Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 1
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene ontheffingsregels
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Artikel 11 Algemene procedureregels
In deze regels wordt verstaan
onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Echt-Zuidoost (Bocage), fase
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in
het GML-bestand NL.IMRO.1711.BP20100104-VG01 met de bijbehorende
regels en bijlagen.
aan huis
verbonden bedrijf:
bedrijfsmatige
activiteit voorkomend in de milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en
invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn
beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden
uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; evenwel met uitzondering
van een seksinrichting.
aan huis
verbonden beroep:
een
dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de
woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke
uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is,
zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie.
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke
ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat,
welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel
onderdeel van uitmaakt.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden
gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
afhankelijke woonruimte:
een onderdeel van het
hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de
woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg
gehuisvest is.
achtergevellijn:
een van de weg afgekeerde gevellijn van een
hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevelrooilijn.
bebouwing:
één of
meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een
aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel
aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de planregels anders
bepaald.
Bed & Breakfast:
een overnachtingsaccommodatie,
gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend
verblijf en het serveren van een ontbijt. Een Bed & Breakfast accommodatie
is gevestigd in een woning, wordt gerund door de eigenaren, tevens
hoofdbewoner(s) van de betreffende woning en omvat maximaal 4 slaapplaatsen,
verdeeld over maximaal 2 kamers. Onder een Bed & Breakfast voorziening
wordt niet verstaan het overnachten, noodzakelijk in verband met het verrichten
van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
bestaand:
a bij bebouwing:
bebouwing,
zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat
tijdstip aangevraagde vergunning;
b bij
gebruik:
gebruik
zoals aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een gebouw behorende bij een op hetzelfde perceel
gelegen hoofdgebouw, dat zowel bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw. Van functionele ondergeschiktheid is sprake wanneer de functie
van het bijgebouw géén primaire woonfunctie is.
bijzondere woonruimte:
woonruimte waarin, al dan niet
zelfstandige, woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen,
zoals een bejaardenhuis, woonzorg-complex of daarmee gelijk te stellen
voorziening.
bouwen:
het plaatsen,
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens
van een bouwvlak.
bouwlaag:
een
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met
inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder.
bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelsgrens:
een grens
van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect
steun vindt in of op de grond.
detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit.
eerste
bouwlaag:
de
bouwlaag op de begane grond.
escortbedrijf:
het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die
bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon,
die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals
escortservices en bemiddelingsbureaus.
evenement:
een één of
meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.
functie:
doeleinden
ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen
daarvan, is toegestaan.
gebouw:
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
geluidwerende voorzieningen:
voorzieningen,
in de vorm van werken of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een
geluidwerende functie.
gestapelde
bebouwing:
boven dan
wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een
zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau,
gewaarborgd is.
hoofdfunctie:
een
functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
hoofdgebouw:
een
gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel
gelet op de bestemming/functie, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
horeca(bedrijf):
een
bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse
worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies worden verstrekt, een en ander
al dan niet in combinatie met en vermaaksfunctie, met uitzondering van en erotisch
getinte vermaaksfunctie.
inwoning:
het
bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een
ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts
toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen
en dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is.
jongerenontmoetingsplaats (JOP):
een door het
gemeentebestuur als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde
openbare locatie, al dan niet met voorzieningen en/of bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
kamerbewoning:
het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen
door meer dan twee onzelfstandige huishoudens.
kantoor/praktijkruimte:
een
ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in
hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, (para)medische
en/of ontwerptechnische arbeid.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische
en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
ondergeschikte
functie:
functie waarvoor maximaal 30%
van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
overkapping:
een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van
een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
parkeervoorzieningen:
elke al
dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
perceelgrens:
een
grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot
het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen
vergoeding.
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of
meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten
op zich te vestigen.
seksinrichting:
een voor
het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of
vertoningen van erotische of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt
tevens verstaan een seksbioscoop, escortbedrijf, seksautomatenhal, sekstheater,
parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet
in combinatie met elkaar.
speelvoorziening:
een speelplek die met één of meerdere
speeltoestellen is ingericht voor de leeftijdscategorie tot circa 12 jaar.
straatmeubilair:
objecten in het openbaar gebied die niet tot de weg
zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen, bloembakken, abri's (wachthuisjes).
straatprostitutie:
het door
handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot
prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte
is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan
worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw.
verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke
overdekte winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; dit is het netto vloeroppervlak.
voorgevelrooilijn:
de voorste grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
voorzieningen van algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening,
het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
woning:
een
complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
huishouden.
zolder:
zolder
onder een kap voor zover van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder
dan
Bij toepassing
van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste
afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt
van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de
oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak
dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van
het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de
bestemming,
of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het
peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
breedte, diepte c.q. lengte van bouwwerken:
tussen de
buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren.
dakhelling:
langs het
dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het
peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
peil:
a
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de
weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct
aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang
bij voltooiing van de bouw;
c
voor een woonwagen, waarvan de hoofdtoegang niet direct
aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van de bestaande verharding van de standplaats;
d
voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de
bovenkant van de spoorstaaf.
