16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a ontmoetings-, studie- en hulpcentrum met groepsaccommodatie, recreatiewoning en kleinschalig kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1';
b. radiosterrenwacht, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - sterrenwacht';
c. bezoekerscentrum (Westerbork), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2';
d. ijzertijdboerderij, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – 3’;
e. sociaal medische en educatieve voorzieningen in combinatie met groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – 4’;
f. herinneringsterrein en openluchtmuseum, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – 5’;
g. zorgaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
h. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een buurthuis en een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
i. school, ter plaatse van de aanduiding ‘onderwijs’;
j. buurthuis, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - buurthuis’;
k. religieuze voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;
l. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen in combinatie met een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – onderzoekscentrum’;
m. scouting met een kampeerterrein en een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – scouting’;
o. voormalige commandantswoning met beschermende stulp ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – voormalige commandantswoning’;
met daaraan ondergeschikt:
p. het wonen ten behoeve van de maatschappelijke bestemming ter plaatse van de aanduidingen ‘zorginstelling’, ‘specifieke vorm van maatschappelijk – 1’, ‘specifieke vorm van maatschappelijk – 4’ en ‘religie’, al dan niet in combinatie met:
- een aan huis verbonden beroep;
- een gastouderopvang;
met de daarbij behorende:
q. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
r. bedrijfswoningen;
s. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
t. terreinen;
u. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
alsmede voor:
v. het behoud van de uitwendige hoofdvorm van bouwwerken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', met dien verstande dat voorzover het aangeduide perceel is opgenomen in bijlage 4, uitsluitend de daar beschreven bebouwing behouden dient te blijven. Bij gebouwen wordt de uitwendige hoofdvorm bepaald door de goot- en bouwhoogte, de dakvorm, de dakhelling en de gevelindeling.
Met dien verstande dat de gronden, voorzover gelegen binnen een afstand van 50 m van de bouwperceelgrenzen van naastgelegen bedrijven, niet zijn bestemd voor nieuwe geurgevoelige objecten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij.
16.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
1. per aanduiding mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één zorgaccommodatie, één buurthuis en ijsbaan, één ontmoetings-, studie- en hulpcentrum, één radiosterrenwacht, één bezoekerscentrum, één ijzertijdboerderij, één kerk, één school, één voormalige commandantswoning of één informatiecentrum met vergaderruimten worden gebouwd;
2. de bedrijfswoningen zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduidingen 'zorginstelling', ‘religie’, 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' en 'specifieke vorm van maatschappelijk - 4';
3. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per maatschappelijke functie bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen, zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen, met uitzondering van:
a. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 3’, waar uitsluitend de bestaande bebouwing is toegestaan
b. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 4' uitsluitend voorzover het betreft het perceel Bosweg 4 te Witteveen, waar de bestaande bebouwing vergroot mag worden met 1.600 m2,
c. de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – voormalige commandantswoning’, waar ten behoeve van het beschermen van de voormalige commandantswoning een beschermend gebouw (stulp) om de voormalige commandantswoning heen is toegestaan ter grootte van ten hoogste 1.000 m²;
5. ter plaatse van de aanduiding:
a. 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1', en;
b. 'specifieke vorm van maatschappelijk - 4', uitsluitend voorzover het betreft het perceel Bosweg 4 te Witteveen;
is toegestaan een groepsaccommodatie met een grondoppervlakte van ten hoogste 300 m2;
6. in afwijking van het bepaalde onder 9:
a. mogen de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - 3’ niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
b. mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – voormalige commandantswoning’ ten behoeve van het beschermen van de voormalige commandantswoning de bouwhoogte van een beschermend gebouw (stulp) om de voormalige commandantswoning heen ten hoogste 12 m bedragen;
7. de gebouwen, waaronder overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
8. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
9. de maatvoering van een bouwwerk zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
- |
- |
5 |
20 |
60 |
12 |
Bedrijfsgebouw ten behoeve van 16.1 sub b |
- |
- |
- |
- |
- |
15 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
5 |
- |
60 |
12 |
Bedrijfswoning |
150* |
- |
3,5 |
30 |
60 |
9 |
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100 |
3,5 |
- |
60 |
6,6 |
* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - sterrenwacht’ bedraagt ten hoogste 25 m;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in artikel 43 gehanteerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2 sub a onder 9 en worden toegestaan dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 250 m2.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Toegestaan gebruik
In overeenstemming met deze bestemming is:
a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een ander bedrijf uit categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:
1. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de bedrijfswoning, met dien verstande dat één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte in een bijgebouw bedraagt niet meer dan 45 m²;
4. parkeren vindt op eigen erf plaats;
5. er vindt geen detailhandel plaats anders dan productiegebonden detailhandel;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van maatschappelijk – 1’ en ‘specifieke vorm van maatschappelijk – scouting’ ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met inachtneming van de volgende regels:
1. de gronden voor het gebruik als kleinschalig kampeerterrein dienen een minimale oppervlakte van 2.000 m² en een maximale oppervlakte van 1 ha te hebben;
2. de kampeermiddelen ten behoeve van het kamperen dienen aansluitend op de bebouwing te worden geplaatst;
3. het kamperen mag uitsluitend plaatsvinden binnen de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar;
4. het kampeerterrein moet minimaal 50 m van de perceelgrens van buiten het bedrijf gelegen (bedrijfs)woningen zijn gesitueerd, dan wel minimaal de bestaande afstand, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' waar er geen minimale afstand is,;
5. er mogen geen stachalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' waar maximaal drie eenvoudige trekkershutten met slaapkamer en kookgelegenheid, maar zonder toilet en douche zijn toegestaan op het terrein. De maximale oppervlakte van een trekkershut bedraagt 30 m², de maximale bouwhoogte is 5 m en de trekkershut heeft maximaal één bouwlaag. De trekkershutten mogen uitsluitend worden gebouwd aansluitend aan het bouwperceel en moeten aansluiten bij de bestaande bebouwing;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve productiegebonden detailhandel;
d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen dan wel de ijsbaan;
e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kinderopvang en buitenschoolse opvang ter plaatse van de aanduiding ‘onderwijs’.
16.4.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep anders dan bedoeld in lid 16.4.1 sub a;
b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie anders dan bedoeld in lid 16.1 sub a, e, l en m en lid 16.4.1 sub b;
d. de vergroting van het gebruiksoppervlak van gebouwen voor groepsaccommodatie en recreatiewoning;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 16.4.1 sub c;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan bedoeld in lid 16.4.1 sub d.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in artikel 43 gehanteerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.4.2 sub d ten behoeve van een vergroting van de vloeroppervlakte ten behoeve van groepsaccommodatie, mits:
a. deze voorziet in voldoende parkeerruimte op eigen terrein en;
b. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
b. Het onder a vervatte verbod geldt, voorzover het aangeduide perceel is opgenomen in bijlage 4, uitsluitend voor de daar beschreven bouwwerken. Het verbod geldt niet voor de bouwwerken opgenomen in bijlage 4 onder het kopje ‘Monumenten Buitengebied Midden–Drenthe’. Op deze laatst bedoelde bouwwerken is de Monumentenwet van toepassing.
c. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
d. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.
16.7 Wijzigingsbevoegdheid
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in artikel 43 gehanteerd.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding ‘ijsbaan’ wordt gewijzigd, ten behoeve van vergroting van de ijsbaan, mits:
- is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen, met dien verstande dat:
1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 28 van overeenkomstige toepassing zijn;
2. de maatschappelijke activiteiten ter plaatse dienen te zijn beëindigd;
3. aangetoond moet zijn dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
4. de woonfunctie dient te worden ondergebracht in de voormalige bedrijfswoning;
5. aangetoond moet zijn dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.