Artikel 1 Begrippen
1. Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
2. Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
3. Ander bouwwerk
Een bouwwerk geen gebouw zijnde
4. Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5. Bebouwingsgrens
De op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig aangegeven lijn welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze planregels uitdrukkelijk toegelaten afwijkingen.
6. Bebouwingspercentage
Een in de planregels aangegeven getal dat aangeeft het gedeelte van het perceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.
7. Bebouwingsvlak
Een op de verbeelding aangegeven door bebouwingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop gebouwen zijn toegelaten.
8. Bedrijfsgebouw
Een gebouw of een samenstel van gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.
9. Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, dienende ter huisvesting van een persoon (of diens gezin) wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is c.q. gewenst is gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein.
10. Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
11. Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels.
12. Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
13. Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
14. Bouwgrens
De grens van een bebouwingsvlak.
15. Bouwlaag
Een gedeelte van een gebouw, dat door gelijke of op nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3,00 meter.
16. Bebouwingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
17. Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
18. Bijgebouw
Een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bebouwingsvlak gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
19. Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
20. Doeleinden van openbaar nut
Voorzieningen, zoals straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, schakelkasten, telefooncellen en wachthuisjes, met een inhoud van maximaal 50 m3 per op te richten bouwwerk en een hoogte van maximaal 3,00 meter.
21. Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
22. Hoofdgebouw
Een gebouw dat door zijn omvang, constructie en situering het belangrijkste gebouw op een bebouwingsvlak is.
23. Milieucategorieën
De milieucategorieën van bedrijven zoals opgenomen in de uitgave van de VNG “Bedrijven en milieuzonering”, Den Haag, 2007
24. Peil
a. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
25. Plan
Het bestemmingsplan DistriPark Sittard fase 3 van de gemeente Sittard-Geleen.
26. Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen een vergoeding daaronder begrepen straatprostitutie.
27. Seks- en/of pornobedrijf
Een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Een prostitutiebedrijf of parenclub is hieronder mede begrepen. Tevens wordt hieronder begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van en gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen.
28. Straatprostitutie
Het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen een vergoeding.
29. Voorgevel
De gevel van een gebouw die gelegen is aan de zijde van een weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van een gebouw vormt.
30. Voorgevelrooilijn
(Denkbeeldige) lijn waarin of waarachter de voorgevel van een gebouw is geplaatst en die is doorgetrokken naar de zijdelingse perceelsgrenzen.
31. Weg
Een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
32. Woning
(Een gedeelte van) een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouding.
33. Zolder
Ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de (daaronder) gelegen bouwlaag of bouwlagen; de zolder wordt niet als bouwlaag aangemerkt.
A. Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
1. Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2. Goothoogte van een bouwwerk
Verticaal vanaf het peil tot bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
3. Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
4. Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
5. Lengte, breedte en de diepte van een gebouw
Horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren).
6. De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
B. De in deze planregels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, gevelversieringen, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. de uitoefening van bedrijven, welke voorkomen in de milieucategorieën 2 en 3, met dien verstande dat in dit artikel een ontheffingsmogelijkheid is opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om onder voorwaarden lichte categorie 4 bedrijven toe te staan.
2. de vestiging van bedrijven passend binnen het logistiek knooppunt Zuid-Limburg, dat wil zeggen logistieke bedrijven ten dienste van met name de industriële ontwikkeling van de regio (warehousing, value added logistics);
3. bijbehorende parkeeraccommodatie en ontsluitingsmogelijkheden;
4. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
5. de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening, voor zover op de verbeelding aangeduid als “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied”;
6. het beheer en onderhoud en de bescherming van de vaarweg van het Julianakanaal, voor zover op de verbeelding aangeduid als “vrijwaringszone vaarweg”.
in alle gevallen met uitzondering van:
- detailhandelsactiviteiten;
- zelfstandige kantoorvestigingen;
- geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
- inrichtingen die vallen onder het BEVI (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen);
- bedrijfswoningen.
3.2 Bouwregels
De onderstaande bouwregels zijn van toepassing:
1. op en in de voor bedrijventerrein bestemde gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die in overeenstemming zijn met het in dit artikel bepaalde en met dien verstande dat:
a. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
b. er in het gebied met de aanduiding “vrijwaringszone – vaarweg” uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de betreffende vaarweg en voor de bescherming van de betreffende vaarweg;
c. voor zover de gebouwen en andere bouwwerken gelegen zijn in de op de verbeelding aangeduide “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied”, het belang van de grondwaterbescherming in voldoende mate gewaarborgd moet zijn.
2. de hoogte van bedrijfsgebouwen moet minimaal 10,00 meter en mag maximaal 15,00 meter bedragen;
3. bedrijfsgebouwen moeten minimaal 10,00 meter uit de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens zijn gelegen.