2.2 Uitzondering
bij wijze van meten
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van
het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding niet meer dan
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
b
voet- en rijwielpaden;
c
speelvoorzieningen;
d
hondenuitlaatplaatsen;
e
voorzieningen
van algemeen nut;
f
geluidwerende
voorzieningen;
g
kunstwerken;
h
waterlopen en
waterpartijen;
i boven-
en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
j in- en uitritten;
k parkeervoorzieningen;
l
straatmeubilair;
m
evenementen;
n
ondergrondse milieucontainers.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
regels:
a
Op of in deze
gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen
nut worden gebouwd.
b
De maximale
bouwhoogte bedraagt
c
De maximale
oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
mag maximaal
b Overkappingen zijn niet toegestaan.
c
In afwijking van het bepaalde onder a mag de
hoogte van lichtmasten maximaal
3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en
de afmetingen van de bebouwing:
a
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden
en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b
ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van
de naaste omgeving;
c
ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d
ter waarborging van de sociale veiligheid;
e
ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen,
met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 11.1, van het
bepaalde in:
a 3.2.1 onder a
voor het realiseren van bouwwerken ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen,
onder de volgende voorwaarden:
1 de maximale
oppervlakte van jongerenontmoetingsplaatsen is
2 de maximale bouwhoogte bedraagt
3 de maximale oppervlakte van bebouwing bedraagt
4 de afstand tot woningen bedraagt minimaal
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig
gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke
ordening, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a
opslag van
onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen,
goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik
van de grond;
b
het opslaan,
opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming
gerichte gebruik van de grond.
3.6 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
Burgemeester en Wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde of
werkzaamheden uit te voeren:
a het vergraven,
verbreden, uitdiepen en/of dempen van waterlopen;
b het aanbrengen van
ondergrondse of bovengrondse kabel en leidingen;
c het aanbrengen of
aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
d het verwijderen van
waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden
welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen
hebben.
Het verbod als
bedoeld in 3.6.1 is niet van toepassing:
a voor normale
onderhoudswerkzaamheden;
b voor werken of
werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c voor werken of
werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
d voor werken en
werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in
uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde
vergunning kunnen worden uitgevoerd.
De werken of werkzaamheden onder 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door
die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij
indirect te verwachten gevolgen de in 3.1 genoemde waarden niet onevenredig
worden en kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van
die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Alvorens te
beslissen omtrent de vergunning wordt het betreffende waterschap gehoord.
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een
verkeers- en verblijfsfunctie;
b voet- en rijwielpaden;
c parkeervoorzieningen;
d groenvoorzieningen,
waaronder bermen en beplanting;
e straatmeubilair;
f voorzieningen van
algemeen nut;
g kunstwerken;
h waterlopen en waterpartijen;
i boven- en/of
ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
j evenementen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a Op of in deze gronden
mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut
worden gebouwd.
b
De maximale
bouwhoogte bedraagt
c
De maximale
oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a De bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal
b Overkappingen zijn niet
toegestaan.
c In afwijking van het
bepaalde onder a mag de hoogte van lichtmasten en portalen voor geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer maximaal
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval gerekend
het gebruik voor:
a het opslaan van
onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen,
goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte
gebruik van de grond;
b het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen
van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is
in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief lpg).
De voor ‘Wonen’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
met de daarbij
behorende:
b
tuinen, erven en verhardingen;
c
bijbehorende voorzieningen
d
boven- en/of ondergrondse
waterhuishoudkundige voorzieningen.
Indien aangeduid mag het bebouwingspercentage van
het bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding
‘maximum bebouwingspercentage (%)’.
Voor het
bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a Ter plaatse van de aanduiding:
-
‘aaneengebouwd’;
-
’twee-aaneen’;
-
‘vrijstaand’;
-
‘specifieke
bouwaanduiding – patio’;
mogen
uitsluitend de aangeduide type(n) worden gebouwd.
b Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal
wooneenheden’ mag maximaal het aantal aangegeven wooneenheden worden gebouwd.
c De woningen worden
uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd en één gevel wordt geplaatst in, of tot
maximaal
d De goothoogte
respectievelijk bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
e De zijgevel wordt ten minste
f In tegenstelling tot het bepaalde onder e mag in
de twee meest westelijk gesitueerde bouwvlakken de zijgevel ook binnen
Voor het
bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
a Bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het
bouwvlak gebouwd worden.
b De voorgevel wordt ten minste
c De gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen
bedraagt per bouwperceel niet meer dan:
1
2
c De maximale goothoogte bedraagt
d De maximale bouwhoogte bedraagt
e De uiterste afstand van de voorgevel van een
bijgebouw tot de achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan
Voor het
bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a
Bouwwerken geen
gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.
