Artikel 7 Verkeer-Verblijfsgebied
Artikel
10 Anti-dubbeltelregel
Artikel
11 Algemene bouwregels
Artikel
12 Algemene gebruiksregels
Artikel
13 Algemene ontheffingsregels
Artikel
14 Algemene procedureregels
Bijlagen:
Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2: Staat van bedrijfsactiviteiten lichte bedrijvigheid
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Molenheide’ van de gemeente Cranendonck.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in
het GML-bestand NL.IMRO.1706.BPSRD6001.VAS1 met de bijbehorende regels en
bijlagen.
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte
is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk
gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
aanduiding:
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft.
aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee
gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en
daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden
uitgeoefend.
achtergevelrooilijn:
a de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
b indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij
een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en
waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is
ondergebracht.
bebouwing:
één of meer
gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een
aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende
instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
bestaande situatie:
t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van
het ontwerpplan van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens
een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.
t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip
waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet
vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een
bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip
van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwperceel:
een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een
bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond.
carport:
een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande
woning of een bestaand woongebouw, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte
voor personenauto’s, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de
begrenzing wordt gevormd door de woning of daarbij behorende bijgebouwen en/of
ondersteuningen van de overkapping.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling
ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die
goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening
van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
eindwoning:
een woning die grenst aan een aanliggende woning en die op het begin of
eind van een reeks woningen staat.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een
andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices
en bemiddelingsbureaus.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of
aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa,
ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het
belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
kantoor:
een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid.
lichte bedrijvigheid:
het op ambachtelijke wijze
vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten
in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze planregels deel
uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten lichte bedrijvigheid.
maaiveld:
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische
en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
nutsvoorziening:
voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, niet
zijnde inrichtingen waarop het Bevi van toepassing is.
ondergeschikte functie:
functie waarvoor
maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden
gebruikt.
ontmoetingsplaats:
plaats ingericht
ten behoeve van het samenkomen van mensen van gelijke leeftijd, gezindheid of
interesse, zoals jongeren en ouderen.
overkapping:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden
begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als
een gebouw.
productiegebonden
detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd
en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt
is aan de productiefunctie.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten
ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare
weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter
beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan
anderen (prostitutie).
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid
Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een
risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten
van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig,
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht,
of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een
(raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met
elkaar.
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze
passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw
betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als
zodanig dient te worden aangemerkt.
voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel van een
bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
vrijstaand:
bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan geen enkele zijde grenst aan de
hoofdbebouwing van een ander gebouw.
water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers,
kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel
droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede
wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit.
Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen,
gemalen, inlaten etc.
werk:
een constructie geen bouwwerk zijnde.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en
bestemd voor de huisvesting van één of meer personen.
zijgevellijn
de lijn waarin de zijgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.
het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
het bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van
de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de
bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die
bestemming.
De breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot
aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot
aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
peil:
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- indien in het water wordt gebouwd: Nieuw Amsterdams Peil (of een andere plaatselijk aan te houden waterpeil).
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en
overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van
bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
De voor ‘Bedrijf-1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
bestaande bedrijven
in de milieucategorie 1 die zijn genoemd in de bijlage (Staat van
bedrijfsactiviteiten) met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
b
bedrijven in
de milieucategorieën 2 en 3.1 die zijn genoemd in de bijlage (Staat van
bedrijfsactiviteiten) met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
c
kantoren;
d
bedrijfswoningen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
e
aan-huis-verbonden
beroepen bij bedrijfswoningen;
f
productiegebonden
detailhandel;
g
opslag en
uitstalling, kantoor- en parkeervoorzieningen ten dienste van de onder a, b, c,
d en e genoemde activiteiten;
h
tuinen, erven
en verhardingen;
i
voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
j
nutsvoorzieningen;
k
groenvoorzieningen;
l
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2.1 Algemeen
a
De oppervlakte
van een bouwperceel mag niet minder dan 500 m² bedragen en niet meer dan 5.000 m².
