Artikel 3  Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De  voor Agrarisch ‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.

de uitoefening van de ten tijde van de ter visie legging van het ontwerp van het plan aanwezige agrarisch grondgebonden bedrijf c.q agrarisch grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten ;

 

b.

één bedrijfs- of dienstwoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

 

c.

een glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’;

 

 

alsmede ook voor:

 

d.

nutsvoorzieningen;

 

e.

infrastructurele voorzieningen;

 

f.

waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentie en waterberging;

 

g.

watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;

 

h.

groenvoorzieningen;

 

i.

voet-, fiets- en ruiterpaden;

 

j.

recreatief medegebruik;

 

 

met de daarbij behorende:

 

k.

erven en terreinen, in- en uitritten;

 

l.

verhardingen;

 

m

bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

 

3.2 Dubbelbestemmingen

3.2.1

Waar de in dit artikel bedoelde gronden samenvallen met de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ zijn deze gronden primair bestemd voor aardgastransportleiding en is het bepaalde in artikel 10 van toepassing.

3.2.2

Waar de in dit artikel bedoelde gronden samenvallen met de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ zijn deze gronden primair bestemd voor de bescherming van archeologische waarden en is het bepaalde in artikel 12 van toepassing.

3.2.3

Waar de in dit artikel bedoelde gronden samenvallen met de dubbelbestemming ‘Waarde-Natuur en Landschap’ zijn deze gronden primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de hier voorkomende natuur en landschappelijke waarden en is het bepaalde in artikel 13 van toepassing.

 

 

3.3 Bouwregels

3.3.1

Voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 3.3.1 tot en met 3.3.6 tenzij de bestaande situatie ten tijde van de ter visie legging van het plan afwijkend is. In dat geval is de bestaande legale situatie, met daarbij behorende maximale maatvoeringen, van toepassing.

3.3.2

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde woningen en bijgebouwen bij woningen, gelden de volgende bepalingen:

 

a.

gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

b.

de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;

 

c.

de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter.

3.3.3

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ;

 

b.

de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;

 

c.

de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;

 

d.

de maximale inhoud bedraagt 600 m³.

3.3.4

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en overkappingen bij woningen geldt de volgende bepaling:

 

a.

de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 centimeter tot een absoluut maximum van 4 meter.

3.3.5

Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;

 

b.

de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;

 

c.

de maximale gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bedraagt 80 m², met dien verstande dat ondergrondse bouwwerken niet meegerekend worden bij de bepaling van het gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen.

3.3.6

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

 

a.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen en damwanden mogen alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

 

b.

in afwijking van het bepaalde onder a. mogen buiten het bouwvlak in totaal ten hoogste twee veldschuren en schuilgelegenheden worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

 

-

de maximale toegelaten hoogte bedraagt 4 meter. 

 

 

-

de betreffende gebouwen horen bij eenzelfde agrarisch bedrijf,

 

 

-

de betreffende gebouwen worden gebouwd op ten minste 500 meter rij-afstand van het bouwperceel van dat bedrijf;

 

 

-

tot een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2;

 

c.

de gezamenlijke oppervlakte van kassen mag binnen elk bouwperceel niet meer dan 300 m² bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ de gezamenlijke oppervlakte van kassen ten hoogste zoveel mag bedragen als de oppervlakte van het betreffende bouwperceel;

 

d.

de hoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;

 

e.

de hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 1 meter;

 

f.

mest- en kuilplaten alsmede mest- en waterbassins mogen alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

 

g.

de hoogte van voedersilo’s en hooibergen bedraagt maximaal 15 meter;

 

h.

de hoogte van damwanden bedraagt maximaal 1,50 meter;

 

i.

de hoogte van kassen bedraagt maximaal 10 meter;

 

j.

ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ dienen kassen aaneengesloten bebouwd te worden;

 

k.

de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.

