Inhoud van de
voorschriften 1
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Wijze van meten c.q. berekenen
Hoofdstuk II Bestemmingsregeling
Artikel 3 Woondoeleinden 1 (W1) 7
Artikel 4 Maatschappelijke doeleinden (M)
Artikel 5 Groendoeleinden (G) 9
Artikel 6 Agrarische doeleinden (A)
Artikel 7 Verkeersdoeleinden (V)
Artikel 8 Parkeren (P)
Artikel 9 Gebied met archeologische verwachtingswaarde
Hoofdstuk III Algemene bepalingen
Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 11 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
Artikel 12 Algemene vrijstellingsbevoegdheid
Artikel 13 Algemene en specifieke wijzigingsbevoegdheden
Artikel 14 Procedureregeling
Artikel 15 Algemene gebruiksbepaling
Artikel 16 Overgangsbepalingen 17
Artikel 17 Strafbepaling
Artikel 18 Slotbepaling
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen |
3 |
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
een aan een woning vastgebouwd bouwwerk, dat in directe verbinding staat met die woning, zoals een serre, een bijkeuken en een garage met een directe verbinding met de woning;
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan:
a. de aard en omvang zodanig zijn, dat de activiteit in de woningen en / of de daarbijbehorende bijgebouwen, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, ter plaatse kan worden uitgeoefend, waaronder een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit wordt, behoort;
b. de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
c. de desbetreffende beroepsuitoefening niet van invloed is op de normale afwikkeling van het verkeer en op het parkeren;
a. de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
b. indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de plankaart is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw – zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen – alsmede het verlengde daarvan;
één of meer gebouwen en / of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
a. t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b. t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de aaneengesloten bebouwde en / of onbebouwde grond behorende bij een bestaand of op te richten bouwwerk of complex van bouwwerken;
een op de plankaart aangegeven vlak, waarbinnen krachtens deze voorschriften bepaalde bebouwing mag worden gebouwd. De grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg, waarop de bebouwing is georiënteerd, wordt tevens aangemerkt als voorgevelrooilijn;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
een al dan niet aan de woning vastgebouwd bouwwerk, dat geen directe verbinding heeft met die woning;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en / of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
bebouwing welke wordt gekenmerkt door stapeling van hoofdgebouwen;
bebouwing welke wordt gekenmerkt door aaneengebouwde hoofdgebouwen;
bebouwing welke wordt gekenmerkt door halfvrijstaande en / of geschakelde hoofdgebouwen, en incidenteel vrijstaande en maximaal 3 aaneengebouwde hoofdgebouwen;
een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen;
een gebouw, dat gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op het bouwperceel kan worden aangemerkt;
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel
bebouwing welke wordt gekenmerkt door vrijstaande hoofdgebouwen;
woningen welke worden gekenmerkt door een binnentuin;
het bestemmingsplan "Mastbos" van de
de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 blad, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee / prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
de voor het publiek toegankelijke winkelruimte
a. de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
b. de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen.
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en / of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant goot, boeibord of druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van een gebouw of bouwwerk;
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
Tussen de onderzijde van de beganegrondvloer dan wel – indien aanwezig – van de kelder- of souterrainvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en /
of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren op
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de
weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd
met
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen
worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits
de overschrijding niet meer dan
Hoofdstuk II Bestemmingsregeling |
7 |
1. De gronden op de plankaart voor "Woondoeleinden 1" (W1) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a.
het wonen met bijbehorende erven en in samenhang
daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en /
of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten waarvan per woning het
vloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de
woning en niet meer dan
b.
detailhandel uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding "detailhandel toegestaan 1" op de plankaart met een
oppervlakte van ten hoogste
c.
detailhandel uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding "detailhandel toegestaan 2" op de plankaart met een
oppervlakte van ten hoogste
d.
kantoren uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding "kantoren toegestaan" op de plankaart met een oppervlakte
van ten hoogste
2.1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen.
a. De op de plankaart aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden:
1. open bebouwing;
2. halfopen bebouwing;
3. gesloten bebouwing;
4. gestapelde bebouwing;
5. patiowoning.
Ter
plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding "detailhandel
toegestaan" (d) is op de begane grond detailhandel toegestaan met
verkoopvloeroppervlak van ten hoogste
b. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd. De voorgevelrooilijn en de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak mogen worden overschreden in de vorm van een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden.
1.
