HOOFDSTUK 3 ALGEMENE
REGELS
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene procedureregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN
SLOTREGELS
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het
bestemmingsplan ‘Stökskesweg 57 te Bergeijk’ van de
gemeente
Bergeijk.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als
vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1724.BPUswg0009-VAST met de bijbehorende
regels.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aan-huis-verbonden
beroep:
een dienstverlenend beroep, dat door een bewoner van een woning in of vanuit deze woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bestaand(e
situatie):
a t.a.v.
bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip op het tijdstip dat het plan in werking is getreden, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
b t.a.v.
gebruik:
het
gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in
werking is getreden.
bijgebouw:
een gebouw, dat in zowel bouwkundig als functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen
of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig
was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte
wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
extensief
recreatief medegebruik
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van
gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het
verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten
ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was
seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische
aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder
geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub,
een prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie
met elkaar.
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
water
(en waterhuishoudkundige voorzieningen):
al het oppervlaktewater, zoals sloten,
greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken, en andere waterlopen, ook als
die incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig
zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging,
hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen,
infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk
zijnde.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd
voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang
onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de
hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van
het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met
0,20 m.
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a de aanleg en instandhouding van het bos met daarop afgestemde bosbouw;
b de aanleg en instandhouding van de natuurlijke en abiotische waarden;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d wegen en paden;
e toe- en inritten;
f extensief recreatief medegebruik.
Op de gronden mag niet worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming waarbij de
hoogte niet meer dan
3.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van
een omgevingsvergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het verzetten of vergraven van grond waarbij het
maaiveld over meer dan
b
het
aanleggen of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit)
van waterlopen, sloten en greppels;
c
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of
bronnering;
d
kappen, verwijderen of rooien van bos en ander opgaand
houtgewas;;
e
het
verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
3.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning
kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van het bos met daarop afgestemde bosbouw, de natuurlijke en abiotische
waarden.
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a de aanleg en instandhouding van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang;
b water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c wegen en paden;
d extensief recreatief medegebruik.
Op de gronden mag niet worden gebouwd.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten
dienste van deze bestemming waarbij de hoogte niet meer dan
4.4.1 Omgevingsvergunning
Het
is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
b het aanleggen of verdiepen (van
oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en
greppels;
c het verlagen van de grondwaterstand
door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
d
het verwijderen of rooien van natuur- en
landschapselementen en ander opgaand houtgewas;
e het aanleggen of aanplanten van bos-,
natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas;
f
het
verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
4.4.2 Uitzonderingen
Het
in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik
betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens
een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.4.3
Toelaatbaarheid
De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden.
De voor 'Wonen‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen;
c tuinen, erven en verhardingen;
d wegen en paden;
e parkeervoorzieningen;
f groenvoorzieningen.
5.2.1 Hoofdgebouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Hoofdgebouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het hiervoor aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b Per bouwperceel mag uitsluitend één hoofdgebouw worden gebouwd.
c Hoofdgebouwen en bijgebouwen dienen te worden voorzien van een kap.
d De inhoud van het hoofdgebouw en bijgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' is aangegeven.
e De goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
f Bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn worden gebouwd.
g
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan
h
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan
i
De oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De
omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel is niet toegestaan.
d De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder strijdig gebruik zoals bedoeld in
artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:
a
gebruik
van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting
en/of escortbedrijf;
b
het
gebruik voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 voor het gebruik van
gronden en opstallen ten behoeve van een seksinrichting met inachtneming van
het bepaalde in de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan ‘Regeling
van seksinrichtingen’ van de gemeente Bergeijk, zoals vastgesteld door de raad
van de gemeente Bergeijk bij besluit van 19 december 2002 en goedgekeurd door
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant bij besluit van 17 april 2003.
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a de planregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
b
de
planregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve
van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening
van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen
gebouwtjes worden gebouwd, mits:
1 de inhoud per gebouwtje niet
meer dan
2 de bouwhoogte niet meer dan
Artikel 9 Algemene procedureregels
Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging of ontheffing van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
10.1 Uitsluiting
aanvullende eisen Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2
van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige
bepalingen;
b de parkeervoorzieningen;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
d de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
f
de ruimte tussen bouwwerken.
10.2 Verwijzing
naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.
11.1 Overgangsrecht
bouwwerken
1
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning
voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b
Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk
als bedoeld onder a met maximaal 10%.
c
Het onder a
bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het
onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels
van het bestemmingsplan Stökskesweg 57
te Bergeijk.
Rosmalen, juli 2011
Croonen Adviseurs b.v.