De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het uitoefenen van bedrijven categorie 1 en 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven en daarmee gelijk te stellen bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
b. het uitoefenen van bedrijven categorie 1 t/m 3.2 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven en daarmee gelijk te stellen bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
c. verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatste van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
d.
de verkoop van ambachtelijk vervaardigde,
geassembleerde, gedemonteerde en/of gerepareerde goederen, uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – detailhandel
e. grootschalige detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel grootschalig’;
f. groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘risicovolle inrichting’;
g. tijdelijke opslag van vuurwerk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;
h. wonen ten dienste van het bedrijf, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
met daaraan ondergeschikt:
i. groenvoorzieningen en water;
j. infrastructurele voorzieningen;
k. openbare nutsvoorzieningen;
l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met dien verstande dat:
m. in de bestemming niet zijn begrepen:
— risicovolle inrichtingen, met uitzondering van de inrichtingen als bedoeld onder c en f;
— vuurwerkbedrijven, met uitzondering van tijdelijke opslag als bedoeld onder g;
— geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
— seksinrichtingen.
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
1. het bebouwingspercentage zal per bouwperceel niet meer dan 70% bedragen;
2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan
3. de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens
zal ten minste
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
bedraagt ten hoogste
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:
a. de afstand van gebouwen tot de as van de weg, indien niet wordt gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
b. de afstand tussen gebouwen, indien deze
minder dan
c. de plaatsing van de gebouwen.
Mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 6.2, sub a, onder 1:
ten behoeve van het afwijken van het gegeven bebouwingspercentage en worden toegestaan dat het bebouwingspercentage ten hoogste 80% mag bedragen;
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van (grootschalige) detailhandel, tenzij de gronden zijn aangeduid als ‘specifieke vorm van detailhandel – detailhandel 1 of ‘detailhandel grootschalig’ en er wordt voldaan aan de volgende voorwaarde:
1. het
verkoopvloeroppervlak mag maximaal
b. het gebruik van gebouwen voor wonen , anders dan bestaande bedrijfswoningen;
c. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer- of vliegtuigen;
d. het gebruik van de gronden ten behoeve van opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin, alsmede voor het storten van puin;
e. het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of gebouwen voor een seksinrichting;
f. het gebruik van een hoofdgebouw dan wel een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouw en aangebouwd bijgebouw voor meer dan één woning, anders dan overeenkomstig de bestaande situatie;
g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
h. het gebruik van de bedrijfswoning ten behoeve van aan huis verbonden beroepsactiviteiten, met dien verstande dat de uitoefening van een aan huis verbonden beroep uitsluitend is toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan en dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
1. de woonfunctie van de bedrijfswoning moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
2. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
3. maximaal
30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning mag worden gebruikt voor de aan
huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van
4. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
5. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
6. het gebruik levert geen hinder op voor het woonmilieu, dan wel doet geen afbreuk aan het karakter van de wijk of buurt;
7. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, mag geen detailhandel plaatsvinden;
8. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
Mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 6.1,
sub a:
en worden toegestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die volgens de Staat van bedrijven van een naast hogere categorie (categorie 3) zijn, indien die bedrijven naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de desbetreffende categorieën, met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
— vuurwerkbedrijven;
— geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
— risicovolle inrichtingen;
b. lid 6.5,
sub a:
en worden toegestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van detailhandel in:
- brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- ter plaatse ambachtelijk vervaardigde, geassembleerde, gedemonteerde en/of gerepareerde goederen;
-
grootschalige detailhandelsactiviteiten, zoals
meubeltoonzalen, tuincentra en bouwmarkten, alsmede voor detailhandel in
auto’s, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen met een
maximum verkoopvloeroppervlak van
c. lid 6.5,
sub b:
en bedrijfswoningen worden toegestaan, mits:
1. het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één per bedrijf zal bedragen;
2. de goothoogte van de bedrijfswoning ten
hoogste
3. de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste
4. de dakhelling van de bedrijfswoningen ten hoogste 60° zal bedragen.
d. lid 6.1:
en worden toegestaan dat de bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van aan huis- verbonden bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan en dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
1. de woonfunctie van de bedrijfswoning moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
3. maximaal
30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning mag worden gebruikt voor de aan
huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met een maximum van
4. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent;
5. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
6. het gebruik levert geen ernstige hinder op voor het woonmilieu, dan wel doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
7. van deze afwijkingsbevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt ten behoeve van bedrijven die vergunningsplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
8. bedrijfsactiviteiten zijn bovendien uitsluitend toegestaan voor zover deze voorkomen in, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn met de bedrijven categorie 1 en 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven;
9. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf, mag geen detailhandel plaatsvinden;
10.het gebruik zal geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.