Inhoud
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3
Artikel 1 Begrippen 3
Artikel 2 Wijze van meten 8
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 11
Artikel 3 Agrarisch 11
Artikel 4 Bedrijventerrein 12
Artikel 5 Groen 19
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied 20
Artikel 7 Water 21
Artikel 8 Waarde - Archeologie 22
Hoofdstuk 3 Algemene regels 25
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel 25
Artikel 9 Algemene bouwregels 25
Artikel 10 Algemene gebruiksregels 26
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels 27
Artikel 12 Overige regels 28
Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels 29
Artikel 13 Overgangsrecht 29
Artikel 14 Slotregel 30
Bijlage:
Staat van bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Waterlaat 2013' van de gemeente Bergeijk.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1724.BPBhwt1038-VAST met de bijbehorende regels.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aaneengebouwd(e bebouwing):
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
achtergevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die van de weg af is gekeerd, tot aan de perceelsgrenzen.
afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk bij een woning of een deel van de woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren.
agrarisch bedrijf, grondgebonden:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden van het bedrijf.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
bedrijfsverzamelgebouw
een gebouw dat dient voor de huisvesting van drie of meer bedrijven, waarbij eventueel faciliteiten zoals ICT voorzieningen, parkeervoorzieningen en vergaderruimtes gedeeld kunnen worden en waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van een bedrijf.
bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
bedrijfswoning:
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
bestaand(e situatie):
t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan (legaal gerealiseerd) op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met een dak.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die het-zij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
kunstobject:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde.
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.
ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.
overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een vrijstaande dakconstructie met maximaal één wand.
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
recreatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein als geheel, die ten dienste staan van de recreanten of noodzakelijk zijn vanwege de bedrijfsvoering.
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
showroom:
een ruimte in een winkel of andere verkoopplaats waar producten die te koop worden aangeboden, ten toon worden gesteld.
verblijfsrecreatie:
het verblijf ten behoeve van recreatieve doeleinden dat gepaard gaat met één of meer overnachtingen op het terrein.
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de perceelsgrenzen.
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de zijdelingse perceelgrens gerichte grens van het bouwvlak, die ook naar het openbaar toegankelijk gebied is gekeerd, tot aan de achterste perceelsgrens.
voorzieningen van algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
water:
het oppervlakte aan water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
waterpeil:
de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
zelfstandig kantoor:
een kantoor waarvan de activiteiten geen onderdeel uitmaken van andere bedrijfsmatige activiteiten.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
het bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
peil:
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
indien in het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons, luifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarisch grondgebruik;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden voor vee, met dien verstande dat:
het aantal schuilgelegenheden niet meer mag bedragen dan 1 per bouwperceel;
de bebouwde oppervlakte per schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 20 m²;
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
de schuilgelegenheid stedenbouwkundige inpasbaar is.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' in de bestemming 'Bedrijventerrein', met dien verstande dat:
voldaan wordt aan de bepalingen van de bestemming 'Bedrijventerrein' (artikel 4), waaronder de bepalingen ten aanzien van een minimale en maximale oppervlakte van bouwpercelen en een minimaal en maximaal bebouwingspercentage;
voor de toegestane milieucategoriën wordt aangesloten bij toegestane milieucategoriën voor omliggende gronden en er geen bezwaren bestaan ten aanzien van omliggende woongebieden;
voor de bouwhoogte dient te worden aangesloten bij de bouwhoogte van aangrenzende bebouwing;
de oppervlakte van de te wijzigen agrarische percelen in bedrijventerrein niet meer bedraagt dan 2,5 ha;
bedrijfswoningen op deze gronden niet zijn toegestaan;
er geen belemmeringen zijn uit milieuhygiënisch oogpunt;
er geen belemmeringen zijn uit archeologisch oogpunt;
de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
er regionale afstemming heeft plaatsgevonden.
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de:
milieucategorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2';
milieucategorieën 2 en 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1;
milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2;
met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en zelfstandige kantoren;
tevens bedrijven genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorie 1, voor zover gevestigd in bedrijfsverzamelgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw', met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en zelfstandige kantoren;
productiegebonden detailhandel al dan niet in de vorm van een showroom, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
tevens een milieustraat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - milieustraat';
tevens een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
tevens detailhandel in keukens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - keukens';
tevens een zelfstandig kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
opslag en uitstalling;
tuinen, erven en verhardingen;
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:
De oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1.000 m² en niet meer dan 5.000 m².
Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat het bebouwingspercentage per bouwperceel niet minder mag bedragen dan 50% en niet meer mag bedragen dan 75%.
In afwijking van het bepaalde onder a mag de oppervlakte van een bouwperceel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – groot bedrijf’ niet minder bedragen dan 1.000 m² en niet meer dan 8.100 m².
