Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.  

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Gebruik van onbebouwde gronden

5.1.1 Onverminderd het bepaalde in artikel 3 is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:

1. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare stoffen;

2. het opslaan van gerede of ongerede goederen zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

3. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;

4. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

5. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

5.1.2 Het bepaalde in lid 5.1.1 is niet van toepassing op het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale gebruik van de gronden.

5.2 Gebruik van bouwwerken

Onverminderd het bepaalde in artikel 3 en 4 is het in ieder geval verboden de bouwwerken als bedoeld in artikel 3 en 4 te gebruiken voor bedrijfsmatige activiteiten c.q. inrichtingen als bedoeld in artikel 8.a van de Wet milieubeheer.

Artikel 6 Algemene ontheffingsregels

6.1 Algemene ontheffingsregel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de bepalingen in deze regels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

6.1.1 het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bouwvlakgrens of een aanduiding, indien bij de definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze aanpassing in het belang is van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 2 m mogen worden verschoven;

6.1.2 het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingediende bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen (van oppervlakte-, lengte-, breedte- en hoogtematen) met ten hoogste 10% mag worden afgeweken.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen dan wel bestemmingsgrenzen en bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingediende bouwplannen nodig zijn ter uitvoering ervan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

Artikel 8 Algemene procedureregels

Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a , is artikel 3.6, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.