Artikel 2 Wijze van meten c.q. berekenen
Artikel 3 Woondoeleinden 1 (W1)
Artikel 4 Woondoeleinden 2 (W2)
Artikel 5 Gemengde doeleinden (GD)
Artikel 6 Maatschappelijke
doeleinden (M)
Artikel 7 Bedrijfsdoeleinden (B)
Artikel 8 Detailhandelsdoeleinden
(D)
Artikel 9 Horecadoeleinden (H)
Artikel 10 Agrarische doeleinden (A)
Artikel 12 Groendoeleinden (G)
Artikel 13 Verkeersdoeleinden (V)
Artikel 14 Waterhuishoudkundige
doeleinden (Wa)
Artikel 17 Leiding - Riool
(dubbelbestemming)
Artikel 18 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 19 Algemene bouwregels
Artikel 20 Uitsluiting aanvullende
werking Bouwverordening
Artikel 21 Algemene
ontheffingsbevoegdheid
Artikel 22 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Artikel 24 Algemene gebruiksbepaling
Bijlagen:
Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2: Kaart Functies bebouwd gebied
In deze
regels wordt verstaan onder:
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
achtergevelrooilijn:
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
- indien geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de verbeelding is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts
bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op
de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
beroeps- c.q.
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op
een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden
beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling,
inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
bestaand(e situatie):
a t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
bouwperceel:
de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond behorende bij een
bestaand of op te richten bouwwerk of complex van bouwwerken;
bouwvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak, waarbinnen krachtens deze regels
bepaalde bebouwing mag worden gebouwd. De grens van het bouwvlak die gericht is
naar de weg, waarop de bebouwing is georiënteerd, wordt tevens aangemerkt als
voorgevelrooilijn;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
bijgebouw:
een al dan
niet aan de woning vastgebouwd bouwwerk, dat geen directe verbinding heeft met
die woning;
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling
ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die
goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening
van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlenende
bedrijvigheid en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf
of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische
en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken,
schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen
bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en
prostitutie;
dienstverlening:
het
verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
erker:
een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken);
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een
andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices
en bemiddelingsbureaus;
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of
aangewezen delen daarvan is toegestaan;
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
gesloten bebouwing:
bebouwing welke wordt gekenmerkt door aaneengebouwde hoofdgebouwen;
gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande
uit zich in één hoofdgebouw boven en/of naast elkaar bevindende zelfstandige
woningen en/of bijzondere woonruimten;
halfopen bebouwing:
bebouwing in overwegend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen
en incidenteel vrijstaande en aaneengebouwde (maximaal 3 aaneen) hoofdgebouwen;
hoekwoning:
een
woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen;
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
hoofdgebouw:
een gebouw, dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op
een bouwperceel kan worden aangemerkt;
horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter
plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
horeca categorie 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken
van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter
plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en
niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van
nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel)-restaurant,
pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum;
horeca categorie 2:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken
van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel
ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken,
zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon;
horeca categorie 3:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken
van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in
combinatie met kleine etenswaren, zoals een café;
hotel:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van
nachtverblijf met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of
dranken voor consumptie ter plaatse;
kantoor- en/of
praktijkruimte:
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend
of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve,
(para)medische en/of ontwerptechnische arbeid;
logies
gelegenheid om te overnachten;
lichte bedrijvigheid:
het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken
van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van
deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;
maatschappelijke en
culturele voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke,
religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen
ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel;
nevengeschikte activiteit:
activiteit waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw
als zodanig mag worden gebruikt;
onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis:
een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van
diensten dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende
bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A:
op administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en bedrijfsmatig recreatief of
hiermee gelijk te stellen gebied. Hiertoe behoort geen detailhandel en geen
persoonlijke verzorging;
onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie B:
op het gebied van persoonlijke verzorging, zoals een
kapper en schoonheidssalon en dergelijke, met uitzondering van een
seksinrichting, met dien verstande dat een eventuele detailhandelsfunctie
ondergeschikt en gerelateerd aan het bedrijf dient te zijn;
onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie C:
-
een ambachtelijk, publiekverzorgend alsmede
commercieel en medisch dienstverlenend bedrijf, niet bedoeld persoonlijke
verzorging, dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument,
zoals een schoenmaker, goudsmid, hakkenbar, kleermaker en dergelijke, met dien
verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd aan het
bedrijf dient te zijn;
-
een
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van
economische en maatschappelijke diensten aan derden, niet bedoeld persoonlijke verzorging, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
-
het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen,
onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven
die voorkomen in de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;
open bebouwing:
bebouwing bestaande uit overwegend vrijstaande hoofdgebouwen;
overkapping:
een
dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden
begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet
wordt aangemerkt als een gebouw;
patiowoning:
een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing;
pension
woning waar mensen, bijvoorbeeld toeristen, tegen vergoeding kost en inwoning hebben;
plan:
het bestemmingsplan ‘Hoogeloon 2010‘ van de gemeente Bladel bestaande
uit deze regels met bijlagen en de verbeelding;
productiegebonden
detailhandel:
detailhandel betreffende:
-
goederen
die ter plaatse worden vervaardigd/geproduceerd, bewerkt, gerepareerd en/of
toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt
is aan de productiefunctie;
-
een
beperkte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met
de bedrijfsactiviteiten;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten
ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué
tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
recreatiebedrijf:
bedrijf dat voorziet in activiteiten die in de vrije tijd ter ontspanning plaatsvinden;
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig,
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht
of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een
(raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie
met elkaar;
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze
passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde
daarvan;
verbeelding:
de kaart
met bijbehorende verklaring, bestaande uit 3 bladen, waarop de bestemmingen van
de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven, tekeningnummer TEK01-BLA00078-03A;
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing
is georiënteerd;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, e.d.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting één of meer personen.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
afstand tot de
zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse
perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
bebouwd oppervlak van
een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
bebouwingspercentage:
het
oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de
oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen het op de
verbeelding aangegeven bouwvlak;
breedte, diepte c.q.
lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren;
goothoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant goot, boeibord of
druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van een gebouw of
bouwwerk;
(nok)hoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
inhoud van een
bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane-grondvloer dan wel -indien aanwezig- van de
kelder- of souterrainvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
oppervlakte van een
bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren op
peil:
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met
0,20 m;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld
of het afgewerkte bouwterrein vermeerdert met 0,20 m;
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons
en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet
meer dan
De op de
verbeelding voor ‘Woondoeleinden
a
wonen;
b
onder
voorwaarden toegelaten bedrijf-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie
A (uitsluitend met ontheffing);
c tuinen, erven en verharding;
d waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
e de instandhouding en bescherming van de op de verbeelding als ‘rijksmonument’ aangeduide bouwwerken.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Nieuwbouw van woningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding ‘nieuwbouw woningen toegestaan (w + cijfer)’, waarbij het op de verbeelding vermelde cijfer duidt op het maximaal aantal woningen dat in de vorm van nieuwbouw is toegestaan.
b De op de verbeelding aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden:
1 ‘open bebouwing’;
2 ‘halfopen bebouwing’;
3
‘gesloten
bebouwing’;
4
‘gestapelde bebouwing’;
5
‘patiobebouwing’.
c Bij patiowoningen dient per bouwperceel een aaneengesloten open ruimte,
met een oppervlakte van minimaal
d Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn en de zijdelingse
begrenzing van het bouwvlak mogen worden overschreden in de vorm van een erker,
balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De diepte gemeten vanuit de oorspronkelijke voor- als zijgevel mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
2
De afstand tot de bestemmingsgrens
mag niet minder dan
3 Bij hoekwoningen mogen erkers niet worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevellijn van om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
e De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, dan wel op
een afstand van maximaal
f
De goothoogte mag niet meer
bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat binnen het
gedeelte van het bouwvlak met de aanduiding ‘afwijkende hoogte’ op de
verbeelding de goothoogte niet meer mag bedragen dan
g De (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven,
met dien verstande dat binnen het gedeelte van het bouwvlak met de aanduiding
‘afwijkende hoogte’ op de verbeelding de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan
h De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij:
1
vrijstaande woningen mag aan beide
zijden niet minder bedragen dan
3 m;
2
halfvrijstaande en/of geschakelde
woningen mag aan één zijde niet minder bedragen dan
3
aaneengebouwd mag alleen bij de
eindwoningen niet minder bedragen dan
4
in
afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 mag ter plaatse van de aanduiding
‘afwijkende afstand tot perceelsgrens’ op de verbeelding de genoemde afstand
niet minder dan
Indien
de bestaande afstand tot een zijdelingse perceelsgrens minder dan
i Bij het verbouwen van een woonboerderij (ter plaatse van de steraanduiding op de verbeelding) dient het karakter van het boerderijtype behouden te blijven.
3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden
gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen tenminste
b
Overkappingen
mogen worden gesitueerd maximaal
1
de (nok)hoogte van een overkapping
maximaal
2 de overkapping voor de voorgevelrooilijn geen gesloten wanden heeft.
c
Voor
overkappingen voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag de afstand tot de grens
met de openbare ruimte niet minder dan
d
Bij
hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de
hoek gelegen hoofdgebouwen.
e
De
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen voor zover gesitueerd
buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan
f
De
gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het
verlengde daarvan mogen voor maximaal 55% worden bebouwd.
g
Voor
zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het
hoofdgebouw meer bedraagt dan
h
Bij
vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven voor
tenminste
i
De
goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
j
De
(nok)hoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
3.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
3.2.4 Ondergronds
bouwen
Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:
a
De verticale diepte van een
ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan
b
Het oppervlak aan ondergrondse
gebouwen mag niet meer bedragen dan
3.3 Nadere eisen
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bouwwerken.
b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de op de verbeelding als ‘rijksmonument’ aangeduide bouwwerken.