 

3.4 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de gebouwen ten behoeve van de glastuinbouw ten aanzien van:

 

a.

de lichtsterkte en het soort licht;

 

b.

de plaats van de bebouwing;

 

c.

de afmetingen van bebouwing;

 

d.

de plaats van de milieubelastende of milieugevoelige activiteiten binnen de gebouwen of op het bouwperceel.

 

3.5 Ontheffing van de bouwregels

3.5.1

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het binnen of direct aansluitend buiten het bouwperceel gebruiken van gronden, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, voor groepskamperen of als standplaats voor ten hoogste 10 en gedurende maximaal zes weken in die periode voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, mits wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, met behulp van aanwezige of aan te brengen opgaande afschermende beplanting.

3.5.2

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1 sub b. ten behoeve van het bouwen van een tweede bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen, mits:

 

-

de duurzame noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, en;

 

-

het bedrijf naar omvang en activiteiten aan twee volwaardige arbeidskrachten een volledige of nagenoeg volledige dagtaak biedt.

 

Voor het bouwen gelden de bepalingen in lid 3.3.3, 3.3.4 en 3.3.5 met dien verstande dat:

 

-

de afstand van de  tweede bedrijfswoning tot de bestaande bedrijfswoning niet meer dan 20 meter bedraagt, en;

 

-

op geen van de gevels van de woning de geluidsbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt.

3.5.3

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.3.2, sub a ten behoeve van warmteopslagtanks ter plaatse van de bouwpercelen met de aanduiding ‘glastuinbouw’, met inachtneming van het volgende:

 

a.

de maximale toegelaten goothoogte bedraagt 2,5 meter;

 

b.

de maximale toegelaten bouwhoogte bedraagt 10 meter;

 

c.

de warmteopslagtanks dienen ter plaatse nodig te zijn ten behoeve van de bedrijfsvoering van het glastuinbouwbedrijf of vanwege meervoudig ruimtegebruik.

3.5.4

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.3.2, sub a ten behoeve van het bouwen van bouwwerken voor mestopslag en andere silo’s, met inachtneming van het volgende:

 

-

de duurzame noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, en;

 

-

in geval van bouwwerken voor mestopslag de situering in de directe nabijheid van het desbetreffende bouwperceel plaatsvindt.

 

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

er mag ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag bij elk agrarisch bedrijf worden gebouwd, tot een maximale inhoudsmaat van 1000 m3 en een maximale hoogte van 5 meter;

 

b.

er mogen andere silo’s dan voor mestopslag worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m3 bij elk agrarisch bedrijf, en een maximale hoogte van 2 meter.

3.5.5

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.3.3, sub a ten behoeve van het verplaatsen van de aanduiding ‘bedrijfswoning,’ met inachtneming van het volgende:

 

-

de bestaande bedrijfswoning gesloopt wordt;

 

-

bij herbouw van de bedrijfswoning binnen het betreffende bouwvlak ten minste één ander gebouw ten behoeve van het betreffende agrarische bedrijf wordt of is gebouwd;

 

-

de overige bouwregels onder artikel 3.3 onverminderd van kracht blijven;;

 

-

de milieuzonering zoals die in artikel 5 is vastgelegd wordt gerespecteerd.

3.5.6

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.3.6, sub a ten behoeve van het bouwen van andere bouwwerken niet zijnde bouwwerken voor mestopslag, andere silo’s of windturbines, met inachtneming van het volgende:

 

a.

de maximale toegelaten bouwhoogte bedraagt 2 meter.

3.5.7

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.3.6, sub b ten behoeve van het bouwen van ten hoogste twee veldschuren en schuilgelegenheden, tot een gezamenlijke oppervlakte van 150 m2 , met inachtneming van het volgende:

 

a.

de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond.

 

3.6 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

 

a.

sta-caravans en recreatiewoningen;

 

b.

seksinrichtingen;

 

c.

de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf (waaronder begrepen een intensieve veehouderij) of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 3.1, sub a is toegestaan;

 

d.

het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

 

e.

het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

 

f.

het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;

 

g.

als sport- en/of wedstrijdterrein;

 

h.

het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf, het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd voor en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ter verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf.

 

3.7 Ontheffing van de specifieke gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.6 sub a. ten behoeve van het toestaan van het bepaalde onder lid 3.5.1.

 

3.8  Wijzigingsbevoegdheid- wijzigen en vergroten bouwvlak

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan zodanig te wijzigen, dat de op de verbeelding aangeduide grens van een bouwvlak elders op de gronden als bedoeld in lid 3.1 wordt aangeduid mits:

 

-

de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;

 

-

daardoor de waarden als bedoeld in lid 3.2.3, niet onevenredig worden aangetast;

 

met inachtneming van de volgende bepalingen:

 

a.

het bouwvlak blijft voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden omvatten als ten tijde  van het onherroepelijk worden van het plan;

 

b.

geen gebouw mag door het wijzigen buiten het bouwvlak komen te liggen;

 

c.

de oppervlakte van het bouwvlak mag door het wijzigen tot 1,25 ha worden vergroot, met dien verstande dat indien de oppervlakte van het bouwvlak ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan meer dan 1 ha bedraagt, de oppervlakte met ten hoogste 25% mag worden vergroot.

 

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

 

3.9  Wijzigingsbevoegdheid- wijzigen naar bedrijf

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan zodanig te wijzigen, dat na de bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf zonder de aanduiding ‘glastuinbouw’, het agrarisch bouwvlak te wijzigen in de bestemming  ‘Bedrijf’ mits:

 

a.

het de vestiging van bedrijvigheid betreft als vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 van de planregels;

 

b.

geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen met maximale oppervlakte van 50 m²;

 

c.

de gebruiksoppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten maximaal 50% van de bestaande met bouwvergunning gebouwde bedrijfsgebouwen met een absoluut maximum van 750 m²;

 

d.

de gebruiksoppervlakte ten behoeve van functies voor verblijf- of dagrecreatie of maatschappelijke functie maximaal 1.000 m² van de bestaande met bouwvergunning gebouwde bedrijfsgebouwen;

 

e.

en het meerdere aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;

 

f.

er geen buitenopslag plaatsvindt;

 

g.

er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld;

 

h.

er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

 

i.

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

 

j.

in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;

 

k.

de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

 

l.

na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van

artikel 4 zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

 

 

3.10  Wijzigingsbevoegdheid- wijzigen van glastuinbouw naar woon-werkfunctie

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan zodanig te wijzigen, dat na de bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf met de aanduiding ‘glastuinbouw’, het agrarisch bouwvlak met de aanduiding ‘glastuinbouw’ te wijzigen in de bestemming  ‘Wonen’ en/of ‘Bedrijf’ met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

a.

sloop van alle glasopstanden met de volgende compensatiemogelijkheden:

 

 

1.

bij sloop van minimaal 1.000 m² mag één woongebouw gerealiseerd worden met maximale inhoud van 800 m³ ten behoeve van 1 woning met maximale inhoud van 600 m³ of twee woningen met maximale 400 m³ per woning worden gerealiseerd;

 

 

2.

bij sloop van minimaal 2.500 m² mag één vrijstaande woning met een maximale inhoud van 600 m³ of één woongebouw met een maximale inhoud van 1.200 m³ ten behoeve van twee woningen met maximale inhoud van 600 m³ per woning of een bedrijfsgebouw met maximale oppervlakte van 500 m² voor specifieke en gebiedsgebonden functie of bedrijfsgebonden functie als opgenomen in bijlage 1 of een bedrijfsgebouw met maximale oppervlakte van 250 m² voor overige functies worden gerealiseerd;

 

 

3.

bij sloop van minimaal 8.000 m² mogen twee vrijstaande woningen met maximale inhoud van 600 m³ per woning of één woongebouw met maximale inhoud van 1.600 m³ ten behoeve van maximaal drie woningen met maximale inhoud van 600 m³ per woning of één bedrijfsgebouw met maximale oppervlakte van 1.000 m² voor specifieke en gebiedsgebonden functie of bedrijfsgebonden functie als opgenomen in bijlage 1 of één bedrijfsgebouw met maximale oppervlakte van 500 m² voor overige functies worden gerealiseerd;

 

b.

in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;

 

c.

de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad en de opstal landschappelijk wordt ingepast.

