Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  5

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  7

Artikel 3      Groen – Landschapselement 7

Artikel 4      Wonen  9

Hoofdstuk 3      Algemene regels  13

Artikel 5      Anti-dubbeltelregel 13

Artikel 6      Algemene bouwregels  13

Artikel 7      Algemene gebruiksregels  13

Artikel 8      Algemene afwijkingsregels  14

Artikel 9      Overige regels  14

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  15

Artikel 10    Overgangsrecht 15

Artikel 11    Slotregel 16


 

 

Bijlagen:

Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2: Landschappelijke inpassing

 

Hoofdstuk 1              Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Geersbroekseweg 6 te Ulvenhout AC’ van de gemeente Alphen- Chaam.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1723. BPGeersbroekseweg6-VS01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aan-huis-verbonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

 

aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

 

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 


bestaande situatie:

a      t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

b      t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

 

bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw (de woning), dat qua afmeting en/of in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Overkappingen worden aangemerkt als bijgebouw.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag of verdieping(slaag):

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 


bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemming en gegeven doeleinden.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder overkappingen.

 
hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden in hoofdzaak bedoeld is.

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat een woning te allen tijde als het hoofdgebouw wordt aangemerkt.

 

landschapswaarden:

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking.

 

landschapselement:

ecologisch en/of landschappelijk waardevol element, zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.

 

mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).

 

perceelsgrens:

de begrenzing of afbakening van een specifiek kadastraal perceel, hier gelijk te stellen met een begrenzing van het eigendom op een dergelijk perceel.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

 

voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

 

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.


Artikel 2                   Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

de afstand tot de weg:

de afstand tot de bebouwing en de as van de weg.

 

de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 
de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

a      voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg;

b      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.


Hoofdstuk 2              Bestemmingsregels

Artikel 3                   Groen – Landschapselement

 

3.1            Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen – Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      behoud, herstel en/of ontwikkeling van het groen, de landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats;

b      behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden, zoals brede landschappelijke structuren;

c       behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

d      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

e      extensief recreatief medegebruik.

 

3.2            Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd.

 

3.3            Omgevingsvergunning voor het aanleggen

3.3.1        Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;

b      het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.40 m onder maaiveld;

c       het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;

d      het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² per perceel.

 

3.3.2        Uitzonderingen

Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

 

b      reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

3.3.3        Toelaatbaarheid

De in lid 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de landschappelijke waarden van de landschapselementen.

 

 

 

 


Artikel 4                   Wonen

 

4.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen;

b      kleinschalig logeren, waarbij de bruto-vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;

c       aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

d      paden en wegen en parkeervoorzieningen;

e      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

f        groenvoorzieningen;

g       bescherming van de ecologische hoofdstructuur.

 

4.2            Bouwregels

 

4.2.1        Algemeen

a      Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van één woning toegestaan.

b      De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.

c       De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen van nieuwe te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 2 m.

d      Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

 

4.2.2        Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

a      De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m³.

b      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

c       De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

 

4.2.3        Bijgebouwen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Vrijstaande bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd.

b      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

c       De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

4.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

c       De bouwhoogte van windmolens mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

4.3            Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a      lid 4.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b      lid 4.2.4 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.

 

4.4            Specifieke gebruiksregels

4.4.1        Gebruik woning

Voor het gebruik ten behoeve van wonen geldt de volgende bepaling:

a      Het gebruik conform de bestemming is alleen dan toegestaan indien de gronden landschappelijk zijn ingepast, conform hetgeen hierover in de, als bijlage aan de regels toegevoegde, paragraaf landschappelijke inpassing is opgenomen.

 

4.4.2        Aan huis verbonden beroep

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de woning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m².

b      Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c       De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

d      Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de milieucategorie 1 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

e      Detailhandel is niet toegestaan.

f        De activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.

 

4.5            Omgevingsvergunning voor het aanleggen

 

4.5.1        Werken en werkzaamheden

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding ‘Attentiegebied EHS’ zonder omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;

b      de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;

c       het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

d      het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

 

4.5.2        Uitzonderingen

Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

b      reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.5.3        Toelaatbaarheid

a      De in lid 4.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de ecologische hoofdstructuur.

b      Alvorens te beslissen over het verlenen van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag in bij het betrokken waterschapsbestuur.


Hoofdstuk 3              Algemene regels

Artikel 5                   Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 6                   Algemene bouwregels

 

6.1            Ondergronds bouwen

a      Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

b      De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.

c       Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

 

Artikel 7                   Algemene gebruiksregels

 

7.1            Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

a      het gebruiken of laten gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

b      het gebruiken of laten gebruiken voor wonen van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.

 

7.2            Afwijking mantelzorg

a      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 sub b en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

1      een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt mantelzorg;

2      er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

3      de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².

b      Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van sub a in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

Artikel 8                   Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

a      van de bestemmingsregels en voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;

b      van de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

1      de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;

2      de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;

c       van de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

1      ten behoeve van civieltechnische/cultuurtechnische kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;

2      ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.