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van het bepaalde in lid 3.1 tot de uitoefening van een onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A, met dien verstande dat:
1 De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een
maximum van
2 Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben
op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van
de parkeerbehoefte veroorzaken.
3 De activiteit dient milieuhygiënisch
inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
4 Detailhandel is niet toegestaan.
5 De activiteit wordt uitgeoefend door één bewoner.
b
van
het bepaalde in 3.2.1 voor het verbouwen van een woonboerderij (ter plaatse van
de steraanduiding op de verbeelding) tot meerdere woningen of wooneenheden, met
dien verstande dat:
1
de
breedte van een woning/wooneenheid niet minder dan
2
onderdelen
van woningen/wooneenheden en/of bijgebouwen mogen worden gebouwd, mits aan de
volgende eisen wordt voldaan:
-
achter
de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw moet een
aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste
- het bebouwingspercentage achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 40 bedragen;
3 het karakter van het boerderijtype behouden dient te blijven;
4 er geen milieuhygiënische bezwaren bestaan;
5 de verbouw slechts is toegestaan, indien er geen aantasting van de cultuurhistorische waarden optreedt. Hierover dient advies te worden ingewonnen bij de Heemkundekring/Monumentencommissie;
c van het bepaalde in 3.2.1 onder d voor overschrijding van de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak in straten waaraan alleen zijgevels grenzen, ten behoeve van het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mits:
1
de
afstand tot de weg niet minder dan
2
dit
uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
d van het bepaalde in 3.2.1 onder d voor overschrijding van de achterste
begrenzing van het bouwvlak, ten behoeve van vergroten van de diepte van de
woning, met dien verstande dat de totale diepte niet meer dan
e van het bepaalde in 3.2.1 onder d 3, ten behoeve van het oprichten van erkers bij hoekwoningen vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is.
f
van het bepaalde in 3.2.1 onder f
voor het bouwen binnen het op de verbeelding als ‘afwijkende hoogte’ aangeduide
gedeelte tot een hogere goothoogte dan
g van het bepaalde in 3.2.1 onder g voor het bouwen binnen het op de verbeelding
als ‘afwijkende hoogte’ aangeduide gedeelte tot een hogere (nok)hoogte dan
h van het bepaalde in 3.2.2 onder d, ten behoeve van het oprichten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoekwoningen voor het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is.
De op de verbeelding voor ‘Woondoeleinden
alsmede voor:
4.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding ‘beschermingszone watergang’ op de verbeelding
mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Nieuwbouw van woningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de op
de verbeelding aangegeven aanduiding ‘nieuwbouw woningen toegestaan (w +
cijfer)’, waarbij het op de verbeelding vermelde cijfer duidt op het maximaal
aantal woningen dat in de vorm van nieuwbouw is toegestaan.
b De op de verbeelding aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden:
1 ‘open bebouwing’;
2 ‘halfopen bebouwing’;
3 ‘gesloten bebouwing’.
c Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn en de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak mogen worden overschreden in de vorm van een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De diepte gemeten vanuit de oorspronkelijke voor- als zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
2
De afstand tot de bestemmingsgrens
mag niet minder dan
3 Bij hoekwoningen mogen erkers niet worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevellijn van om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
d De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een
afstand van niet meer dan
e De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven,
met dien verstande dat binnen het gedeelte van het bouwvlak met de aanduiding
‘afwijkende hoogte’ op de verbeelding de goothoogte niet meer mag bedragen dan
f
De (nok)hoogte mag niet meer
bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat binnen het
gedeelte van het bouwvlak met de aanduiding ‘afwijkende hoogte’ op de
verbeelding de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan
g De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
1 vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan
3 m;
2
halfvrijstaande en/of geschakelde
woningen mag aan één zijde niet minder bedragen dan
3
aaneengebouwd mag alleen bij de
eindwoningen niet minder bedragen dan
Indien de bestaande afstand tot een zijdelingse perceelsgrens minder
dan
h Bij het verbouwen van een woonboerderij (ter plaatse van de steraanduiding op de verbeelding) dient het karakter van het boerderijtype behouden te blijven.
4.2.3 Aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen
als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande
dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen tenminste
b
Overkappingen
mogen worden gesitueerd maximaal
1
de (nok)hoogte van een overkapping
maximaal
2 de overkapping voor de voorgevelrooilijn geen gesloten wanden heeft.
c
Voor
overkappingen voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag de afstand tot de
grens met de openbare ruimte niet minder dan
d
Bij
hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde
van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
e
De
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet
meer bedragen dan
f
De
gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het
verlengde daarvan mogen voor maximaal 55% worden bebouwd.
g
Voor
zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het
hoofdgebouw meer bedraagt dan
h
Bij
vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven voor tenminste
i
De
goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
j
De
(nok)hoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
4.2.4 Overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
4.2.5 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:
a De verticale diepte van een
ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bouwwerken.
b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de op de verbeelding als ‘rijksmonument’ aangeduide bouwwerken.