4.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevellijn van bedrijfswoningen mag uitsluitend worden overschreden met erkers, portalen en luifels, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
Erkers en/of portalen mogen in totaal over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning worden gebouwd.
De afstand tot de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder dan 3 m bedragen.
De oppervlakte van erkers en/of portalen mag in totaal niet meer bedragen dan 6 m².
De oppervlakte van een luifel mag niet meer bedragen dan 3 m².
De goothoogte van erkers en/of portalen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning.
De bouwhoogte van erkers en/of portalen mag niet meer bedragen dan de goothoogte vermeerderd met 1,5 m, met dien verstande dat op een erker en/of portaal met een plat dak een transparante afscheiding, dat wil zeggen voor minimaal 75% open, is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 m gemeten vanaf de bovenkant erker en/of portaal.
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
De afstand tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’.
De voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.
De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfsgebouwen gelden de regels voor bedrijfsgebouwen zoals opgenomen in lid 4.2.2.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met in achtneming van het bepaalde onder b t/m e.
Het bepaalde onder c t/m e is niet van toepassing op die delen van het perceel, waar conform lid 4.2.2 hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. Voor bijbehorende bouwwerken die worden gebouwd op deze gronden, gelden de regels van lid 4.2.2.
De afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder dan 2,5 m bedragen, tenzij dit tot gevolg heeft dat de afstand tot de weg waaraan de bedrijfswoning is gelegen, aan de zijde van de oprit voor een auto minder dan 6 m bedraagt. In dat geval mag de afstand tot de weg niet minder dan 6 m bedragen.
Het onbebouwde oppervlak achter de achtergevelrooilijn mag niet minder bedragen dan 30 m², met dien verstande dat altijd een bijbehorend bouwwerk van 6 m² mag worden gebouwd.
Het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50 m² met inachtneming van het bepaalde onder 1.
De goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,2 m, dan wel, wanneer de maximale goothoogte van de bedrijfswoning lager is, de desbetreffende lagere goothoogte.
De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen 5,5 m, dan wel, indien de bouwhoogte van het hoofdgebouw lager is dan 6,5 m, de hoogte van de bedrijfswoning verminderd met 1 m.
Een bijbehorend bouwwerk dat is gebouwd op de perceelsgrens dient een dak te hebben met een helling van maximaal 60° dan wel te zijn voorzien van een plat dak. Het schuine dak dient vanuit de perceelsgrens op te lopen.
In het geval de bedrijfswoning is uitgevoerd met een plat dak, mag het met de bedrijfswoning verbonden bijbehorend bouwwerk alleen met een plat dak worden gebouwd tot de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning met een maximum van 3,2 m.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorgevellijn uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, kunstobjecten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.
Voor overkappingen gelden de regels voor bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen in de leden 4.2.3 en 4.2.4.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
lid 4.2.1 onder voor een bebouwingspercentage van minder dan 50%, mits
op het bouwperceel een bedrijfsgebouw bestaande uit meerdere bouwlagen wordt gerealiseerd;
kan worden aangetoond, dat een bebouwingspercentage van 50% bedrijfseconomisch dan wel gezien de bedrijfsvoering niet haalbaar is;
dit passend is uit stedenbouwkundig oogpunt.
lid 4.2.2 onder c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen in één van de zijdelingse perceelsgrenzen of op een afstand minder dan 3 m van de zijdelingse perceelsgrens, mits dit niet leidt tot stedenbouwkundige bezwaren of bezwaren uit oogpunt van veiligheid.
lid 4.2.2 onder d voor het bouwen van bedrijfsgebouwen in de achterste perceelsgrens of op een afstand van minder dan 5 m van de achterste perceelsgrens, mits dit niet leidt tot stedenbouwkundige bezwaren of bezwaren uit oogpunt van veiligheid.
lid 4.2.5 onder c voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van maximaal 3 m in een aan een woonperceel grenzende zijdelingse en/of achterste perceelsgrens, mits de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 2 m.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Bedrijfsverzamelgebouw
Bedrijfsverzamelgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw'.
4.4.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
wonen, behoudens in de bedrijfswoningen als bedoeld in 4.1 sub c;
detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 4.1 sub b;
een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief lpg);
seksinrichtingen;
opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van:
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1;
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 en niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd.
