21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'recreatie - verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein;
b. verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
c. recreatieve nachtverblijven;
d. manege, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘manege’;
e. verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein en ten hoogste 48 recreatiewoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’;
met daaraan ondergeschikt:
f. beheer en dienstverlening, waaronder een horecavoorziening in de vorm van een kantine/restaurant, sanitaire voorzieningen en onderhoud;
g. wonen ten behoeve van de recreatievoorzieningen al dan niet in combinatie met:
-
een aan huis verbonden beroep;
-
een gastouderopvang;
h. het behoud en het versterken van een goede landschappelijke inpassing;
i. tuinen en terreinen;
j. sport- en speelvoorzieningen/-terreinen;
k. parkeervoorzieningen;
l. groenvoorzieningen en singelbeplanting;
m. wegen en paden;
n. water;
met de daarbij behorende:
o. gebouwen, waaronder overkappingen;
p. bedrijfswoningen;
q. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning en bergingen bij recreatieve nachtverblijven;
r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, waarbij de ruimten voor beheer en dienstverlening in bedrijfswoningen worden meegerekend, dan wel ten hoogste het bestaande oppervlak bedragen;
2. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van de groepsaccommodatie en de manege zal niet meer bedragen dan 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen op de percelen ter plaatse van respectievelijk de aanduidingen ‘specifieke vorm van recreatie – groepsaccommodatie’ en ‘manege’;
3. de goothoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de dakhelling van de gebouwen zal ten hoogste 60º bedragen.
b. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen behorende bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
1. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één, dan wel het bestaande aantal bedragen, behalve:
a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' waar geen bedrijfswoningen zijn toegestaan, en;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – tweede bedrijfswoning’ waar twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
3. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
4. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfswoning |
150* |
- |
3,5 |
30 |
60 |
9 |
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100 |
3,5 |
- |
60 |
6,6 |
* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen
c. Voor het plaatsen van recreatieve nachtverblijven gelden de volgende regels:
1. de oppervlakte van een recreatief nachtverblijf inclusief een vrijstaande of een inpandige berging zal maximaal 70 m² bedragen, met uitzondering van een recreatief nachtverblijf ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' waar de oppervlakte ten hoogste 100 m² zal bedragen;
2. de oppervlakte van vrijstaande bergingen bedraagt per nachtverblijf ten hoogste 6 m²;
3. de bouwhoogte van een recreatief nachtverblijf zal maximaal 5 m bedragen, met uitzondering van een recreatief nachtverblijf ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' waar de goothoogte maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 8 m zal bedragen;
4. de bouwhoogte van een recreatief nachtverblijf heeft maximaal één bouwlaag, met uitzondering van een recreatief nachtverblijf ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' waar ten hoogste twee bouwlagen zijn toegestaan;
5. de onderlinge afstand tussen recreatieve nachtverblijven mag niet minder dan 3 m bedragen;
d. Voor het plaatsen van bergingen bij recreatieve nachtverblijven gelden de volgende regels:
1. per recreatief nachtverblijf zal ten hoogste één berging worden gebouwd;
2. de oppervlakte van een berging zal ten hoogste 6 m² bedragen;
3. de hoogte van een berging zal ten hoogste 3 m bedragen.
e. Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ geldt dat in uitzondering op voorgaande uitsluitend een recreatiewoning is toegestaan, waarbij de oppervlakte en goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de bestaande oppervlakte en goot- en bouwhoogte.
f. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat het aantal vlaggenmasten niet meer dan twee bedraagt;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in artikel 43 gehanteerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 21.2 sub a onder 1:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 10% van het bestemmingsvlak, mits:
- is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b. lid 21.2 sub b onder 1:
voor de bouw van een tweede bedrijfswoning met dien verstande dat:
-
de noodzaak is aangetoond dat voor het beheer van het terrein permanent toezicht noodzakelijk is en uit de bestaande bedrijfsomvang, dan wel een met waarborgen omkleed bedrijfsplan blijkt dat er een duurzaam volwaardig meermansbedrijf wordt geëxploiteerd;
-
de situering van de bedrijfswoning een duidelijke relatie dient te hebben met het bedrijf en binnen het verblijfsrecreatieve bedrijf moet plaatsvinden;
-
uit een landschapsinpassingsplan blijkt dat de parkeervoorzieningen goed zijn ingepast en de aantrekkelijkheid van het platteland gewaarborgd blijft en de uitvoering van landschappelijke inpassingsmaatregelen wordt gegarandeerd;
4. de geluidsbelasting van het geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
c. lid 21.2 sub b onder 4:
en worden toegestaan dat de oppervlakte van de bedrijfswoning wordt vergroot tot 250 m2.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Toegestaan gebruik
In overeenstemming met deze bestemming is:
a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een ander bedrijf uit categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:
1. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de bedrijfswoning, met dien verstande dat één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte in een bijgebouw bedraagt niet meer dan 45 m²;
4. parkeren vindt op eigen erf plaats;
5. er vindt geen detailhandel plaats anders dan productiegebonden detailhandel;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de aan de recreatieve functie ondergeschikte detailhandel;
c. het gebruik van horecagelegenheden door derden (anderen dan verblijfsrecreanten van het eigen recreatieterrein).
21.4.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep anders dan bedoeld in lid 21.4.1 sub a;
b. het gebruik van bouwwerken en kampeermiddelen, met uitzondering van de bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
c. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
d. het verwijderen van singelbeplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 21.4.1 sub b.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in artikel 43 gehanteerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving voor het gebruik van maximaal 20% van het perceel voor experimentele (verblijfs)recreatieve functies met bebouwing, met dien verstande dat:
- het recreatieterrein een bedrijfsmatige exploitatie dient te hebben;
- de oppervlakte van de experimentele ruimte ten hoogste 1 ha bedraagt;
- er sprake dient te zijn van een toegevoegde waarde voor het bestaande recreatieve product (meetbaar door te kijken naar de kwaliteitsverbetering en diversiteit);
- er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de verblijfsrecreatieve middelen niet mogen leiden tot een onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende natuurlijke, milieu en landschappelijke waarden.
21.6 Wijzigingsbevoegdheid
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in artikel 43 gehanteerd.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie 2, met dien verstande dat:
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 22 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. de wijziging uitsluitend mag worden toegepast, indien de gronden voor het gebruik voor recreatiewoningen een minimale oppervlakte van 5 ha hebben;
c. uit een ondernemersplan blijkt dat dit economisch haalbaarheid is en de recreatiefunctie een toegevoegde waarde heeft (vernieuwend of aanvullend) voor het bestaand toeristisch aanbod;
d. rekening gehouden wordt met voorzienbare nieuwe infrastructuur (wandel- en fietspaden, knooppunten et cetera);
e. voldaan wordt aan de verplichte duurzame en bedrijfsmatige exploitatie, bijdrage aan de werkgelegenheid en aan de levendigheid van het platteland, ook voor eigen inwoners (toetsbaar met aantal beoogde voorzieningen zoals minimaal een sportvoorziening en horeca, ondernemersplan en haalbaarheidsstudie);
f. een verzoek om wijziging gepaard dient te gaan met een voorstel tot landschappelijke inpassing van de bebouwing en parkeerruimte; burgemeester en wethouders gaan uitsluitend over tot wijziging als er overeenstemming is over een goede landschappelijke inpassing en de uitvoering van het plan voor landschappelijke inpassing is gegarandeerd;
g. aangetoond moet zijn dat er geen significante gevolgen zijn voor de milieusituatie (toetsing aan de Wet geurhinder verplicht), natuurlijke (Natura 2000 en EHS) en landschappelijke waarden (open gebieden, robuuste landbouwgebieden), de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
h. er maatregelen moeten worden getroffen waardoor er, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, geen significante gevolgen optreden voor de natuurbeschermingsgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'speciale beschermingszone';
i. op het eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid (per standplaats, bouwwerk en bed & breakfasteenheid een parkeerplaats);
j. de bestemmingen zich overigens niet verzetten tegen de nieuwe functie, bijvoorbeeld bij de aanduidingen ter bescherming van natuurgebieden en waardevolle essen en de bestemming Agrarisch met waarden - 3.