Inhoud
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlage: Staat van bedrijfsactiviteiten
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan ‘De Helling, Vorstenbosch’ van de gemeente Bernheze;
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1721.bpDeHelling-VG01 met bijbehorende regels en bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een gebouw, dat in bouwkundig en visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
een overdekte stallingsgelegenheid voor auto’s, met niet meer dan twee gesloten wanden;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
de bouwlaag op de begane grond;
het maximale oppervlak op een bouwperceel dat door een hoofdgebouw in beslag mag worden genomen;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken, het doen gebruiken, het laten gebruiken en het in gebruik geven;
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
één persoon of een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die alleen of gezamenlijk een eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning;
zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. bijvoorbeeld door gezinsleden, buren of vrienden;
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
a
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang
onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de
hoofdtoegang vermeerderd met maximaal
b
in andere gevallen: de hoogte van de weg ter
plaatse van de toegang tot het gebouw vermeerderd met
c deze bepaling geldt niet voor bouwwerken geen gebouw zijnde; hiervoor wordt de hoogte gemeten vanaf het aansluitende maaiveld.
het feitelijk bewonen van een gebouw gedurende het hele jaar of het grootste deel van het jaar;
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;
een bijgebouw, dat gesitueerd is op een afstand van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
Bij
toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten,
luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding niet meer dan
Bij de afstemming met het peil, zoals omschreven in artikel 1, wordt bij nieuwe gebouwen de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer aangehouden.
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
b parken en plantsoenen;
c paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
a
lichtmasten en kunstwerken:
b
erf- en terreinafscheidingen:
c
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van evenementen, mits:
a de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
b er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
c de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
d er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
e geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Carports bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen mogen worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
a
carports worden gesitueerd maximaal
b
de oppervlakte bedraagt maximaal
c
de bouwhoogte bedraagt maximaal
Ondergeschikte onderdelen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen (erkers) mogen worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
a
de horizontale diepte bedraagt maximaal
b de breedte bedraagt maximaal 60% van de breedte van de totale voorgevel (exclusief overkapping boven de voordeur);
c
de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt
minimaal
d
de goothoogte bedraagt maximaal
met dien verstande dat het doortrekken van een erker aan de voorgevel tot voorbij en aan één zijgevel is toegestaan mits:
1
de
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal
2
de
breedte aan de zijgevel niet meer dan
3
de
diepte aan de zijgevel maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw.
Overkappingen boven de voordeur van de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen zijn toegestaan en voldoen aan de volgende kenmerken:
a de breedte bedraagt maximaal 120% van de breedte van de entreepartij, tenzij de overkapping één constructie vormt met een erker;
b
de horizontale diepte bedraagt maximaal
c de overkapping bestaat uit een open constructie zonder tot de constructie behorende wanden.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt
maximaal
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wegen en straten, wandel- en fietspaden;
b parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
c nutsvoorzieningen;
d waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders
dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer
bedraagt maximaal
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van evenementen, mits:
a de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
b er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
c de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
d er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
e geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a woningen;
b
aan huis verbonden beroepen, met dien verstande
dat per woning maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor
het aan huis verbonden beroep tot een maximum van
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
a hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b de aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden ter plaatse van de aanduiding:
1 ‘vrijstaand’ vrijstaande woningen;
2 ‘twee-aaneen’ twee-aaneen gebouwde woningen;
3 ‘aaneengebouwd’ aaneengebouwde woningen.
c het aantal woningen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven maximum aantal;
d ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ en ‘twee-aaneen’ wordt de voorgevel gesitueerd in de voorgevelrooilijn;
e
ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’
wordt de voorgevel maximaal
f de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij woningen ter plaatse van de aanduiding:
1
‘vrijstaand’ aan
twee zijden minimaal
2
‘twee-aaneen’ aan één zijde minimaal
3
‘aaneengebouwd’ aan de niet-aangebouwde zijde van
de eindwoningen minimaal
met dien verstande dat indien de
afstand van de zijdelingse grens van het bouwvlak tot de zijdelingse
perceelsgrens minder dan
g de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
h ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ worden maximaal vijf woningen aaneen gebouwd.
Vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
a de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen voor zover gebouwd buiten het fictieve bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt maximaal:
1
2
3
4
mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
b
onverminderd het bepaalde onder a bedraagt de
oppervlakte van een bijgebouw maximaal
c per hoofdgebouw zijn maximaal drie vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
d
de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse
perceelsgrenzen bedraagt bij vrijstaande woningen aan één zijde van de woning
minimaal
e bijgebouwen worden gesitueerd minimaal 4 achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
f in hoeksituaties (de zijkant van de woning grenst aan een straat, openbaar groen of water) mag de bouwgrens door het bijgebouw worden overschreden;
1 tot op de zijdelingse perceelsgrens indien er geen woningen in de zijstraat zijn gesitueerd;
2
tot op minimaal
g
de goothoogte van niet-vrijstaande bijgebouwen
mag maximaal
h de dakhelling van niet-vrijstaande bijgebouwen mag niet steiler zijn dan de kap van het hoofdgebouw;
i
de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande
bijgebouwen mag maximaal
Carports mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
a
carports worden gesitueerd maximaal
b
de oppervlakte bedraagt maximaal
c
de bouwhoogte bedraagt maximaal
De voorgevelrooilijn mag naar de wegzijde toe uitsluitend worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van woningen (erkers) die voldoen aan de volgende kenmerken:
a
de horizontale diepte bedraagt maximaal
b de breedte bedraagt maximaal 60% van de breedte van de totale voorgevel gevel (exclusief overkapping boven de voordeur);
c
de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt
minimaal
d
de goothoogte bedraagt maximaal
met dien verstande dat het doortrekken van een erker aan de voorgevel tot voorbij en aan één zijgevel is toegestaan mits:
1
de
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal
2
de
breedte aan de zijgevel niet meer dan
3 de diepte aan de zijgevel maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw.
Overkappingen boven de voordeur zijn toegestaan en voldoen aan de volgende kenmerken:
a de breedte bedraagt maximaal 120% van de breedte van de entreepartij, tenzij de overkapping één constructie vormt met een erker;
b
de horizontale diepte bedraagt maximaal
c de overkapping bestaat uit een open constructie zonder tot de constructie behorende wanden.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
a erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel
van het hoofdgebouw
b erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel
van het hoofdgebouw
c
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
a het een bedrijf betreft genoemd in de categorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
b
de oppervlakte maximaal 40% van de
vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt tot een maximum van
c er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
d de activiteiten alleen in gebouwen plaatsvinden;
e er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 juncto artikel 6.3 en toestaan dat bijgebouwen worden gebruikt voor mantelzorg, in geval het gaat om:
a bewoning in het kader van mantelzorg waarbij de noodzaak door middel van een mantelzorgindicatie is aangetoond, of;
b bewoning door een alleenstaande ouder met een leeftijd van minimaal 55 jaar die gaat inwonen bij één van zijn/haar kinderen, of;
c bewoning door een ouder-echtpaar dat gaat inwonen bij één van hun kinderen waarvan ten minste één ouder met een leeftijd van minimaal 55 jaar.
Onder de voorwaarden dat:
d
de vloeroppervlakte die voor bewoning wordt
gebruikt maximaal
e er geen tweede woning ontstaat;
f het gebruik wordt beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan lid a, b of c van dit artikel.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het gebruik van woningen ten behoeve van de (structurele) huisvesting van (tijdelijke) buitenlandse werknemers, mits:
a de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
b er geen onevenredige nadelige gevolgen ontstaan voor het leefmilieu;
c de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
d er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikelen 6.5.1 tot en met 6.5.3 kan slechts worden verleend, mits:
a de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Per woning is maximaal één carport toegestaan.
Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
a een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandseisen, mits dit noodzakelijk is vanuit constructieve vereisten, architectonisch belang of oogpunt van duurzaamheid, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandseisen;
b de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een geringe mate van afwijking is toegestaan, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
c
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van
bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van
zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal
d
de regels en toestaan dat bouwwerken voor het
verkrijgen van duurzame energie zoals zonnecollectoren en windturbines worden
gebouwd, met een maximale bouwhoogte van
e
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van
bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 kan slechts worden verleend, mits:
a de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f de ruimte tussen bouwwerken.
a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘De Helling, Vorstenbosch’ van Bernheze.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 september 2011
De voorzitter, De griffier,
A.J.G. Bex MLD A.A.M.M. Heijmans
Secretaris Burgemeester
Rosmalen, september 2011 Vastgesteld: 22 september 2011