4.4 Ontheffingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van het bepaalde in lid 4.1 tot de uitoefening van een onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A, B en/of C, met dien verstande dat:
1 de omvang
van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
2 het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
3 detailhandel niet is toegestaan;
4 de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;
5 de activiteit wordt uitgeoefend door één bewoner;
b van het bepaalde in 4.2.2 voor het verbouwen van een woonboerderij (ter plaatse van de steraanduiding op de verbeelding) tot meerdere woningen of wooneenheden, met dien verstande dat:
1
de
breedte van een woning/wooneenheid niet minder dan
2
onderdelen
van woningen/wooneenheden en/of bijgebouwen mogen worden gebouwd, mits aan de
volgende eisen wordt voldaan:
-
Achter
de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw moet een
aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste
- Het bebouwingspercentage achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 40 bedragen;
3 het karakter van het boerderijtype behouden dient te blijven;
4 er geen milieuhygiënische bezwaren bestaan;
5 de verbouw slechts is toegestaan, indien er geen aantasting van de cultuurhistorische waarden optreedt. Hierover dient advies te worden ingewonnen bij de Heemkundekring/Monumentencommissie.
c van het bepaalde in 4.2.2 onder c voor overschrijding van de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak in straten waaraan alleen zijgevels grenzen, ten behoeve van het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mits:
1
de
afstand tot de weg niet minder dan
2
dit
uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
d van het bepaalde in 4.2.2 onder c voor overschrijding van de achterste
begrenzing van het bouwvlak, ten behoeve van vergroten van de diepte van de
woning, met dien verstande dat de totale diepte niet meer dan
e van het bepaalde in 4.2.2 onder c 3, ten behoeve van het oprichten van erkers bij hoekwoningen vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
f
het bepaalde in 4.2.2 onder e voor
het bouwen binnen het op de verbeelding als ‘afwijkende hoogte’ aangeduide
gedeelte tot een hogere goothoogte dan
g het bepaalde in 4.2.2 onder f voor het bouwen binnen het op de verbeelding
als ‘afwijkende hoogte’ aangeduide gedeelte tot een hogere (nok)hoogte dan
h van het bepaalde in 4.2.3 onder d, ten behoeve van het oprichten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoekwoningen voor het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is.
i voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de doeleindenomschrijving toegelaten milieucategorie 1.
De op de verbeelding voor ‘Gemengde doeleinden’ (GD) aangewezen gronden
zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a
wonen;
b
onder voorwaarden toegelaten
bedrijf-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorieën A, B en C
(uitsluitend met ontheffing);
c
bestaande
horeca categorie 1, 2 en 3, zoals weergegeven in bijlage 2 behorende bij de
regels;
d
bestaande
detailhandel, zoals weergegeven in bijlage 2 behorende bij de regels;
e
bestaande
lichte bedrijvigheid, genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten)
onder de milieucategorie 1 en zoals weergegeven in bijlage 2 behorende bij de
regels;
f
bestaande
kantoor en praktijkruimte, zoals weergegeven in bijlage 2 behorende bij de
regels;
g
bestaande
maatschappelijke voorzieningen, zoals weergegeven in bijlage 2 behorende
bij de regels;
h
bestaande
dienstverlenende bedrijvigheid, zoals weergegeven in bijlage 2 behorende
bij de regels;
i
tuinen,
erven en verhardingen;
j voorzieningen voor verkeer en verblijf;
k waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
l
de
instandhouding en bescherming van de op de verbeelding als ‘rijksmonument’
aangeduide bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Nieuwbouw van woningen uitsluitend op de verdiepingen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding ‘nieuwbouw woningen toegestaan’ (wv + cijfer), waarbij het op de verbeelding vermelde cijfer duidt op het maximaal aantal woningen dat in de vorm van nieuwbouw is toegestaan.
b Nieuwbouw van woningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding ‘nieuwbouw woningen toegestaan (w + cijfer)’, waarbij het op de verbeelding vermelde cijfer duidt op het maximaal aantal woningen dat in de vorm van nieuwbouw is toegestaan.
c De op de verbeelding aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden:
1
‘open
bebouwing’;
2
‘halfopen
bebouwing’;
3
‘patiobebouwing’;
4
‘gesloten
bebouwing’.
d Bij patiowoningen dient per bouwperceel een aaneengesloten open ruimte,
met een oppervlakte van minimaal
e Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn en de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak mogen worden overschreden in de vorm van een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De
diepte gemeten vanuit de oorspronkelijke voor- als zijgevel van het hoofdgebouw
mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
2
De
afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan
3
Bij
hoekwoningen mogen erkers niet worden gebouwd vóór het verlengde van de
voorgevellijn van om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
f
De voorgevel moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn, dan wel op een afstand van maximaal
g De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
h De (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
i De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
1 vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder dan
2 halfvrijstaande en/of geschakelde woningen mag aan één zijde niet
minder bedragen dan
3 aaneengebouwde woningen mag alleen bij de eindwoningen niet minder dan
Indien de bestaande afstand tot een
zijdelingse perceelsgrens minder dan
j Bij het verbouwen van een woonboerderij (ter plaatse van de steraanduiding op de verbeelding) dient het karakter van het boerderijtype behouden te blijven.