Overkappingen mogen echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn gebouwd
worden.
b
De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken geen gebouwen
zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal
c
De bouwhoogte bedraagt niet meer dan
d
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde passen voor het
overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de
bebouwing:
a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de
gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en
bouwwerken;
b ter voorkoming van
onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
c ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit
en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
d ter waarborging van de verkeersveiligheid;
e ter waarborging van de sociale veiligheid;
f ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding
g ter waarborging van de externe veiligheid.
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing
verlenen, met
inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 11.1, van het bepaalde in:
a 5.2.2
onder c voor het uitbreiden van de woning vóór de voorgevelrooilijn onder de
volgende voorwaarden:
1 De voorgevelrooilijn
wordt met niet meer dan
2 De grootste
breedte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt
maximaal 40% van de breedte van de voorgevel van de woning.
3 De oppervlakte
van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal
4 De goothoogte
van de uitbreiding bedraagt maximaal
5 De verkeersveiligheid
wordt niet aangetast.
6 Het woongenot
of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig
aangetast.
b 5.2.2
onder e voor het verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse
perceelsgrens onder de volgende voorwaarden:
1 Het woon-
en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
2 Het straat-
en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
3 De verkeersveiligheid
wordt niet aangetast.
4 Voor zover
niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand
van één meter aangehouden tot de zijdelingse perceelsgrens.
c 5.2.3
onder b voor het oprichten van een bijgebouw op minder dan
1 Indien het
een garage betreft, bedraagt de afstand van het bijgebouw tot de bestemming ‘Verkeer’
nergens minder dan
2 Het straat-
en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
d 5.2.4
onder a voor het oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn onder
de voorwaarden dat het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt
aangetast.
Tot een strijdig gebruik
van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke
ordening wordt in elk geval gerekend
het gebruik voor:
a permanente
of tijdelijke bewoning van bijgebouwen;
b kamerbewoning.
5.6 Ontheffing
van de gebruiksregels
Burgemeester en
Wethouders kunnen ontheffing verlenen, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 11.1, van het bepaalde in lid 5.1, sub a voor:
a
de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of
bedrijf in het hoofd- of bijgebouw onder de volgende voorwaarden:
1
De woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.
2
De woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening.
3
Degene die eigenaar/gebruiker is van de woning is ook
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent.
4
Maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van het
hoofdgebouw wordt gebruikt voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden
beroep of bedrijf, met een maximum van
5
Het gebruik levert geen ernstige hinder op voor het
woonmilieu c.q. doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de woning of de
buurt.
6
Geen medewerking wordt verleend aan bedrijven, anders dan
voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel naar aard, omvang en invloed op
de omgeving daaraan gelijkgesteld.
7
Uitoefening van de activiteit vindt uitsluitend plaats op
de begane grond.
8
Er vindt geen detailhandel plaats, behoudens van ondergeschikte
aard in ter plaatse vervaardigde of aan het bedrijf of beroep gelieerde producten.
9
Er mogen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten
plaatsvinden die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan
extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeerplaatsen, noodzakelijk worden.
b de uitoefening van een bed & breakfast onder
de volgende voorwaarden:
1 De woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd.
2 Bed & breakfast mag voor maximaal 2 kamers (respectievelijk. 4 personen)
worden aangeboden.
3 Parkeren ten behoeve van bed & breakfast dient op het eigen terrein
gerealiseerd te worden waarbij als parkeercijfer één parkeerplaats per kamer
wordt gehanteerd, tenzij uit de aanvraag blijkt dat parkeren binnen het
openbaar gebied niet leidt tot onevenredige hinder voor de woonomgeving.
4 De landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van
het pand, perceel of complex dienen behouden te blijven.
5 De voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet
(kunnen) functioneren als zelfstandige woning.
6 Ter voorkoming van permanente bewoning wordt een maximumverblijfsduur
gehanteerd van 2 weken.
7 Er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat
van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan.
c het gebruik van een deel
van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte
(inwoning), onder de volgende voorwaarden:
1 De bebouwingsmogelijkheden worden met niet meer dan
2 De afhankelijke woning is met de hoofdwoning verbonden en er is geen sprake
van woningsplitsing.
3 Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
4 Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt
niet onevenredig aangetast.
5 De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals
de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
6 Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
7.1 Algemene
regels
Geen bouwwerk
of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daarvoor een bestaand
bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet
langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan
afwijken van het plan.
Geluidsgevoelige
objecten als bedoeld in het Besluit Grenswaarden Binnen Zones Langs Wegen
mogen, onverminderd het bepaalde in de bouwregels per bestemming, slechts
worden opgericht indien en voor zover wordt voldaan aan de wettelijke
voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet Geluidhinder.
