20.1 Bestemmingomschrijving
De voor 'natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. natuur, bosbouw en houtproductie;
b landgoed, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landgoed';
c. cultuurgrond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, zoals houtwallen, houtsingels en bosschages, worden nagestreefd;
d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en de landschappelijke waarden;
e. de bescherming van de gebieden Mantingerzand, Mantingerbos, Elperstroom, Witterveld, Drentsche Aa, Drents-Friese Wold en Dwingelderveld ter plaatse van de aanduiding 'speciale beschermingszone' en het voorkomen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied;
met daaraan ondergeschikt:
f. het wonen ten behoeve van het landgoed, al dan niet in combinatie met:
- een aan huis verbonden beroep;
- mantelzorg;
- sociaal-culturele doeleinden;
- een gastouderopvang;
g. recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
h. het extensief agrarisch medegebruik;
i. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
j. ijsbanen, ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
k. voet- en fietspaden alsmede overige infrastructurele voorzieningen;
l. openbare nutsvoorzieningen;
m. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging;
n. sloten, beken, poelen en daarmee gelijk te stellen water;
o. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein;
met de daarbij behorende:
p. gebouwen ten behoeve van het beheer en onderhoud van bos- en natuurgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beheersgebouw';
q. een observatiehut, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - observatiehut';
r. gebouwen ten behoeve van een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’;
s. woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
t. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woning;
u. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
alsmede voor:
v. het behoud van de uitwendige hoofdvorm van bouwwerken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', met dien verstande dat voorzover het aangeduide perceel is opgenomen in bijlage 4, uitsluitend de daar beschreven bebouwing behouden dient te blijven. Bij gebouwen wordt de uitwendige hoofdvorm bepaald door de goot- en bouwhoogte, de dakvorm, de dakhelling en de gevelindeling.
20.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van beheersgebouwen gelden de volgende regels:
1. de totale oppervlakte aan gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – beheersgebouw’ zal ten hoogste 300 m² bedragen;
2. de hoogte zal ten hoogste 5 m bedragen.
b. Voor het bouwen van de observatiehut geldt dat de hoogte van een observatiehut ten hoogste 6,5 m zal bedragen.
c. Voor het bouwen van de gebouwen ten behoeve van een ijsbaan gelden de volgende regels:
1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal per ijsbaan ten hoogste 100 m² bedragen;
2. de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 5 m bedragen.
d. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het landgoed gelden de volgende regels:
1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
2. woningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ worden gebouwd;
3. het aantal hoofdgebouwen zal niet meer dan één per landgoed bedragen;
4. het hoofdgebouw wordt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landgoed' gebouwd;
5. de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw zal ten minste 10 m bedragen;
6. de maatvoering van een gebouw zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximum aantal |
Gezamenlijke oppervlakte in m² |
|
Woning |
1 |
- |
1.250 |
2.500 |
6 |
9 |
15 |
60 |
Aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping |
- |
- |
500 |
750 |
- |
3,5 |
- |
60 |
Vrijstaand bijgebouw of vrijstaande overkapping |
2 |
150 |
- |
- |
- |
3,5 |
- |
60 |
e. voor het bouwen van een recreatiewoning gelden de volgende regels:
1. het hoofdgebouw wordt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ gebouwd;
2. de oppervlakte van de recreatiewoning bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte.
3. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte.
f. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de hoogte van bouwwerken ten behoeve van vogelobservatie zal ten hoogste 15 m bedragen;
2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landgoed’ ten hoogste 10 m bedragen;
3. de bouwhoogte van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ en voorzover opgenomen in de bijlage 4 bedraagt niet meer dan de bestaande bouwhoogte;
4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1 m bedraagt;
5. lichtmasten zijn binnen de bestemming niet toegestaan.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in artikel 43 gehanteerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 20.2 sub b:
en worden toegestaan dat de bouwhoogte van de observatiehut wordt verhoogd tot maximaal 15 m, mits:
- is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke en landschappelijke waarden;
b. lid 20.2 sub d onder 3 en 6:
en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – ontheffingsgebied' een tweede woning wordt gebouwd, mits:
1. elders in het buitengebied, op initiatief van de eigenaar(s) van het landgoed, ten minste 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, of saldering zoals omschreven in de Ruimte voor Ruimte-regeling kan worden toegepast, inhoudende dat op die manier alsnog ten minste 1.000 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, indien saldering niet mogelijk is, kan een lagere norm dan 1.000 m2 worden toegepast, mits sprake is van een gebiedsgerichte aanpak zoals bedoeld in de Ruimte voor Ruimte-regeling;
2. het perceel waarop de hiervoor bedoelde voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt de bestemming Wonen of Wonen - Voormalige boerderijen heeft;
3. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit ter plaatse van de locatie waar voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
4. de bebouwingsoppervlakte van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen niet meer bedraagt dan 250 m²;
5. vrijstaande bijgebouwen of overkappingen volledig binnen een afstand van 25 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw worden gebouwd;
6. de goothoogte van het hoofdgebouw niet meer dan 6 m bedraagt;
7. de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer dan 10 m bedraagt;
8. de dakhelling van het hoofdgebouw niet meer dan 60° bedraagt;
9. de goothoogte van de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen bij een hoofdgebouw niet meer dan 3,5 m bedraagt;
10. de dakhelling van de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen bij een hoofdgebouw ten minste 30° en ten hoogste 60° bedraagt.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Toegestaan gebruik
In overeenstemming met deze bestemming is:
a. het gebruik van gedeelten van een woning, inclusief aan- en uitbouwen, en/of een bijgebouw bij de woning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met inachtneming van de volgende regels:
1. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de bedrijfswoning, met dien verstande dat één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte in een bijgebouw bedraagt niet meer dan 45 m²;
4. parkeren vindt op eigen erf plaats;
5. er vindt geen detailhandel plaats anders dan productiegebonden detailhandel;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van natuurbeheer;
c. tijdelijke opslag van hout;
d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca ten behoeve van de ijsbaan.
20.4.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van woningen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een sociaal-culturele voorziening of een aan huis verbonden beroep als bedoeld in lid 20.4.1 sub a;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de productiegebonden detailhandel;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan bedoeld in lid 20.4.1 sub b;
e. het gebruik van een hoofdgebouw voor meer dan één woning;
f. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten, anders dan bedoeld in lid 20.4.1 sub c;
g. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
h. het aanleggen van drainage
i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan bedoeld in lid 20.4.1 sub d.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het af- en/of vergraven van gronden;
2. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
3. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
4. het graven, baggeren en/of verbreden van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
5. het dempen van beken, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
7. het aanleggen van fiets- en voetpaden;
8. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
9. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale (en planmatig) onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden en er geen significant negatieve aantasting plaatsvindt van de gebieden Mantingerzand, Elperstroom, Drentsche Aa, Mantingerbos en Witterveld.
d. Voor de onder a sub 1 tot en met 4 genoemde activiteiten zullen uitsluitend vergunningen worden verleend als de activiteiten worden uitgevoerd in het kader van natuurbeheer.
20.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
b. Het onder a vervatte verbod geldt, voorzover het aangeduide perceel is opgenomen in bijlage 4, uitsluitend voor de daar beschreven bouwwerken. Het verbod geldt niet voor de bouwwerken opgenomen in bijlage 4 onder het kopje ‘Monumenten Buitengebied Midden–Drenthe’. Op deze laatst bedoelde bouwwerken is de Monumentenwet van toepassing.
c. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
d. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.
20.7 Wijzigingsbevoegdheid
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in artikel 43 gehanteerd.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding ‘ijsbaan’ wordt gewijzigd, ten behoeve van vergroting van de ijsbaan, mits:
- is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.