5.2.2 Aan- en uit- bijgebouwen en
overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden
gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen tenminste
b Overkappingen mogen worden
gesitueerd maximaal
1 de (nok)hoogte van een overkapping maximaal
2 de overkapping voor de voorgevelrooilijn geen gesloten wanden heeft.
c Voor overkappingen voor zover
gesitueerd buiten het bouwvlak mag de afstand tot de bestemmingsgrens niet
minder dan
d Bij hoekwoningen mogen géén aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de
hoek gelegen hoofdgebouwen.
e De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet
meer bedragen dan
f
De
gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het
verlengde daarvan mogen voor maximaal 55% worden bebouwd.
g Voor zover de oppervlakte van de
strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt
dan
h Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient
één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen te blijven
voor tenminste
i
De
goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
j
De
(nok)hoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
5.2.3 Overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan
b De hoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
5.2.4 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:
a De verticale diepte van een
ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan
5.3 Gebruiksregels
De in lid 5.1 onder d tot en met i beschreven doeleinden zijn enkel toegestaan op de begane grond, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De
activiteit is uitsluitend toegestaan op de begane grond van het hoofdgebouw.
b
Het
gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
5.4 Nadere
eisen
a Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken.
b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de op de verbeelding als ‘rijksmonument’ aangeduide bouwwerken.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van het bepaalde in lid 5.1 tot de uitoefening van onder voorwaarden toegelaten bedrijf-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorieën A, B en C (uitsluitend met ontheffing, met dien verstande dat:
1
de
omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
2
het
gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte mag veroorzaken;
3
de
activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
4
detailhandel
niet is toegestaan;
5
de
activiteit wordt uitgeoefend door één bewoner;
b
voor
het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en
invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de doeleindenomschrijving
toegelaten milieucategorie 1;
c onderlinge functiewijzigingen van de in lid 5.1 onder d tot en met i beschreven doeleinden, mits het totale aantal voorkomende functies binnen het plangebied gelijk blijft;
d van het bepaalde in 5.2.1 voor het verbouwen van een woonboerderij (ter plaatse van de steraanduiding op de verbeelding) tot meerdere woningen of wooneenheden, met dien verstande dat:
1
de
breedte van een woning/wooneenheid niet minder dan
2
onderdelen
van woningen/wooneenheden en/of bijgebouwen mogen worden gebouwd, mits aan de
volgende eisen wordt voldaan:
-
Achter
de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw moet een
aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste
-
Het
bebouwingspercentage achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 40
bedragen;
3
het
karakter van het boerderijtype behouden dient te blijven;
4
er
geen milieuhygiënische bezwaren bestaan;
5
de
verbouw slechts is toegestaan, indien dit noodzakelijk is voor behoud van de
cultuurhistorische waarden. Hierover dient advies te worden ingewonnen bij de
Heemkundekring/Monumentencommissie;
e van het bepaalde in 5.2.2 onder d, ten behoeve van het oprichten van erkers bij hoekwoningen vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
f van het bepaalde in 5.2.2 onder d, ten behoeve van het oprichten van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen bij hoekwoningen voor het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is.
6.1 Doeleindenomschrijving
De op de verbeelding voor ‘Maatschappelijk doeleinden’ (M) aangewezen
gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a
maatschappelijke
en culturele voorzieningen;
b
woonzorgcomplex
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘woonzorgcomplex toegestaan’ op de
verbeelding;
c
wonen
op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘woningen op
verdieping toegestaan’ op de verbeelding;
d
voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
e groenvoorzieningen en verhardingen;
f waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
g
de
instandhouding en bescherming van de op de verbeelding als ‘rijksmonument’
aangeduide bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de
verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
d De (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan op
de verbeelding is aangegeven.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het op de verbeelding aangegeven
bouwvlak worden gebouwd.
b De
(nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
c De
(nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan
6.2.3 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:
a De verticale diepte van een ondergronds
bouwwerk mag niet meer bedragen dan
6.3 Nadere
eisen
a Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken.
b De onder a genoemde nadere eisen mogen
slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting
van de op de verbeelding als ‘rijksmonument’ aangeduide bouwwerken.
