21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'recreatie - verblijfsrecreatie 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kampeermiddelen;
b. trekkershutten, stacaravans, recreatiewoningen en chalets;
c. groenvoorzieningen en water;
d. verkeer en verblijf;
e. speelvoorzieningen;
f. openbare nutsvoorzieningen.
Verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan in het kampeerseizoen met ten hoogste het bestaande aantal standplaatsen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Trekkershutten
Voor het bouwen van trekkershutten gelden de volgende regels:
a. de oppervlakte van een trekkershut bedraagt niet meer dan 30 m2;
b. de bouwhoogte van een trekkershut bedraagt niet meer dan 3 m;
c. de onderlinge afstand tussen trekkershutten bedraagt niet minder dan 5 m.
21.2.2 Stacaravans
Voor het plaatsen van stacaravans gelden de volgende regels:
a. de onderlinge afstand tussen stacaravans bedraagt niet minder dan 5 m;
b. de oppervlakte van een stacaravan bedraagt niet meer dan 40 m2;
c. de hoogte van een stacaravan bedraagt niet meer dan 3,80 m.
21.2.3 Chalets
Voor het bouwen van chalets gelden de volgende regels:
a. de onderlinge afstand tussen chalets bedraagt niet minder dan 5 m;
b. de oppervlakte van een chalet bedraagt niet meer dan 60 m2;
c. de bouwhoogte van een chalet bedraagt niet meer dan 3,80 m.
21.2.4 Recreatiewoningen
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
a. het aantal recreatiewoningen bedraagt niet meer dan één per bouwperceel;
b. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt niet minder dan 5 m;
c. de oppervlakte van een recreatiewoning met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 80 m2, met dien verstande dat de oppervlakte, met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen, ten hoogste 80 m2 mag bedragen;
d. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6,5 m;
e. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30°;
f. per recreatiewoning mogen uitsluitend aangebouwde bijgebouwen tot een oppervlakte van 15 m2 en de maximum goothoogte van 2,5 m worden gebouwd, met dien verstande dat in geval van een platte afdekking de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
21.2.5 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen geldt dat de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt.
21.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m voor de voorgevel van het hoofdgebouw en daarachter ten hoogste 2 m;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8 m bedraagt.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- de plaats van bebouwing, waaronder lichtmasten;
- de (transparante) vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met name afrasteringen en omheiningen.
21.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de natuurlijke en landschappelijke waarden;
- een goede landschappelijke inpassing;
- de milieusituatie;
- de verkeers- en parkeersituatie;
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 ten behoeve van één vrijstaande berging per chalet, stacaravan en recreatiewoning, met een oppervlakte van niet meer dan 6 m2 en een bouwhoogte van niet meer dan 2,5 m.