.4.1   Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 4” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 14.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a    grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b    het verlagen van het waterpeil;
c    het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
d    het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
 
 16.4.2   Het verbod, als bedoeld in lid 16.4.1 is niet van toepassing indien:
a    mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
b    mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
c    de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 500 m² of smaller zijn dan 1,5 m;
d    er reeds een verleende omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;
e    de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
f     de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
g    de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
 
 16.4.3   Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 16.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
a   de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b   de verplichting tot het doen van opgravingen of;
c   de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
 

 16.5       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
a    de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie 4” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

1      op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

2      wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

b    de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie 4” toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.



3   Algemene regels

 artikel 17        Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.



 artikel 18        Algemene bouwregels

 18.1       Bestaande afmetingen, afstanden en percentages

 

 18.1.1   In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
 
 18.1.2   In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

 18.2       Percentageregeling

Een aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

 18.3       Ondergronds bouwen

 18.3.1   Het bepaalde in hoofdstuk 2 omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.
 
 18.3.2   Het bepaalde in lid 18.3.1 is niet van toepassing op gronden gelegen binnen de aangegeven bestemming “Leiding”. Op die gronden is ondergronds bouwen niet toegestaan.
 
 18.3.3   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.3.2, voor ondergronds bouwen in overeenstemming met lid 18.3.1.
 
 18.3.4   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.3 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van de leidingbeheerder.


 artikel 19        Algemene gebruiksregels

 19.1       Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

a      een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b      een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c      een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
d      een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
e      een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.

 19.2       Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat:

a      op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan reeds is gebouwd;
b      op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan kan worden gebouwd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen.




 artikel 20        Algemene aanduidingsregels

 20.1       geluidzone – industrie

 20.1.1   Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming c.q. instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
 20.1.2   In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, mogen ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ geen nieuwe woningen en andere in de zin van de Wet geluidhinder gevoelige gebouwen worden gebouwd.
 

 20.2       veiligheidszone - bevi

 20.2.1   Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – bevi” zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van een Bevi-inrichting.
 
 20.2.2   In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, zijn ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – bevi” (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan.
 

 20.3       veiligheidszone - lpg

 20.3.1   Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van het vulpunt van de lpg-installatie.
 20.3.2   In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ kwetsbare objecten niet toegestaan.
 

 20.4       vrijwaringszone – weg 0-50 m

 20.4.1   Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg 0-50 m’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de veiligheid en een goede doorstroming van het verkeer.
 20.4.2   In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 is bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg 0-50 m’  uitsluitend toegestaan ten dienste van verkeersdoeleinden met inachtneming van de volgende bepalingen:
a      de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m2;
b      de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 m;
c      de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat bouwwerken voor verlichting maximaal 15 m mag bedragen.
 

 20.5       vrijwaringszone – weg 50-100 m

 20.5.1   Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg 50-100 m’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de veiligheid en een goede doorstroming van het verkeer.
 20.5.2   In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 is bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg 50-100 m’  ten dienste van de in hoofdstuk 2 omschreven doeleinden niet toegestaan.
 20.5.3   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.5.2, voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg 50-100 m’ in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels.
 20.5.4   Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder 20.5.3 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van Rijkswaterstaat Directie Limburg.


 artikel 21        Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in het plan voor:

a      het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
b      het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
c      het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d      het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:

1      tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:

a      de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;

b     de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;

c      de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;

d      de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming ‘Verkeer’;

2      andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.



 artikel 22        Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de aanduidingen “veiligheidszone – bevi”,

en/of “veiligheidszone – lpg” te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van het woon- en leefmilieu, of, bij verwijdering, de bescherming van het woon- en leefmilieu ter plaatse niet meer noodzakelijk is.



 artikel 23        uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a      de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
b      de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c      de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
d      de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e      de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f       de ruimte tussen bouwwerken;
g      erf- en terreinafscheidingen.



4   Overgangs- en slotregels

 artikel 24        Overgangsrecht

 24.1       Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 24.2       Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c      Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


 artikel 25        Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Krawinkel’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, 8 november 2012

Croonen Adviseurs





bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten

categorie 1: Fastservicesector (lichte horeca)

Bedrijven met de nadruk op de verstrekking van spijzen en/of kleine maaltijden, uit te splitsen naar winkelgebonden horecabedrijven en avondgebonden horecabedrijven:

Winkelgebonden:

-        lunchroom;

-        ijssalon;

-        snackbar;

-        restauratie;

-        spijsverstrekkers;

-        fastfoodrestaurant;

Avondgebonden:

-        snackbar;

-        shoarmazaak;

-        crêperie;

-        restauratie;

-        fastfoodrestaurant.

categorie 2: Hotelsector (lichte horeca)

De bedrijven met de nadruk op het faciliteren van logies:

-        hotelcafé;

-        hotel-restaurant;

-        hotel-garni;

-        hotel-café-restaurant;

-        pension;

-        bed & breakfast.

categorie 3: Restaurantsector (lichte horeca)

De bedrijven met de nadruk op de verstrekking van maaltijden:

-        bistro;

-        restaurant;

-        café-restaurant;

-        wegrestaurant.

categorie 4: Drankensector (middelzware horeca)

De bedrijven met de nadruk op de verstrekking van (sterk-)(alcoholische) dranken:

-        café/bar;

-        eetcafé;

-        koffiebar;

-        kiosk;

-        horeca bij recreatiebedrijf;

-        horeca bij sportaccommodatie;

-        strandbedrijf;

-        ontmoetingscentrum;

-        zalencentrum (vergaderen, zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

 

categorie 5: Discotheken en partycentra (zware horeca)

De bedrijven met de nadruk op de verstrekking van (sterk-)(alcoholische) dranken in combinatie met veelal harde muziek:

-        dancing;

-        discotheek;

-        (nacht)club;

-        partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.





bijlage 2     Staat van bedrijfsactiviteiten





bijlage 3      Staat van bedrijfsactiviteiten na wijziging