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het
hoofdgebouw mag niet meer dan
2.
De afstand tot de bestemmingsgrens mag niet
minder dan
3. Bij hoekwoningen mogen erkers niet worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
c.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn,
dan wel op een afstand van maximaal
d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
e. De (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
f. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
1.
vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet
minder dan
2.
halfvrijstaande woningen mag aan één zijde niet
minder dan
3.
aaneengebouwde woningen mag alleen bij de hoekwoningen
niet minder dan
2.2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen.
a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b.
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een
afstand van ten minste
c. Bij hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
d.
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet
meer bedragen dan
e. De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.
f.
Voor zover de oppervlakte van de strook grond
achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan
g.
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één van de
aan de zijgevels grenzende gronden vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te
blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van
h.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
i.
De (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan
2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen.
a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak.
b. Met betrekking tot het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen.
1.
Een overkapping mag voor de voorgevelrooilijn
worden gebouwd, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan
2.
De afstand tot de bestemmingsgrens dient
minimaal
3.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
4.
De (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan
c.
De (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer dan
d.
De (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen:
a. van het bepaalde in lid 2.1 onder b voor overschrijding van de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak in straten waaraan alleen zijgevels grenzen, ten behoeve van het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen deze zijdelingse begrenzing, mits:
1.
de afstand tot de weg niet minder dan
2. dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
b.
van het bepaalde in lid 2.1 onder b voor
overschrijding van de achterste begrenzing van het bouwvlak, ten behoeve van
vergroten van de diepte van de woning, met dien verstande dat de totale diepte
niet meer dan
c. van het bepaalde in lid 2.1 onder b.3, ten behoeve van het oprichten van erkers bij hoekwoningen voor het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
d. van het bepaalde in lid 2.2 onder c, ten behoeve van het oprichten van erkers bij hoekwoningen voor het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
e. van het bepaalde in lid 2.1 onder d – en voor zover nodig van het bepaalde onder e – om ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding "vrijstelling goothoogte toegestaan" (g) een in de kap geïntegreerde vierde bouwlaag dan wel een ten opzichte van de voorgevel terugliggende vierde bouwlaag zonder kap mogelijk te maken, met dien verstande dat aldus de poortfunctie en bijzondere situering en omgevingskenmerken (aard en hoogte van de bebouwing en nabijgelegen centrum) in stedenbouwkundig opzicht worden versterkt.
a. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
b. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
c. groenvoorzieningen en verhardingen.
2.1. Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen.
a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
d. De (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
2.2. Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen.
a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b.
De (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer dan
c.
De (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
a. groenvoorzieningen en sierwater;
b. bermen en beplantingen;
c. speelvoorzieningen;
d. waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder waterlopen en waterpartijen;
e. voorzieningen voor langzaam verkeer;
f. inritten;
g. nutsvoorzieningen.
2.1. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsgebouwen, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn.
a.
De oppervlakte van nutsgebouwen mag niet meer
bedragen dan
b.
De (nok)hoogte van nutsgebouwen mag niet meer
bedragen dan
2.2. Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de (nok)hoogte niet
meer mag bedragen dan
2.1. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
2.2. Op
deze gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen worden gebouwd, waarvan de
(nok)hoogte maximaal
a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
b. parkeervoorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
f. nutsvoorzieningen.
2.1. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsgebouwen, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn.
a.
De oppervlakte van nutsgebouwen mag niet meer
bedragen dan
b.
De (nok)hoogte van nutsgebouwen mag niet meer
bedragen dan
2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen.
a.
De hoogte van palen, masten en portalen voor
geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan
b.
De (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan
c.
De hoogte van kunstobjecten mag niet meer
bedragen dan
d.
De (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
2.1. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsgebouwen, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn.
a.
De oppervlakte van nutsgebouwen mag niet meer
bedragen dan
b.
De (nok)hoogte van nutsgebouwen mag niet meer bedragen
dan
2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen.
a.
De hoogte van palen, masten en portalen voor
geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan
b.
De (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan
c.
De hoogte van kunstobjecten mag niet meer
bedragen dan
d.
De (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Gebouwen
2.1. Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
a.
ver-/nieuwbouw
van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw,
gelegen op minder dan
b.
de bouw
van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 30 m2.
Vrijstelling
2.2. Burgemeester en wethouders kunnen
vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van een
overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het
oprichten van het gebouw, waarvoor vrijstelling wordt gevraagd, niet zal leiden
tot een verstoring van de archeologische resten.
