Artikel 21               Wonen – Woonbos

21.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Woonbos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen in het bos;

b      beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;

c       tuinen, erven en verhardingen;

d      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

21.2        Bouwregels

 

21.2.1                   Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De gezamenlijke inhoud van gebouwen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 1.600 m3.

b      Het bebouwingspercentage van het bosperceel mag niet meer bedragen dan 30%.

 

21.2.2                   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan.

b      Aanvullende nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van aanvullende nieuwbouw ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, waarbij geldt dat het aantal toe te voegen woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven.

c       De goothoogte mag niet meer bedragen 4 m, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

e      De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60°. Indien de dakhelling op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan de toegestane dakhelling, geldt deze bestaande dakhelling als de maximaal toegestane dakhelling.

 

21.2.3                   Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a      Bijbehorende bouwwerken mogen in het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd.

b      De goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,2 m, dan wel, wanneer de maximale goothoogte van het hoofdgebouw lager is, de desbetreffende lagere goothoogte.

c       De bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 5,5 m dan wel ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw min 1 m.

 

21.2.4                   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen in het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd.

b      Voor overkappingen gelden de regels voor bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen in lid 21.2.3.

c       De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

d      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

e      Nieuwbouw van tennisbanen en paardenbakken is niet toegestaan.

f        Voor het bouwen van zwembaden gelden de volgende bepalingen:

1    Een zwembad dient te worden gebouwd op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevellijn en op een afstand van ten minste 1 m van de zijdelingse en achterste perceelsgrens.

2    Een zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 21.2.1 en 21.2.3 in acht wordt genomen.

3    Het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.

4    Per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.

5    De oppervlakte van een zwembad mag niet meer bedragen dan 50 m2.

 

21.3        Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a      lid 21.2.4 onder e voor het bouwen van bijzondere bouwwerken, te weten een paardenbak of een tennisbaan. De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 1    De omgevingsvergunning mag niet tot gevolg hebben dat in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht een onaanvaardbare situatie ontstaat.

 2    Het bouwwerk mag geen onevenredige milieuhinder veroorzaken;

 3    Er dient voldaan te worden aan de volgende bepalingen:

      Voor tennisbanen:

-     De tennisbaan dient te worden gesitueerd op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevellijn en op een afstand van ten minste 1 m van de zijdelingse en achterste perceelsgrens.

-     De tennisbaan mag niet overdekt zijn.

-     Bij de tennisbaan mag een omheining worden gebouwd met een hoogte van maximaal 5 m, mits het gedeelte boven 2 m over de gehele oppervlakte transparant is.

-     De tennisbaan mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.

-     Per bouwperceel mag maximaal 1 tennisbaan worden gebouwd.

 

Voor paardenbakken:

-     De paardenbak dient te worden gesitueerd op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevellijn en op een afstand van ten minste 1 m van de zijdelingse en achterste perceelsgrens.

-     De paardenbak mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken als bedoeld in lid 21.2.1 en 21.2.3 in acht wordt genomen.

-     De paardenbak mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.

-     Per perceel mag maximaal 1 paardenbak worden gebouwd.

 

21.4        Specifieke gebruiksregels

 

21.4.1                   Beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten

Binnen de bestemming ‘Wonen - Woonbos’ is de uitoefening van een beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit in hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a    De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van:

1    45 m² indien het bouwperceel niet groter is dan 750 m²;

2    60 m² indien het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter is dan 1.250 m²;

3    75 m² indien het bouwperceel groter is dan 1.250 m², maar niet groter is dan 1.750 m²;

4    90 m² indien het bouwperceel groter is dan 1.750 m², maar niet groter is dan 2.250 m²;

5    105 m² indien het bouwperceel groter is dan 2.250 m².

b    Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c    De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.

d    Het gebruik is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming en het betreft geen publieksgerichte voorzieningen.

e    Het onttrekken van (een deel van) het bij de desbetreffende hoofdgebouw behorende garage aan de bestemming is slechts toegestaan, indien op het bij het hoofdgebouw behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd.

f     Detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met de beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit.

g    Opslag buiten de gebouwen ten behoeve van de activiteiten is niet toegelaten.