De op de verbeelding als ‘Bedrijfsdoeleinden’ (B) aangewezen gronden
zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a
bedrijven
genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorie
1 en 2;
b
bestaande
bedrijven van milieucategorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijven maximaal
milieucategorie 3.1 toegestaan’;
c
bestaande
bedrijven van milieucategorie 3.2 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijven maximaal
milieucategorie 3.2 toegestaan’;
d
houthandel,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘houthandel’ op de verbeelding;
e
ondergeschikte
productiegebonden detailhandel;
f
bedrijfswoningen;
g
opslag
en uitstalling;
h
tuinen,
erven en verhardingen;
i voorzieningen voor verkeer en verblijf;
j waterhuishoudkundige voorzieningen;
7.2 Bouwregels
7.2.1
Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding ‘beschermingszone watergang’ op de verbeelding
mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
7.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden
gebouwd.
b
Het
bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de
verbeelding is aangegeven.
c
De afstand van
bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient aan beide zijden ten
minste
d
De
goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is
aangegeven.
e
De
(nok)hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding
is aangegeven.
7.2.3 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen zijn vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing
toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
a
Per
bedrijf is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan.
b
De
inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
De
(nok)hoogte mag niet meer dan
d Met betrekking tot de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient voor een vrijstaande bedrijfswoning het gestelde onder 7.2.2 onder c in acht te worden genomen.
7.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt
voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
c De maximale gezamenlijke
oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan
d De goothoogte van vrijstaande
bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
e De (nok)hoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
mogen binnen en buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden
gebouwd.
b De (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen
dan
c De (nok)hoogte van antennes en
lichtmasten mag niet meer bedragen dan
d De (nok)hoogte van bouwwerken
ten behoeve van de op de verbeelding aangeduide ‘houthandel’ mag niet meer
bedragen dan
e De (nok)hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan sub a en b genoemd mag niet meer bedragen
dan
7.2.6 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:
a De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen
dan
7.3 Ontheffingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het toestaan in de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’ van bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de doeleindenomschrijving toegelaten milieucategorieën 1, 2 en 3.1.
8.1 Doeleindenomschrijving
De op de verbeelding voor ‘Detailhandelsdoeleinden’ (D) aangewezen gronden
zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a
detailhandel;
b
bestaand
wonen;
c
tuinen,
erven en verhardingen;
d
voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
e waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend
binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn en de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak mogen worden overschreden in de vorm van een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De diepte gemeten vanuit de oorspronkelijke voor- als zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
2
De afstand tot de bestemmingsgrens
mag niet minder dan
3 Bij hoekwoningen mogen erkers niet worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevellijn van om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
b Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
c De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan
wel op een afstand van maximaal
d De goothoogte mag niet meer
bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
e De (nok)hoogte mag niet meer
bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende
bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mogen binnen en buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden
gebouwd.
b De (nok)hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan
c De (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
niet meer bedragen dan
8.2.3 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:
a De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen
dan
De op de verbeelding voor ‘Horecadoeleinden’ (H) aangewezen gronden zijn
bestemd voor de volgende doeleinden:
a
horecabedrijven
in categorie 1, 2 en 3;
b
hotel/pension,
ter plaatse van perceel Hoofdstraat 81;
c
bestaand
wonen;
d
tuinen,
erven en verhardingen;
e voorzieningen voor verkeer en verblijf;
f waterhuishoudkundige voorzieningen;
g overkluizing van watergangen ter plaatse van de aanduiding ‘overkluizing watergang’ op de verbeelding;
alsmede voor:
9.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding
‘beschermingszone watergang’ op de verbeelding mogen geen bouwwerken worden
gebouwd.
9.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend
binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn en de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak mogen worden overschreden in de vorm van een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De diepte gemeten vanuit de oorspronkelijke voor- als zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
2
De afstand tot de bestemmingsgrens
mag niet minder dan
3 Bij hoekwoningen mogen erkers niet worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevellijn van om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
b Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
c De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan
wel op een afstand van maximaal
d De goothoogte mag niet meer
bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
e De (nok)hoogte mag niet meer
bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende
bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mogen binnen en buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden
gebouwd.
b De (nok)hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan
c De (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
niet meer bedragen dan
9.2.4 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:
a De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen
dan
De op de verbeelding voor ‘Agrarische doeleinden’ (A) aangewezen gronden
zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a
agrarische
bedrijven met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
b
bedrijfswoningen;
c tuinen, erven en verhardingen;
d waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen
het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b
Het
bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is
aangegeven.
c
De
goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is
aangegeven.
d De (nok)hoogte van bedrijfsgebouwen
mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
10.2.2 Bedrijfswoningen
Per
agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de
bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
a
Per
bedrijf is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan.
b
De
bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
c
De
inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
d
De
afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag
niet minder bedragen dan
e
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
f
De (nok)hoogte mag niet meer bedragen
dan
10.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Bij een
bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen
mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden
gebouwd.
b
Bijgebouwen
dienen op een afstand van ten minste
c
De afstand van een vrijstaand bijgebouw tot
de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
d
De
maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan
e
De
goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
f
De
(nok)hoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen
binnen en buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b Silo’s zijn enkel toegestaan binnen het
bouwvlak met een maximale hoogte van
c De hoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
10.2.5 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
a Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder bovengrondse gebouwen.
