Terug naar inhoud

Artikel 43

Algemene afwijkingsregels

43.1      Algemene afwijkingen

43.1.1   Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

 

a.    het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;

b.    het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens door:

1.    erkers, balkons en bordessen en ingangspartijen tot maximaal 1,5 meter, mits de overschrijding van erkers, balkons en bordessen niet meer bedraagt dan 50% van de diepte  van de gronden met de aanduiding ‘erf’;

c.    afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;

d.    overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;

e.    de toegestane hoogtematen voor woningen tot een bouwhoogte van maximaal 6 hoger dan de toegestane goothoogte, tenzij de verhoging leidt tot aantasting van de ruimtelijk-stedenbouwkundige kwaliteit van het pand en van de omgeving.

 

43.1.2   Voorwaarde

Een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verleend indien:

 

a.    de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

c.    dit niet leidt tot afwijking van de op de verbeelding aangegeven bestemming.