Artikel 37
37.1.1 Bestemming
De voor ‘Waarde-cultuurhistorie-3’ aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor het behoud en de versterking van cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden.
37.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 37.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
37.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter.
37.2.2 Bouwen ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en)
a. Bouwwerken ten dienste van de andere, niet primair voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden niet toelaatbaar, met uitzondering van bestaande bouwwerken en ver/nieuwbouw van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken niet wordt vergroot of veranderd.
37.3.1 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 37.1.3 voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken van de voor deze gronden geldende andere bestemmingen(en), mits de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
b. lid 37.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
37.3.2 Bij toepassing van de afwijking als bedoeld in lid 37.3.1, sub a wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een deskundige met betrekking tot de vraag of bij het bouwplan de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden voldoende worden ontzien en de eventuele te stellen voorwaarden.
37.4.1 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het vernietigen van voor het gebied kenmerkende bodemvegetatie door het afbranden van beplanting of restanten hiervan dan wel door toepassing van biociden;
b. het ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover geen ontgrondingsvergunning is vereist;
c. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
d. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
e. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
37.4.2 Uitzonderingsregel
Het verbod van lid 37.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
37.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 37.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en / of cultuurhistorische waarden:
a. niet worden aangetast of;
b. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien nodig mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen.