De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het wonen;
b.
aan-huis-verbonden
beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het
vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer
bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan en
uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
c.
ter plaatse
van de aanduidingen ‘specifieke vorm van wonen – bergingen 1’: bergplaatsen ten
behoeve van de woningen;
d.
ter plaatse
van de aanduiding ‘parkeerterrein’: parkeerterrein ten behoeve van de woningen;
e.
bij deze
bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water,
nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a.
Hoofdgebouwen
worden gebouwd in een bouwvlak.
b.
De goot- en
bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven hoogten.
c.
Het aantal
woningen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal
wooneenheden’ aangegeven aantal.
d.
Ter plaatse
van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd.
e.
Ter plaatse
van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde woningen worden
gebouwd.
f.
Ter plaatse
van de aanduiding ‘onderdoorgang’ is een onderdoorgang toegestaan, waarbij de
vrije ruimte ten minste één bouwlaag bedraagt.
a.
Aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan bij aaneengebouwde woningen, ter plaatse van het erf en binnen
het bouwvlak.
b.
In afwijking
van het bepaalde onder a, zijn overkappingen ook toegestaan ter plaatse van de
aanduiding ‘parkeerterrein’.
c.
De goothoogte
van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van
het hoofdgebouw vermeerderd met 0,35 m.
d.
De bouwhoogte
van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 6 m.
e.
De goothoogte
van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.
f.
De bouwhoogte
van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m.
g.
Het
gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor
zover gelegen op het erf bedraagt ten hoogste 50 % van de oppervlakte van het
erf met een maximum van 90 m².
a.
Ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – bergingen 1’ mogen uitsluitend
bergplaatsen worden gebouwd, waarbij geldt dat:
1.
de oppervlakte
per individuele bergplaats ten hoogste 15 m2 bedraagt; uitzondering hierop
vormen gezamenlijke fietsbergingen en containerplaatsen.
2.
de bouwhoogte
ten hoogste 3,25 m bedraagt.
3.
het aanduidingvlak voor maximaal 30 % mag worden bebouwd.
a.
De bouwhoogte
van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste
1 m.
b.
De bouwhoogte
van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m.
c.
De bouwhoogte
van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.
Met betrekking tot het gebruik van gronden en
bouwwerken geldt de volgende regel:
a.
gebruik van
bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet
toegestaan.
a.
Ter plaatse
van de aanduiding ‘parkeerterrein’ dienen minimaal 30 parkeerplaatsen te worden
gerealiseerd.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van de het bepaalde in lid 4.3.1 onder a voor het toestaan van het gebruik van
een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het
volgende:
a.
Een
dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg.
b.
De
omgevingsvergunning vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te
vervallen.
c.
Er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die
van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
d.
De
oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte bedraagt niet meer
dan de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen op grand van het
bepaalde in lid 4.2.2 onder f tot een maximale oppervlakte van 80m2.