2.3. Voor zover het oprichten van het gebouw,
waarvoor vrijstelling wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van
archeologisch materiaal, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 2.1.
2.4. Aan de vrijstelling
kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
c. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
2.5. Alvorens de
vrijstelling te verlenen vragen burgemeester en wethouders de provinciale archeoloog
om advies. Bij een negatief advies van de provinciale archeoloog wordt de
vrijstelling niet verleend, dan nadat van gedeputeerde staten een
verklaring van geen bezwaar is ontvangen.
3.1. Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op de in lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde uit te voeren:
a. het vergraven en
egaliseren van gronden en het diepploegen;
b. het aanleggen van ondergrondse leidingen
en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
c. het verlagen van het
waterpeil;
d. het aanleggen en verharden van wegen,
paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere
oppervlakteverhardingen.
3.2. Een
aanlegvergunning wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat de archeologische waarden door de aanlegactiviteiten niet
onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
3.3. Aan de aanlegvergunning kunnen de volgende
voorwaarden worden verbonden:
a.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de
verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c.
de
verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
3.4. Alvorens de vrijstelling te verlenen vragen
burgemeester en wethouders de provinciale archeoloog om advies. Bij een negatief
advies van de provinciale archeoloog wordt de vrijstelling
niet verleend, dan nadat van gedeputeerde staten een verklaring van
geen bezwaar is ontvangen.
3.5. Geen aanlegvergunning is vereist voor:
a.
werken,
geen bouwwerken zijnde, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer
en waarbij de gronden niet dieper dan
b.
voor
ingrepen minder dan 2.500 m2;
c.
werken,
geen bouwwerken zijnde, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het
plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip
geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Wijzigingsbevoegdheid
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming gebied met archeologische verwachtingswaarde te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is gebleken dat het oprichten van gebouwen of het uitvoeren van werken en werkzaamheden, niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische resten.
Hoofdstuk III Algemene bepalingen |
13 |
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behouden ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
a. de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor in deze voorschriften geen bijzondere vrijstellingsbevoegdheden zijn opgenomen;
b. de voorschriften en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. de voorschriften en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
de inhoud per gebouwtje niet meer dan
de (nok)hoogte niet meer dan
d. de voorschriften ten aanzien van de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1.
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen
zijnde, tot maximaal
2.
ten behoeve van waarschuwings- en /
of communicatiemasten tot maximaal
3.
ten behoeve van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, tot maximaal
e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (nok)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (nok)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
2. de (nok)hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (nok)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen van de gronden, die op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid 1", te wijzigen in de bestemmingen "Woondoeleinden 1" en "Groendoeleinden" mits:
a.
op alle gronden in een strook van ten minste
b.
op de niet onder a bedoelde gronden de
bestemming "Woondoeleinden 1" wordt geprojecteerd met een
bebouwingstypologie "open bebouwing", waarbij de voorgevel daarvan
evenwijdig aan de weg en ten minste
c. dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
d. de woningen worden georiënteerd op de weg met de bestemming Verkeersdoeleinden ten zuiden van het wijzigingsgebied;
e. aangetoond is dat de woning direct kan worden ontsloten via de weg met de bestemming Verkeersdoeleinden ten zuiden van het wijzigingsgebied;
f. op de woonpercelen een zodanig aantal parkeerplaatsen wordt voorzien dat voldaan wordt aan de parkeerbehoefte van de woningen;
g. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, waarbij op basis van onderzoek moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de woonfunctie;
h. rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
i.
de goothoogte niet meer bedraagt dan
j.
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
k.
op de woonpercelen ter plaatse van de stroken
grond binnen
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen van de gronden, die op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid 2", te wijzigen in de bestemmingen "Woondoeleinden 1" mits:
a.
de bebouwingstypologie "half open bebouwing"
wordt geprojecteerd ten behoeve van één woning, waarbij de voorgevel daarvan
evenwijdig aan de weg en ten minste
b. dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
c. de woningen worden georiënteerd op de weg met de bestemming Verkeersdoeleinden ten zuiden van het wijzigingsgebied;
d. aangetoond is dat de woning direct kan worden ontsloten via de weg met de bestemming Verkeersdoeleinden ten zuiden van het wijzigingsgebied;
e. op het woonperceel een zodanig aantal parkeerplaatsen wordt voorzien dat voldaan wordt aan de parkeerbehoefte van de woningen;
f. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, waarbij op basis van onderzoek moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de woonfunctie;
g. rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
h.
de goothoogte niet meer bedraagt dan
i.