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
4.5.2 Afwijken bedrijfsverzamelgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 ten behoeve van de vestiging van een bedrijfsverzamelgebouw, waarin ook bedrijven genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorie 1 zijn toegestaan, mits:
op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om volledig te voorzien in de parkeerbehoefte van het bedrijfsverzamelgebouw;
er geen bezwaren zijn in het kader van de brandveiligheid.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het mogelijk maken van een bouwperceel groter dan 5.000 m², met dien verstande dat:
de uitbreiding tot boven de 5.000 m² noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf;
het bedrijf bijdraagt aan de lokale economie, door bijvoorbeeld een essentiële positie in een productieketen of door een belangrijke toevoeging aan de diversiteit van de lokale economie;
het bedrijf al minimaal 10 jaar is gevestigd binnen de gemeente Bergeijk;
het aantal werknemers per 1.000 m² meer bedraagt dan 3;
voor bedrijven met een kavel groter dan 5.000 m² geldt dat er geen grote aaneengesloten gevels komen, maar wel een koppeling van hoofdmassa’s met ‘bijgebouwen’. Met dit concept ontstaat een gewenste geleding in de gevels van bedrijfsgebouwen, waardoor een minder massaal beeld ontstaat. De gebouwen krijgen hiermee de uitstraling van een ‘halfvrijstaand’ bedrijfsgebouw.
tevens is het gebouw hierdoor eenvoudig te splitsen in meerdere units, met als voorwaarde dat de kavelgrootte van elk onderdeel minder dan 5.000 m² bedraagt en waarbij alle onderdelen goed bereikbaar zijn.
er voldoende ruimte blijft bestaan voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
het bedrijf blijft passen binnen de ter plaatse toegestane milieucategorieën;
er geen milieuhygiënische belemmeringen en belemmeringen voor derden bestaan tegen de vergroting van het bedrijfsperceel;
de toe te voegen gronden al van een passende bedrijfsbestemming zijn voorzien;
de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om op het in gebruik zijnde perceel tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte door middel van zorgvuldig ruimtegebruik;
aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot uitbreiding of vestiging ter plaatse;
de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen naar of te vestigen op een bedrijventerrein in een nabijgelegen stedelijk concentratiegebied, een nabijgelegen regionaal bedrijventerrein of een ander bedrijventerrein in de gemeente;
er regionale afstemming heeft plaatsgevonden.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
bermen en beplantingen;
speelvoorzieningen;
voorzieningen voor langzaam verkeer;
inritten;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
groenvoorzieningen;
voorzieningen voor verkeer en verblijf, bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
Artikel 8 Waarde – Archeologie 4.2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 4.2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
De verplichting tot het doen van opgravingen.
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
8.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4.2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 500 m² of meer:
het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
het ophogen en egaliseren van gronden;
het verlagen van het waterpeil;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.
8.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit pla;.
in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige; binnen een afstand van niet meer dan 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk worden uitgevoerd.
8.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld lid 8.3.1 wint deze schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:
naar ligging wordt verschoven;
naar omvang wordt vergroot of verkleind;
wordt verwijderd;
van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
voor zover de geconstateerde afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Ondergronds bouwen
Op plaatsen waar gebouwen mogen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven. Daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn, dient de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk met bijbehorende toegang(en) te worden meegerekend in de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen.
De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m.
10.2 Afwijken ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.1 sub b en toestaan dat bij de niet-woonbestemmingen ondergronds wordt gebouwd tot een verticale diepte van 6 m, mits:
er geen bezwaren zijn uit oogpunt van de waterhuishouding;
de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
10.3 Bestaande afwijkende maatvoeringen
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
11.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
het gebruik en laten gebruiken van bijbehorend bouwwerken bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
11.2 Ondergeschikte functie
Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing.
11.3 Afwijken mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1 sub b en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
een dergelijke tijdelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorend bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 75 m²;
het bijbehorend bouwwerk is gelegen op maximale afstand van 15 m van het hoofdgebouw.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van sub a in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
de in de regels aangegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor in deze regels geen bijzondere afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen;
de regels en toestaan dat bebouwingsgrenzen in geringe mate worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstobjecten, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
de oppervlakte per gebouwtje niet meer zal bedragen dan 20 m²;
de bouwhoogte niet meer zal bedragen dan 3,5 m;
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 15 m;
ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m;
ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
de bestemmingsregels voor het toestaan van kleinschalig logeren (bed & breakfast) bij (bedrijfs)woningen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Kleinschalig logeren dient gekoppeld te zijn aan een woon- of bedrijfsfunctie.
Kleinschalig logeren dient plaats te vinden in de bestaande bebouwing.
Het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 5 per locatie.
De totale oppervlakte aan logeereenheden mag niet meer bedragen dan 50 m² per kamer tot een maximum van 50% van de woonruimte.
De bedrijfs- of woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden.
Bedoeld gebruik mag geen hinder opleveren voor het woonmilieu en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
Bedoeld gebruik mag geen hinder opleveren voor omliggende bedrijven.
Het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, dat die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden en
de ruimte tussen bouwwerken.
13.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waterlaat 2013'.
Rosmalen, april 2013 Vastgesteld: 25 april 2013
Croonen Adviseurs