4. bedrijfsgebouwen moeten minimaal 5,00 meter uit de niet naar de weg gekeerde bestemmingsgrens gelegen zijn;
5. per bestemmingsvlak mag maximaal voor 80% worden bebouwd;
6. de dakhelling mag maximaal 30° bedragen;
7. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming bedrijventerrein mag maximaal 20,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen welke voor de voorgevel maximaal 1,00 meter en voor het overige maximaal 3,00 meter hoog mogen zijn.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing van de bouwregels te verlenen ten aanzien van:
1. het bepaalde in artikel 3.2.2 voor een minimale hoogte van 3,00 meter en/of een maximale hoogte van 20,00 meter, met dien verstande dat:
a. de bedrijfseconomische en de bedrijfstechnische noodzaak moet kunnen worden aangetoond;
b. de belangen van derden niet onevenredig nadelig (kunnen) worden beïnvloed;
c. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig nadelig (kunnen) worden beïnvloed.
2. het bepaalde in artikel 3.2.5 voor een maximale hoogte van andere bouwwerken, geen erfafscheidingen zijnde, van 30,00 meter, met dien verstande dat:
a. de bedrijfseconomische en de bedrijfstechnische noodzaak kunnen worden aangetoond;
b. de belangen van derden niet onevenredig nadelig (kunnen) worden beïnvloed;
c. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig nadelig (kunnen) worden beïnvloed.
3.4 Specifieke gebruiksregels
De onderstaande specifieke gebruiksregels zijn van toepassing;
1. Er dient per bestemmingsvlak te worden voldaan aan de volgende parkeernorm: 0,4 parkeerplaats per 100 m2 bvo.
2. Het parkeren dient landschappelijk ingepast te worden.
3. Buitenopslag is niet toegestaan.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing van de gebruiksregels te verlenen ten aanzien van:
1. het bepaalde in artikel 3.1.1 voor de vestiging van bedrijven die voorkomen in een hogere milieucategorie dan toegestaan, met dien verstande dat:
a. maximaal categorie 4 licht is toegestaan, gehoord de Provincie Limburg;
b. de belangen van derden niet onevenredig nadelig mogen worden beïnvloed;
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken niet onevenredig nadelig worden aangetast.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor groen aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, bestemd voor:
1. groenvoorzieningen;
2. langzaam verkeersvoorzieningen;
3. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
4. de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening, voor zover op de verbeelding aangeduid als “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied”;
5. ontsluitingen van de aangrenzende bedrijven voor gemotoriseerd verkeer.
4.2 Bouwregels
De volgende bouwregel is van toepassing:
op of in de voor groen bestemde gronden mogen uitsluitend die andere bouwwerken worden opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen tot een maximale hoogte van 2,00 meter, met dien verstande dat voor zover de andere bouwwerken gelegen zijn in de op de verbeelding aangeduide “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied”, het belang van de grondwaterbescherming in voldoende mate gewaarborgd moet zijn.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor verkeer aangewezen gronden zijn, met inachtneming van artikel 6, bestemd voor:
1. verkeersdoeleinden in de vorm van regionale en lokale wegen en wegen ter ontsluiting van de bedrijfspercelen;
2. verhardingen, bermen en groenvoorzieningen;
3. bijbehorende voorzieningen van openbaar nut;
4. voorzieningen ten behoeve van het langzaam verkeer;
5. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
6. de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening, voor zover op de verbeelding aangeduid als “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied”.
5.2 Bouwregels
De volgende bouwregel is van toepassing:
1. op of in de voor verkeer bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, tot een maximale hoogte van 15,00 meter, met dien verstande dat:
a. reclamemasten niet zijn toegestaan, tenzij Burgemeester en Wethouders ontheffing verlenen, zoals bedoeld in artikel 5.3;
b. voor zover de gebouwen en andere bouwwerken gelegen zijn in de op de verbeelding aangeduide “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied”, het belang van de grondwaterbescherming in voldoende mate gewaarborgd moet zijn.
5.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing van de bouwregels te verlenen ten aanzien van:
1. het bepaalde in artikel 5.2.1 sub a voor het bouwen van reclamemasten, met dien verstande dat:
a. de betreffende reclamemast(en) past (passen) binnen het gemeentelijke beleid met betrekking tot reclamemasten;
b. de belangen van derden niet onevenredig nadelig mogen worden beïnvloed;
c. Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van situering en omvang van de reclamemast(en).
5.4 Aanlegvergunning
1. Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen, het vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
b. het wijzigen van watergangen;
c. het uitvoeren van graaf- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk dieper dan 0,30 m.
2. Het onder 1. van dit lid bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;
c. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
d. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
e. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
f. het aanbrengen van laanbeplanting langs de Holtum Noordweg, mits middels onderzoek is aangetoond, dat die laanbeplanting geen onevenredig nadelige invloed heeft op de archeologische waarden in de bodem ter plaatse van de te realiseren laanbeplanting;
g. het uitvoeren van graaf- en ontgrondingswerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van retentiebekkens, mits middels onderzoek is aangetoond, dat die retentiebekkens door hun diepte en omvang geen onevenredig nadelige invloed hebben op de archeologische waarden in de bodem ter plaatse van de te realiseren retentiebekkens.
3. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 1. van dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen onevenredig nadelige schade wordt of kan worden toegebracht aan archeologische waarden in de bodem.
Artikel 6 Waarde – Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor waarde – archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in de bodem.
6.2 Bouwregels
De volgende bouwregels zijn van toepassing:
op of in de als waarde – archeologie bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
1. archeologische vriendelijke gebouwen en andere bouwwerken binnen de bestemming bedrijven-terrein, met dien verstande dat:
a. er een leeflaag aangelegd dient te worden, waarin eventuele verdiepingen van het maaiveld (zoals ten behoeve van de aanleg van docks, kabels en leidingen etc.) of van de bebouwing (zoals ten behoeve van funderingen) gerealiseerd kunnen worden, zonder dat deze verdiepingen een onevenredig nadelig effect (kunnen) hebben op de archeologische waarden of deze waarden (kunnen) aantasten;
b. indien de leeflaag als bedoeld onder 1. sub a van dit lid onvoldoende diep is voor het realiseren van afdoende fundering, de aanleg van (paal)funderingen beneden de bedoelde leeflaag is toegestaan, mits hierdoor niet meer dan 1% verstoring van de archeologische waarden mag optreden of op mag kunnen treden, hetgeen dient te worden aangetoond middels een specifiek daartoe uitgevoerd onderzoek;
2. gebouwen en/of andere bouwwerken waarvan middels een geotechnisch en/of een archeologisch onderzoek is aangetoond, dat die door hun constructie en fundering geen onevenredig nadelige invloed hebben op de archeologische waarden in de bodem ter plaatse van de te realiseren gebouwen en/of andere bouwwerken.
6.3 Aanlegvergunning
1. Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen, het vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
b. het wijzigen van watergangen;
c. het uitvoeren van graaf- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk dieper dan 0,30 m.;
d. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 m.;
e. het egaliseren van de in het kader van het landschapsontwerp gerealiseerde ophogingen;
2. Het onder 1. van dit lid bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;
c. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
d. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
e. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
f. het realiseren van (paal)funderingen ten behoeve van archeologisch vriendelijke bebouwing, mits wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in de artikelen 6.2.1 en 6.2.2;
g. het uitvoeren van graaf- en ontgrondingswerkzaamheden ten behoeve van gebouwen en/of andere bouwwerken als bedoeld in artikel 6.2.2, mits middels (geotechnisch en/of archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat die gebouwen en/of andere bouwwerken door hun constructie en fundering geen onevenredig nadelige invloed hebben op de archeologische waarden in de bodem ter plaatse van de te realiseren gebouwen en/of andere bouwwerken;
h. het uitvoeren van graaf- en ontgrondingswerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van retentiebekkens na wijziging van de bestemming groen in de bestemming water, mits middels onderzoek is aangetoond, dat die retentiebekkens door hun diepte en omvang geen onevenredig nadelige invloed hebben op de archeologische waarden in de bodem ter plaatse van de te realiseren retentiebekkens.
3. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 1. van dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen onevenredig nadelige schade wordt of kan worden toegebracht aan archeologische waarden in de bodem.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog uitvoering kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene ontheffingsregels
1. Burgemeester en Wethouders kunnen, behoudens voorzover reeds op grond van enige andere bepaling in dit plan ontheffing is verleend, ontheffing verlenen van het in dit plan bepaalde ten aanzien van de in deze planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
2. Bij
het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 1 van dit artikel dient het onderstaande
in acht te worden genomen:
a.
de belangen van
derden mogen niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
b.
er mogen geen
onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
c.
de
parkeerbalans mag niet onevenredig nadelig worden beïnvloed.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
1. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen voor zover het betreft de begrenzingen van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen, met dien verstande dat:
a. de oppervlakte van de te wijzigen aaneengesloten bestemming met niet meer dan 10% wordt gewijzigd;
b. de aanliggende bestemming(en) overeenkomstig wordt (worden) gewijzigd;
c. de belangen van derden niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
d. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
Artikel 10 Algemene procedureregels
Bij de besluitvorming in het kader van ontheffingen, aanlegvergunningen en wijzigingsbevoegdheden in dit plan dienen de bepalingen van de Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht te worden genomen.
Artikel 11 Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 1 met maximaal 10%.
3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 12 Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Distripark Sittard fase 3.
Gemeente Sittard-Geleen/Bestemmingsplan Distripark Sittard
fase 3
Project : Bestemmingsplan Distripark Sittard fase 3
Interne controle : drs.
C.J.G. Riga
Projectleider : ing. Wendy Delsing
Projectmanager : mr. H.J.F.E. Debie