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen van de gronden, die op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid 3", te wijzigen in de bestemmingen "Woondoeleinden 1" mits:
a.
de bebouwingstypologie "half open bebouwing"
wordt geprojecteerd ten behoeve van één woning, waarbij de voorgevel daarvan
evenwijdig aan de weg en ten minste
b. dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
c. de woningen worden georiënteerd op de weg met de bestemming Verkeersdoeleinden ten westen van het wijzigingsgebied;
d. aangetoond is dat de woning direct kan worden ontsloten via de weg met de bestemming Verkeersdoeleinden ten westen van het wijzigingsgebied;
e. op de woonpercelen een zodanig aantal parkeerplaatsen wordt voorzien dat voldaan wordt aan de parkeerbehoefte van de woningen;
f. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, waarbij op basis van onderzoek moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de woonfunctie;
g. rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
h.
de goothoogte niet meer bedraagt dan
i.
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen van de gronden, die op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid 4", te wijzigen in de bestemmingen "Woondoeleinden 1" en "Parkeren" mits:
a. ter plaatse van de noordwesthoek van het wijzigingsgebied de bestemming Woondoeleinden 1" wordt geprojecteerd met bebouwingstypologie "open bebouwing" met handhaving van de bestemming "Parkeren";
b.
in afwijking van het bepaalde onder a ter
plaatse van een strook grond evenwijdig aan de noordgrens van het
wijzigingsgebied, de bestemming "Woondoeleinden 1" wordt geprojecteerd
met een bebouwingstypologie "gestapelde bebouwing"; de afstand van
het bebouwingsvlak tot de noordgrens van het wijzigingsgebied dient ten minste
c. dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
d. de woningen worden georiënteerd op de weg met de bestemming Verkeersdoeleinden ten noorden van het wijzigingsgebied;
e. aangetoond is dat de woning direct kan worden ontsloten via de weg met de bestemming Verkeersdoeleinden ten noorden van het wijzigingsgebied;
f. ondergronds dan wel ter hoogte van het maaiveld een zodanig aantal parkeerplaatsen wordt voorzien dat voldaan wordt aan de parkeerbehoefte van het complex zorgwoningen, van de ter plaatse te realiseren appartementen en van de eventuele detailhandel aan de Bleijenhoek;
g. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, waarbij op basis van onderzoek moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de woonfunctie;
h. rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
i.
de goothoogte van de woning of het
appartementencomplex niet meer bedraagt dan
j.
de (nok)hoogte van de woning of het
appartementencomplex niet meer bedraagt dan
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen van de gronden, die op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid 5", te wijzigen in de bestemmingen "Woondoeleinden 1" mits:
a.
ter plaatse van een strook grond evenwijdig aan
de noordgrens van het wijzigingsgebied, de bestemming "Woondoeleinden 1"
wordt geprojecteerd met een bebouwingstypologie "half open bebouwing";
de afstand van het bebouwingsvlak tot de noordgrens van het wijzigingsgebied
dient ten minste
b. dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
c. de woningen worden georiënteerd op de weg met de bestemming Verkeersdoeleinden ten noorden van het wijzigingsgebied;
d. aangetoond is dat de woning direct kan worden ontsloten via de weg met de bestemming Verkeersdoeleinden ten noorden van het wijzigingsgebied;
e. op de woonpercelen een zodanig aantal parkeerplaatsen wordt voorzien dat voldaan wordt aan de parkeerbehoefte van de woningen;
f. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, waarbij op basis van onderzoek moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de woonfunctie;
g. rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
h.
de goothoogte niet meer bedraagt dan
i.
de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan
Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en van vrijstelling ingevolge artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
2. Onder strijdig gebruik, als bedoeld in lid 1, wordt in ieder geval verstaan:
a. gebruik van gronden, gebouwen en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en / of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een woning voor bewoning.
3. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
1. Bouwwerken, welke ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen 2 jaar na tenietgaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1 van dit artikel dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot, en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.
3. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
4.1. Lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
4.2. Lid 3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Overtreding van het bepaalde in:
a. artikel 9 lid 3.1;
b. artikel 15 lid 1;
wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel: "Voorschriften van het bestemmingsplan Mastbos van de gemeente Bladel".