4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groothandel, reparatie-, verhuur-, bouwnijverheid- en installatiebedrijven, welke wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen;
b. bedrijven behorende tot de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3.1’;
c. bestaande bedrijven, voorzover deze niet vallen onder a;
d. agrarisch toeleveringsbedrijf;
e. openbare nutsvoorzieningen;
f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
g. bestaande bedrijfswoningen;
en tevens voor:
h. afvalverzameldepot, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalverzameldepot';
i. verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, tankshop en wasstraat, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
j. zendmasten ten behoeve van telefonie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
k. hovenier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’.
In de bestemming zijn de inrichtingen bedoeld in artikel 1, juncto 40 van de Wet geluidhinder niet begrepen. Met uitzondering van de ter plaatse met 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangeduide inrichtingen, zijn geen risicovolle inrichtingen toegestaan.
In de bestemming is de vestiging van nieuwe auto- en/of garagebedrijven niet toegestaan.
In de bestemming is niet begrepen detailhandel. In afwijking van het voren-gaande is ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' verkoop van motorbrandstoffen met daarbij behorende andere detailhan-del in de vorm van een tankshop toegestaan.
In de bestemming is niet begrepen detailhandel in volumineuze goederen en meubels en bouwmarkten, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
De toelaatbaarheid van bedrijven wordt met het oog op het woon- en leefklimaat bepaald aan de hand van de bij de regels behorende Staat van bedrijven. Bedrijven, die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd onder a en b zijn zonder meer toelaatbaar.
Voor zover een bedrijf niet of in een naast hogere categorie in de Staat van bedrijven voorkomt, dan wel daarmee vergelijkbaar is, gaat het bevoegd gezag bij een verzoek om een omgevingsvergunning na of het betreffende bedrijf, naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid kan worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de categorieën 1, 2 en/of 3.1 uit de Staat van bedrijven.
Ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’ mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is een kleinschalige eet-/drinkgelegenheid zoals een koffie-eiland en een voorziening voor gekoelde etenswaar toegestaan, voorzover wordt voldaan aan de volgen-de criteria:
1. de tankshop moet in ruimtelijk en visuele zin primair blijven;
2. de kleinschalige eet/drinkgelegenheid moeten in de tankshop plaatsvinden. Vestiging in een vrijstaand bijgebouw is niet toegestaan;
3. de kleinschalige eet-/drinkgelegenheid mag uitsluitend plaatsvinden als niet zelfstandig onderdeel van het verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;
4. Een horecavoorziening met zitgelegenheid is niet toegestaan.
De bescherming van archeologische waarden is in de bestemming begrepen.
4.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
2. de dakhelling bedraagt voor 60% van het oppervlak niet minder dan 30°, dan wel ten minste de dakhelling van het bestaande gebouw indien deze minder bedraagt;
3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
5. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande gebouw tot die perceelgrens indien die minder bedraagt;
6. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
7. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende aanbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 150 m2 bedragen, met dien verstande dat de dakhelling van een bedrijfswoning niet minder dan 40° en niet meer dan 55° dient te bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder of meer bedraagt;
8. de oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 50 m2; de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
9. in afwijking van het voorgaande geldt voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dat uitsluitend de bestaande verschijningsvorm wat betreft goot- en bouwhoogte, dakhelling, dakvorm en plaatsing op het bouwperceel is toegestaan.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m;
2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m;
3. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt niet meer dan 16 m;
4. de bouwhoogte van zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt niet meer dan 40 m;
5. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
6. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
b. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 4.1, juncto lid 4.2, onder a:
voor de vestiging van bedrijven genoemd in een naast hogere categorie en bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld;
b. lid 4.2, sub a, onder 1:
voor een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte met ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing.
4.5 Specifieke gebruiksregel
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- het gebruiken of laten gebruiken van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor bewoning;
- het gebruiken of laten gebruiken van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van bodembewerkingen dieper dan 0,3 m, met een breedte van meer dan 1 m en een oppervlakte groter dan 60 m².
b. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
- werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en het beheer van het gebied betreffen;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
c. Alvorens over de onder a bedoelde omgevingsvergunning te beslissen, pleegt het bevoegd gezag overleg met een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
d. De omgevingsvergunning kan voor de gronden die op de bij deze regels opgenomen Kaart bekende en verwachte archeologische waarden zijn aangegeven met 'middelhoge trefkans' of 'hoge trefkans' alleen worden verleend indien een verkennend archeologisch onderzoek is uitgevoerd en de daarbij aangetroffen archeologische waarden, door middel van behoud in de gronden, dan wel opgraving, kunnen worden gegarandeerd, met dien verstande dat geen archeologische onderzoek is vereist wanneer door een deskundige, bedoeld onder c, is aangegeven dat onderzoek niet noodzakelijk is.
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' te slopen.
De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien de bouwkundige staat van het gebouw zodanig is dat de sloop vanuit het oogpunt van goede volkshuisvesting noodzakelijk is en/of renovatie redelijkerwijs niet mogelijk is en indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur en samenhang van het gebied.