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Bedrijfsgebouwen
mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b
Het
bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 80% van de gronden van het
bouwperceel.
c
De afstand van
bedrijfsgebouwen tot één zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
3 m. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de
bestaande afstand de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.
d
De goothoogte
van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 2,5 m.
e
De bouwhoogte
van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 9 m.
f Voor de voorgevelrooilijn mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van een erker, balkon of luifel worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De diepte gemeten vanuit de voorgevel van een gebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
2 De afstand tot de bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ mag niet minder bedragen dan 3 m.
3 De hoogte van de onderdoorgang onder een balkon mag niet minder bedragen dan 3,5 m.
3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, gelden de volgende bepalingen:
a Er mogen uitsluitend vervangende bedrijfswoningen worden gebouwd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn uitgesloten.
b Per aanduiding is maximaal één bedrijfswoning op het bouwperceel toegestaan.
c Bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
d De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.
e De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.
f De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
g De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
h De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen dient voor een vrijstaande bedrijfswoning minimaal 3 m te bedragen.
3.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
bij bedrijfswoningen
Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt
voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
c De totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75 m², waarbij het bepaalde onder 3.2.2 sub b ook van toepassing is.
d De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan 3,25 m.
e De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.
f Overkappingen mogen zowel binnen als buiten
het bouwvlak worden gebouwd, mits de verkeersveiligheid niet in het geding
komt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De overkapping moet worden gebouwd op het bouwperceel, in of achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
2 De overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd.
3 De overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn.
4 Voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd.
5 De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 m.
6 De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m².
3.2.5 Nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen
binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De oppervlakte
van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m².
c
De bouwhoogte
van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen
binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande
dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet
meer mag bedragen dan 1 m.
c De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
d De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
e De maximale oppervlakte van overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen) niet meer dan 75 m² mag bedragen.
3.3.1 Aan-huis-verbonden beroepen
Binnen de bestemming ‘Bedrijf-1’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een
maximum van 60 m².
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel mag alleen plaatsvinden
ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
d De activiteit dient milieuhygiënisch
inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
3.3.2 Productiegebonden detailhandel
Binnen de bestemming ‘Bedrijf-1’ is productiegebonden detailhandel toegestaan,
mits dit een ondergeschikte functie is aan de bedrijfsmatige activiteiten.
3.3.3 Opslag en uitstalling
Opslag en (uit)stalling van goederen dient binnen het bouwvlak dan wel achter de voorgevellijn plaats te vinden.
3.3.4 Parkeren
Parkeren ten behoeve van het bepaalde in lid 3.1 dient te geschieden op eigen terrein.
De voor
‘Bedrijf-2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
bestaande bedrijven
in de milieucategorie 1 die zijn genoemd in de bijlage (Staat van
bedrijfsactiviteiten) met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
b
bedrijven in
de milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2 die zijn genoemd in de bijlage (Staat van
bedrijfsactiviteiten) met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
c
kantoren;
d
ondergeschikte
detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
e
bedrijfswoningen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
f
aan-huis-verbonden
beroepen bij bedrijfswoningen;
g
productiegebonden
detailhandel;
h
opslag en
uitstalling, kantoor- en parkeervoorzieningen ten dienste van de onder a, b, c,
d, e en f genoemde activiteiten;
i
tuinen, erven
en verhardingen;
j
voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
k
nutsvoorzieningen;
l
groenvoorzieningen;
m
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2.1 Algemeen
b
De oppervlakte
van een bouwperceel mag niet minder dan 500 m² bedragen en niet meer dan
5.000 m².