7.3 Algemene
regels met betrekking tot ondergronds bouwen
7.3.1 Ondergrondse
werken
Voor het uitvoeren
van ondergrondse werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden gelden,
behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
7.3.2 Ondergrondse
bouwwerken
Voor het
bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze planregels
opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
a
Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan
binnen het bouwvlak.
b
Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer
bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met
c
In aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1
niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
1
Het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel
of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste
2
Het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling
voor bijgebouwen als opgenomen in de planregels behorende bij de desbetreffende
bestemming in acht wordt genomen.
3
Het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik
worden benut.
4
Per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.
d
De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken
bedraagt maximaal
e
Bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze
planregels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze planregels
maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen
mede in aanmerking genomen.
7.3.3 Ontheffing
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 7.3.2 sub
d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte
van maximaal
1
de waterhuishouding niet wordt verstoord;
2
geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
3
het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de
belendende percelen niet onevenredig wordt aangetast.
7.4 Algemene
regels over bestaande afstanden en andere maten
7.4.1 Indien afstanden tot, en
bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die
gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet,
op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer
bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en
hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.4.2 In die gevallen dat afstanden
tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande
bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens
de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het
plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze
maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.4.3 In het geval van
(her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 7.4.1 en 7.4.2 uitsluitend van
toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
8.1 Voorbeelden
van strijdig gebruik
Onder
strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt
in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde
en onbebouwde gronden ten behoeve van:
a
het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan
wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of
aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn,
behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming
gerichte gebruik van de gronden;
b
opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of
althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen,
behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming
gerichte gebruik van de gronden;
c
een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en
straatprostitutie.
Burgemeester
en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in
artikel 11.1, ontheffing verlenen:
a
van de planregels voor het in geringe mate overschrijden
van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
b
van de planregels voor de bouw van een luifel of erker
aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
1
de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw
niet meer dan
2
de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel
van het hoofdgebouw;
3
de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van
het hoofdgebouw;
4
er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
5
de luifel of erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
c van de
planregels voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve
van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening
van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen
gebouwtjes, mits:
1
het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan
2
dat bestaat uit één bouwlaag;
3
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
d van de
planregels voor het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen
zijnde tot maximaal
1 de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende
gronden niet onevenredig worden aangetast;
2 de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving
gewaarborgd wordt;
e van de
planregels ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde,
tot een hoogte van maximaal
f van de
planregels ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of
communicatiemasten tot maximaal
g van de voorschriften
betrekking hebbende op (bedrijfs)woningen voor het uitbreiden van de woning met
een afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:
1 de bebouwingsmogelijkheden met niet meer dan
2 de afhankelijke woning met de hoofdwoning is verbonden en er geen
zelfstandige woning gerealiseerd wordt;
3 het karakter van de omringende bebouwingsstructuur niet mag worden
aangetast;
4 er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding
zijnde belangen, waaronder die van omwonenden;
5 de bereikbaarheid voor algemene en nutsvoorzieningen moet zijn gewaarborgd,
evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
6 er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven
in artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening, de bestemming te wijzigen ten behoeve
van:
a overschrijding
van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere
realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk
is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
b overschrijding
van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting
van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid
en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c de
overschrijdingen als bedoeld sub a en b mogen echter niet meer dan
d het aanpassen
van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels
in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van
de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
11.1 Procedure
ontheffing
Bij het
verlenen van ontheffing ingevolge de in deze planregels opgenomen ontheffingsbevoegdheden
ex artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, worden in ieder
geval de volgende procedureregels in acht genomen:
a De aanvraag of
het ontwerp van het ontheffingsbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende
stukken, gedurende ten minste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter
gemeentesecretarie.
b Burgemeester en
wethouders geven voorafgaand aan deze terinzagelegging, kennis van de aanvraag
of het ontwerpbesluit en de terinzagelegging ervan in een of meer dag-,
nieuws-, of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
c In deze
kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van
terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het
ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders.
d De overeenkomstig
het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit omtrent
ontheffingverlening.
11.2 Procedure
aanlegvergunning
Bij het
toepassen van de aanlegvergunning als bedoeld in deze planregels geldt de
procedure zoals vervat in de artikelen 3.18 e.v. van de Wet ruimtelijke
ordening.
12.1 Algemene
regels
12.1.1 Indien en voor zover in deze
planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze
regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging
van het ontwerpplan.
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking
naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan tengevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is
teniet gegaan.
b Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het bepaalde onder a
voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met
maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in
strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld
als onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld als onder a, na de inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat
reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen
de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het
bestemmingsplan Echt-Zuidoost (Bocage), fase
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
15 december 2011
De
voorzitter, De
griffier,
Rosmalen, december 2011 Vastgesteld: 15 december 2011
Croonen Adviseurs b.v.