Gemeente:
Midden-Drenthe
Plannaam:
Elp
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
04-11-2009

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bedrijven waar in hoofdzaak gebruik wordt gemaakt van handwerk, alsmede reparatiebedrijven ten behoeve van particulieren, kleinschalige uitgeverijen, drukkerijen en reproductiebedrijven;

b. dienstverlenende bedrijven;

c. bestaande bedrijven;

d. dienstwoningen;

met de daarbij behorende:

e. groenvoorzieningen en water;

f. openbare nutsvoorzieningen;

g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

alsmede voor:

h. het behoud van de uitwendige hoofdvorm van gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek - 1';

i. het behoud en de versterking van het landschappelijk karakter van het dorp zoals dat is weergeven op de bijlagekaart 'groene contouren en zichtlijnen' en op individuele kavels wordt gekenmerkt door grasbermen en greppels langs de weg, de aanwezigheid en aanplant van grote inheemse bomen en de afscherming van kavels aan de zij- en achterzijde met inheemse hagen zoals meidoorn en beuk;

met dien verstande dat:

- in de bestemming risicovolle inrichtingen en categorieën van inrichtingen als bedoeld in de definitie van industrieterrein zoals deze is opgenomen in artikel 1 van de Wet geluidhinder (inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken) en seksinrichtingen niet zijn begrepen.

 

 

4.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

2. de goot- en bouwhoogte van:

- bedrijfsgebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 10 m;

- dienstwoningen bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;

3. het aantal dienstwoningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 m;

2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

4.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de verkeersveiligheid;

- het straat- en bebouwingsbeeld of de karakteristieke of monumentale waarde van bebouwing en groenvoorzieningen;

nadere eisen stellen aan:

a. de plaats van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek - 1’ of van een boom ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';

b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek - 1', in die zin dat dient te worden aangesloten bij de goot- en bouwhoogte en dakvorm van het bestaande gebouw;

c. de vormgeving van erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken zodat zichtlijnen en de openheid behouden blijven.

 

 

4.4 Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het straat- en bebouwingsbeeld of de karakteristieke of monumentale waarde van bebouwing en groenvoorzieningen;

ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 1 voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing tot een oppervlakte van 50 m² en een bouw- en goothoogte van respectievelijk 3 m en 6 m.

 

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

- het gebruik als seksinrichting;

- de opslag van goederen buiten gebouwen.

 

 

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Wonen en/of Groen - Dorpsgroen, met dien verstande dat:

1. het aantal woningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal dienstwoningen;

2. per hoofdgebouw voldoende parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd;

3. alvorens tot wijziging wordt overgegaan een hydrologisch onderzoek wordt uitgevoerd, met dien verstande dat de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien uit het onderzoek is gebleken dat de waterhuishoudkundige waarde door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet onevenredig wordt geschaad. In verband hiermee kunnen de volgende bouwregels voor nieuwbouw worden gesteld:

a. er mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van duurzame materialen die niet op het water uitlogen;

b. afvoer van regenwater wordt zodanig aangelegd dat de afvoer vertraagd plaatsvindt op het huidige oppervlaktewatersysteem;

c. de afstand tussen de bodem van de bebouwing (kelder/kruipruimte) en de slecht doorlatende laag in de bodem dient ten minste 20 cm te bedragen.

 

b. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Wonen en/of Groen - Dorpsgroen ten behoeve van de bouw van meerdere woningen in de voormalige gebouwen of het bouwen van meerdere woningen op de plaats van een bestaand hoofdgebouw, met dien verstande dat:

1. deze wijziging alleen mag worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1, 2 en 3';

2. indien buiten de contour van de bestaande gebouwen wordt gebouwd, de oppervlakte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan het in de grafiek uit bijlage 1 aangegeven percentage van de oppervlakte van het bouwperceel dat ligt ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1, 2 en 3’, met dien verstande dat in bijzondere gevallen, zoals de bouw ten behoeve van bijzondere doelgroepen, van deze grafiek kan worden afgeweken;

3. de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;

4. per hoofdgebouw voldoende parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd;

5. een verzoek om wijziging gepaard gaat met een voorstel tot landschappelijke inpassing van de bebouwing ter versterking van het landschappelijk karakter zoals is aangegeven in lid 4.1, onder i; burgemeester en wethouders gaan uitsluitend over tot wijziging van het bestemmingsplan als er overeenstemming is over een goede landschappelijke inpassing en de uitvoering van het plan voor landschappelijke inpassing is gegarandeerd;

6. de wijziging niet mag leiden tot een beperking van het functioneren van omliggende (agrarische) bedrijvigheid;

7. de geluidsbelasting op de woning niet meer mag bedragen dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

8. rekening wordt gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet;

9. alvorens tot wijziging wordt overgegaan een hydrologisch onderzoek wordt uitgevoerd, met dien verstande dat de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien uit het onderzoek is gebleken dat de waterhuishoudkundige waarde door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet onevenredig wordt geschaad. In verband hiermee kunnen de volgende bouwregels voor nieuwbouw worden gesteld:

a. er mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van duurzame materialen die niet op het water uitlogen;

b. afvoer van regenwater wordt zodanig aangelegd dat de afvoer vertraagd plaatsvindt op het huidige oppervlaktewatersysteem;

c. de afstand tussen de bodem van de bebouwing (kelder/kruipruimte) en de slecht doorlatende laag in de bodem dient ten minste 20 cm te bedragen.

 

b. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van de bouw van maximaal vier woningen met dien verstande dat:

1. deze wijziging alleen mag worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5';

2. bestaande bebouwing wordt afgebroken;

3. de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;

4. per hoofdgebouw voldoende parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd;

5. een verzoek om wijziging gepaard gaat met een voorstel tot landschappelijke inpassing van de bebouwing ter versterking van het landschappelijk karakter zoals is aangegeven in lid 4.1, onder i; burgemeester en wethouders gaan uitsluitend over tot wijziging van het bestemmingsplan als er overeenstemming is over een goede landschappelijke inpassing en de uitvoering van het plan voor landschappelijke inpassing is gegarandeerd;

6. de geluidsbelasting op de woning niet meer mag bedragen dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

7. rekening wordt gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet;

8. alvorens tot wijziging wordt overgegaan een hydrologisch onderzoek wordt uitgevoerd, met dien verstande dat de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien uit het onderzoek is gebleken dat de waterhuishoudkundige waarde door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet onevenredig wordt geschaad. In verband hiermee kunnen de volgende bouwregels voor nieuwbouw worden gesteld:

a. er mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van duurzame materialen die niet op het water uitlogen;

b. afvoer van regenwater wordt zodanig aangelegd dat de afvoer vertraagd plaatsvindt op het huidige oppervlaktewatersysteem;

c. de afstand tussen de bodem van de bebouwing (kelder/kruipruimte) en de slecht doorlatende laag in de bodem dient ten minste 20 cm te bedragen.