 

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

 

3.11  Wijzigingsbevoegdheid- wijzigen naar wonen en woningsplitsing

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan zodanig te wijzigen, dat na de bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf zonder de aanduiding ‘glastuinbouw’, het agrarisch bouwvlak te wijzigen in de bestemming  ‘Wonen’ met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

a.

het aantal woningen niet mag worden vergroot, met dien verstande dat via woningsplitsing twee woningen is toegestaan, mits;

 

 

1.

de gesplitste woningen een inhoud hebben van minimaal 400 m³;

 

 

2.

de oppervlakte of inhoud van de gesplitste woningen niet wordt vergroot;

 

b.

bijgebouwen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 75 m² per woning, met dien verstande dat een bijgebouw bij de voormalige bedrijfswoning maximaal 150 m² mag bedragen;

 

c.

in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;

 

d.

de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

 

e.

na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van

artikel 9 zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

3.12  Wijzigingsbevoegdheid- wijzigen naar wonen in overige gebouwen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan zodanig te wijzigen, dat na de bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf zonder de aanduiding ‘glastuinbouw’, het agrarisch bouwvlak te wijzigen in de bestemming  ‘Wonen’ met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

a.

sanering plaatsvindt van minimaal 100 m² van de bedrijfsbebouwing;

 

b.

het aantal woningen maximaal 2 mag zijn (nieuwe woningen);

 

c.

bijgebouwen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 75 m² per woning;

 

d.

in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad

 

e.

de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

 

f.

de woningen minimaal een inhoud hebben van 400 m³.

 

g.

na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van

artikel 9 zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

 

3.13  Wijzigingsbevoegdheid- extra woningen bij sloop bedrijfsbebouwing

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan zodanig te wijzigen, dat na de bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf zonder de aanduiding ‘glastuinbouw’, het agrarisch bouwvlak te wijzigen in de bestemming  ‘Wonen’, waarbij de bouw van één of meerdere extra woningen wordt toegestaan, in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

a.

ter compensatie van de sloop van minimaal 500 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning, niet zijnde karakteristieke bebouwing, mogen:

 

 

1.

twee woningen in één bestaand bijgebouw of

 

 

2.

twee woningen in één nieuw gebouw worden opgericht.

 

b.

ter compensatie van de sloop van minimaal 1.500 m² voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning, mogen:

 

 

1.

maximaal drie woningen in één bestaand bedrijfsgebouw of bijgebouw of

 

 

2.

één woning in één bestaand bedrijfsgebouw of bijgebouw en maximaal twee woningen in één nieuw woongebouw of

 

 

3.

maximaal drie woningen in één nieuw woongebouw of

 

 

4.

maximaal twee nieuwe vrijstaande woningen worden opgericht;

 

c.

alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen dienen gesloopt te worden met uitzondering van de karakteristieke bijgebouwen;

 

d.

de oppervlakte van de nieuw te bouwen woongebouwen en/of woningen bedraagt maximaal 50% van de gesloopte oppervlakte;

 

e.

de nieuw te realiseren woningen mag een inhoud van minimaal 400 m³ en maximaal 600 m3;

 

f.

bijgebouwen bij de nieuw te realiseren woningen voldoen aan de volgende kenmerken:

 

 

1.

oppervlakte maximaal 75 m2 per woning;

 

 

2.

gebouwd op maximaal 25 m afstand van de nieuw te realiseren woning;

 

g.

oppervlakte bijgebouw voormalige bedrijfswoning bedraagt maximaal 150 m²;

 

h.

parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;

 

i.

er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld;

 

j.

in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;

 

k.

de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

 

l.

na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van

artikel 9 zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing worden verklaard.