b
De verticale diepte van een
ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan
11.1 Doeleindenomschrijving
De op de verbeelding als ‘Begraafplaats’ (BP) aangewezen gronden zijn bestemd
voor de volgende doeleinden:
a
begraafplaats;
b
groenvoorzieningen;
c bermen en beplantingen;
d
waterhuishoudkundige
voorzieningen;
alsmede voor:
e
de
instandhouding en bescherming van de op de verbeelding als ‘rijksmonument’
aangeduide bouwwerken.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de functie begraafplaats, zoals een afscheidslokaal of een kapel, gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding
aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
d De (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan op
de verbeelding is aangegeven.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a De (nok)hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b De (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
niet meer bedragen dan
11.3 Nadere
eisen
a Burgemeester en wethouders
kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van
bouwwerken.
b De onder a genoemde nadere
eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de
aantasting van de op de verbeelding als ‘rijksmonument’ aangeduide bouwwerken.
11.4 Aanlegregels
Het is verboden op de gronden gelegen binnen het op de verbeelding aangegeven ‘archeologisch monument’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het ophogen, egaliseren, bodemverlagen en/of afgraven van gronden;
b
het uitvoeren van grondbewerkingen
dieper dan
c het aanleggen van boomgaarden;
d het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
e het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of waterbassins.
11.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
11.4.3 Toelaatbaarheid
a De in lid 11.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van de aanwezige oudheidkundige waarden is gewaarborgd.
b Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 11.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
De op de verbeelding voor ‘Groendoeleinden’ (G) aangewezen gronden zijn
bestemd voor de volgende doeleinden:
a
groenvoorzieningen;
b
bermen
en beplantingen;
c
speelvoorzieningen;
d
waterhuishoudkundige
voorzieningen, waaronder waterlopen en waterpartijen;
e
voorzieningen
voor langzaamverkeer;
f
inritten;
g
nutsvoorzieningen;
h
een
kiosk ter plaatse van de aanduiding ‘kiosk toegestaan’ op de verbeelding;
i
een
kapel ter plaatse van de aanduiding ‘kapel toegestaan’ op de verbeelding.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van
een kiosk en een kapel ter plaatse van de aanduiding ‘kiosk toegestaan’
respectievelijk ‘kapel toegestaan’ op de verbeelding alsmede nutsgebouwen,
waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
kiosk:
1
De
oppervlakte van de kiosk mag niet meer bedragen dan
2
De
(nok)hoogte van de kiosk mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
b
kapel:
1
De
oppervlakte van de kapel mag niet meer bedragen dan
2
De
(nok)hoogte van de kapel mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
c
nutsgebouwen:
1
De
oppervlakte van nutsgebouwen mag niet meer bedragen dan
2
De
(nok)hoogte van nutsgebouwen mag niet meer bedragen dan
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De (nok)hoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De op de verbeelding voor ‘Verkeersdoeleinden’ (V) aangewezen gronden
zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
b parkeervoorzieningen;
c garageboxen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garagebox’ op de verbeelding;
c groenvoorzieningen;
d speelvoorzieningen;
e waterhuishoudkundige voorzieningen;
f nutsvoorzieningen;
g overkluizing van watergangen ter plaatse van de aanduiding ‘overkluizing watergang’ op de verbeelding.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van
nutsgebouwen en garageboxen, waarbij de volgende bepalingen van toepassing
zijn:
a garagebox:
1 De bouw van garageboxen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘garagebox’ op de verbeelding.
2 Garageboxen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
3 De (nok)hoogte van een garagebox mag niet meer bedragen dan
4 De oppervlakte per garagebox mag niet meer bedragen dan
b nutsgebouwen:
1 De oppervlakte van nutsgebouwen mag niet meer bedragen dan
2 De (nok)hoogte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a De
hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling
van het verkeer mag niet meer bedragen dan
b De
(nok)hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c De
hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan
d De
(nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan
De op de verbeelding voor ‘Waterhuishoudkundige doeleinden (Wa)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
b groenvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De (nok)hoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De op de verbeelding voor ‘Nutsdoeleinden’ (N) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut waaronder energie- en warmtevoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
b terreinen;
c ontsluitingswegen en verhardingen;
d groenvoorzieningen;
e waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd,
tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.
c De (nok)hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b De (nok)hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c De (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
De op de verbeelding voor ‘Tuin’ (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen
gebouwen worden gebouwd.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b De
(nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan
De op de verbeelding voor ‘Leiding – Riool (dubbelbestemming)’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:
a
de aanleg, instandhouding en/of
bescherming van een ondergrondse
rioolleiding.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van
17.3 Ontheffing van de
bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 17.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
a het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening dienen te zijn gewaarborgd;
b burgemeester en wethouders schriftelijk advies dienen te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
17.4 Aanlegvergunning
17.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Riool (dubbelbestemming)’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
b het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
c het verharden van oppervlak, het aanleggen van leidingen;
d het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.