 

Artikel 9                   Overige regels

 

9.1            Overige wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 4              Overgangs- en
slotregels

Artikel 10              Overgangsrecht

 

10.1       Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2       Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


Artikel 11              Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Geersbroekseweg 6 te Ulvenhout AC’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, juni 2011                                                                               Vastgesteld: 9 juni 2011

 


Bijlage 1:
Staat van bedrijfsactiviteiten



Bijlage Landschappelijke inpassing

Inrichtingsschets

Hat plangebied ligt binnen bebouwingsconcentratie Geersbroek, vlakbij landgoed Anneville. Bij de ontwikkeling van het plangebied wordt aangesloten op (de uitgangspunten in) het gemeentelijk Landschapsontwikkelingsplan, de beleidsregeling ‘Buitengebied in Ontwikkeling’ en bij de kleinschalige landschappelijke structuur van het landgoed. Dit wordt onder meer gedaan door een houtsingel aan te leggen haaks op de Geersbroekseweg.

 


De nieuwe woning ligt ten noorden van deze houtsingel en heeft een inhoud van maximaal 750 m3. De woning zal qua type lijken op een langgevelboerderij en parallel aan de weg staan. De woning is georiënteerd op de Geersbroekseweg. Daarnaast is een bijgebouw opgenomen, waarvan de maximaal toegestane oppervlakte 100 m2 bedraagt. Beide gebouwen worden ontsloten door middel van een oprit. Aansluitend op het plangebied wordt het terrein in eigendom van de initiatiefnemer aan de westzijde van de woning ingericht als tuin. Het terrein ten noorden van de woning en de tuin, dat ook in eigendom van de initiatiefnemer is, wordt als paardenweide gebruikt. De totale oppervlakte van het eigendom bedraagt ca. 1,6 ha.

Aan de achterzijde van het deel van de kavel dat als tuin wordt ingericht worden lage hagen aangeplant, zodat doorzichten naar het landschap blijven bestaan, maar het terrein toch afgesloten is. Ook aan de achterzijde van het perceel, achter de heg, zal een wadi in de vorm van een greppel worden aangelegd voor de (tijdelijke) opvang van water bij hevige regenbuien.

 

Beeldkwaliteit bebouwing

 

Architectuur en oriëntatie:

     Ingetogen bebouwingskarakteristiek met een heldere vormgeving.

     Op perceelsniveau vormen de woning en het bijgebouw één ensemble.

     Het woonhuis oriënteert zich op de straat.

Bouwmassa en dakvorm:

     Archetype van een gebouw, volume met een kap, is uitgangspunt.

     De woning bestaat uit één laag met kap.

     De kap is een zadeldak of een schilddak, met een helling tussen 12 en 45°.

     De maximale goothoogte van de woning bedraagt 4,5 m, de maximale bouwhoogte 9 m; de maximale goothoogte voor bijgebouwen 3 m en de maximale bouwhoogte 6 m.

Kleur en materiaalgebruik:

     Het kleurenpalet is ingetogen en bestaat uit zwart, antraciet, grijstinten, bruintinten, rood-bruintinten. Felle en onnatuurlijke kleuren zijn niet toegestaan.

     Wittinten en lichte kleuren zijn in de gevelbekleding alleen als accent toege­staan, mits het een toegevoegde waarde vormt voor het ontwerp.

     Kozijnen en dakgoten hebben een afwijkende kleurstelling (bijvoorbeeld een geel- of groentint).

     Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van natuurlijke materialen, zoals baksteen, stucwerk, hout of materialen die een ingetogen/sobere uitstraling hebben.

     De dakbedekking bestaat uit keramische dakpannen (ongeglazuurd) of riet.

     De kleur van de dakbedekking is zwart of antraciet. Bij het gebruik van riet mag hiervan worden afgeweken, in dat geval is de natuurlijke kleur van riet toegestaan.

 


Referentiebeelden materialisering

 

Landschappelijke inpassing

Langs de zuidzijde van het perceel zal een houtsingel worden aangelegd, met een oppervlakte van ca. 625 m2. Hier is een natuurlijke, inheemse beplanting toegestaan. Er kan worden aangesloten bij de bestaande houtsingels in de omgeving en op het landgoed ten noordwesten van het plangebied. De houtsingel bestaat uit een be­planting van inheemse soorten. De boomsoorten die toegepast mogen worden zijn: Zomereik (Quercus robur), Berk (Betula pendula), Lijsterbes (Sorbus aucuparia) en Kers (Prunus Avium). De onderbegroeiing kan bestaan uit onder andere hazelaar (Corylus avellana), kamperfoelie (Lonicera periclymenum), veldesdoorn (Acer campestre) en sleedoorn (Prunus spinosa).

 

Voor de soorten van de hagen kan worden aangesloten bij de bestaande hagen in de omgeving door bijvoorbeeld beukenhagen (Fagus Sylvatica) toe te passen. De wadi bestaat uit een ondiepe greppel.

 

Aanvullend kunnen op de omliggende percelen landschappelijke verbeteringen worden gerealiseerd door het aanleggen/-planten van houtwallen en/of heggen of boomgroepen.

 

Houtsingel

Houtsingel

 

Beukenhaag

 

Wadi