17.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
17.4.3 Toelaatbaarheid
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 17.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
b hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De gronden binnen dit plangebied zijn in het geheel mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
a
Voor het bouwen overeenkomstig de
regels in hoofdstuk 2 dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor
bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
1 De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2 De verplichting tot het doen van opgravingen.
3 De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
19.3 Aanlegvergunning
19.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het uitvoeren van grondbewerkingen
dieper dan
b het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3m onder het maaiveld.
19.3.2 Uitzonderingen
Het in 19.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19.3.3 Toelaatbaarheid
a De in 19.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
b Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
c Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2
van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van
vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor
wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor
gehandicapten;
d de parkeergelegenheid en laad- en
losmogelijkheden, en
e de ruimte tussen bouwwerken.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a
de
bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer
dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor in deze
regels geen bijzondere ontheffingsbevoegdheden zijn opgenomen;
b
de
regels en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een
meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c
de
regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van
het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening
van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen
gebouwtjes worden gebouwd, mits:
1
de
inhoud per gebouwtje niet meer dan
2
de
(nok)hoogte niet meer dan
d
de
regels ten aanzien van de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en
toestaan dat de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1
ten
behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal
2
ten
behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal
3
ten
behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal
e het bepaalde ten aanzien van de maximale (nok)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (nok)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
1
de
maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende
bouwvlak zal bedragen;
2
de
(nok)hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (nok)hoogte van het betreffende
gebouw zal bedragen;
f
de
regels ten behoeve van de bouw van gebouwtjes voor bancaire dienstverlening,
met dien verstande, dat:
1
de
bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan
2
de
(nok)hoogte niet meer mag bedragen 2,5 m.
a
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover het betreft
het gebied op de verbeelding aangeduid met ‘wijzigingsbevoegdheid
1
er geen sprake is van
milieuhygiënische belemmeringen;
2
dit inpasbaar is vanuit
stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
b
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover het
betreft de gebieden op de verbeelding aangeduid met ‘wijzigingsbevoegdheid
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3 het aantal woningen niet meer bedraagt dan één woning per wijzigingsgebied;
4
de goothoogte niet meer bedraagt
dan
5
de (nok)hoogte niet meer bedraagt
dan
c
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover het betreft het gebied op de
verbeelding aangeduid met ‘wijzigingsbevoegdheid
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3 met betrekking tot het aantal woningen en de bebouwingstypologie het volgende in acht wordt genomen:
- niet meer dan 3 woningen in de bebouwingstypologie ‘gesloten bebouwing’;
- niet meer dan 1 woning in de bebouwingstypologie ‘open bebouwing’;
4
de voorgevel van de woningen wordt
gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal
5
de breedte van een
woning/wooneenheid niet minder dan
6
de goothoogte niet meer bedraagt
dan
7
de (nok)hoogte niet meer bedraagt
dan
d
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover het betreft het gebied op de
verbeelding aangeduid met ‘wijzigingsbevoegdheid
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2
dit inpasbaar is vanuit
stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3 de bebouwingstypologie ‘open bebouwing’ betreft, met dien verstande dat uitsluitend sprake mag zijn van twee vrijstaande woningen;
4 de voorgevels van de woningen moeten worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn van de woning Akkerstraat 15;
5
de goothoogte niet meer bedraagt
dan
6
de (nok)hoogte niet meer bedraagt
dan
7
de
voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen dienen te worden afgebroken tot een
oppervlakte van maximaal
e
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover het betreft het gebied op de
verbeelding aangeduid met ‘wijzigingsbevoegdheid
1 het aantal woningen niet meer bedraagt dan één.
2
de goothoogte niet meer bedraagt
dan
3
de (nok)hoogte niet meer bedraagt
dan
f
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover het betreft het gebied op de
verbeelding aangeduid met ‘wijzigingsbevoegdheid
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3
de goothoogte niet meer bedraagt
dan
4
de (nok)hoogte niet meer bedraagt
dan
g
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor zover het betreft het gebied op de
verbeelding aangeduid met ‘wijzigingsbevoegdheid
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3
de goothoogte niet meer bedraagt
dan
4
de (nok)hoogte niet meer bedraagt
dan
h
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de
bestemming ‘Woondoeleinden
1
er geen sprake is van
milieuhygiënische belemmeringen;
2
dit inpasbaar is vanuit
stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
3
de
goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van de belendende
bebouwing;
4 de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan de (nok)hoogte van de belendende bebouwing.
Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging en/of uitwerking of ontheffing van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10
van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:
a gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd
of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge
van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van
de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk
is teniet gegaan.
b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
‘Regels van het bestemmingsplan Hoogeloon 2010 van de gemeente Bladel’.
Rosmalen, april 2010 Vastgesteld: 29 april 2010
Croonen Adviseurs b.v.
Bijlage
1
Staat
van bedrijfsactiviteiten
Bijlage
2
Kaart
Functies bebouwd gebied