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor
het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Bedrijfsgebouwen
mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b
Het
bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 80% van de gronden van het
bouwperceel.
c
De afstand van
bedrijfsgebouwen tot één zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
3 m. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de
bestaande afstand de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.
d
De goothoogte
van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 2,5 m.
e
De bouwhoogte
van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 9 m.
f Voor de voorgevelrooilijn mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van een erker, balkon of luifel worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De diepte gemeten vanuit de voorgevel van een gebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
2 De afstand tot de bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ mag niet minder bedragen dan 3 m.
3 De hoogte van de onderdoorgang onder een balkon mag niet minder bedragen dan 3,5 m.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, gelden de volgende bepalingen:
a Er mogen uitsluitend vervangende bedrijfswoningen worden gebouwd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn uitgesloten.
b Per aanduiding is maximaal één bedrijfswoning op het bouwperceel toegestaan.
c Bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
d De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.
e De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘volume (m³)’ een andere maximale inhoud is aangegeven.
f De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
g De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
h De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen dient voor een vrijstaande bedrijfswoning minimaal 3 m te bedragen.
i In afwijking van het bepaalde onder h dient ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende afstand zijdelingse perceelsgrens’ de afstand tot de noordelijke perceelsgrens minimaal 1,5 m te bedragen.
4.2.4 Aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Bij
een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
a Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
c De totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75 m², waarbij het bepaalde onder 4.2.2 sub b ook van toepassing is.
d De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan 3,25 m.
e De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.
f Overkappingen mogen zowel binnen als buiten
het bouwvlak worden gebouwd, mits de verkeersveiligheid niet in het geding
komt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De overkapping moet worden gebouwd op het bouwperceel, in of achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
2 De overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd;
3 De overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn;
4 Voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd;
5 de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
6 de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m².
4.2.5 Nutsvoorzieningen
Voor
het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen
binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De oppervlakte
van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m².
c
De bouwhoogte
van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen
binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande
dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet
meer mag bedragen dan 1 m.
c De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
d De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
e De maximale oppervlakte van overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen) niet meer dan 75 m² mag bedragen.
4.3.1 Aan-huis-verbonden beroepen
Binnen de bestemming ‘Bedrijf-2’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een
maximum van 60 m².
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel mag alleen plaatsvinden
ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
d De activiteit dient milieuhygiënisch
inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.3.2 Productiegebonden detailhandel
Binnen
de bestemming ‘Bedrijf-2’ is productiegebonden detailhandel toegestaan, mits
dit een ondergeschikte functie is aan de bedrijfsmatige activiteiten.
4.3.3 Detailhandel
Ter
plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ is de uitoefening van ondergeschikte
detailhandel toegestaan, mits de detailhandel een ondergeschikte activiteit
betreft tot een maximale oppervlakte van 20 m².
4.3.4 Opslag en uitstalling
Opslag en (uit)stalling van goederen dient binnen het bouwvlak dan wel achter de voorgevellijn plaats te vinden.
4.3.5 Parkeren
Parkeren ten behoeve van het bepaalde in lid 4.1 dient te geschieden op eigen terrein.
De
voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en beplantingen;
c speelvoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e nutsvoorzieningen;
f voorzieningen voor langzaam verkeer;
g in-
en uitritten;
h abri’s,
telefooncellen, straatmeubilair e.d.
Op
deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
a de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m²;
b de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De
bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 m.
b De
bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m.
c De
bouwhoogte van zendmasten mag niet meer bedragen dan 40 m.
d De
bouwhoogte van kunstwerken/standbeelden mag niet meer bedragen dan 5 m.
e De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan 2 m.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1 voor:
a de aanleg van parkeerplaatsen, met dien verstande dat:
1 de noodzaak voor de parkeerplaatsen dient te worden aangetoond;
2 de belangen van derden mogen niet onevenredig worden aangetast;
b de plaatsing van gebouwen ten behoeve van ontmoetingsplaatsen, mits:
1
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
2
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b
parkeervoorzieningen;
c
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen uitsluitend erkers
worden gebouwd ten behoeve van de aangrenzende hoofdgebouwen. Hiervoor gelden
de volgende bepalingen:
a
De horizontale
diepte van een erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
b
De erker mag
over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het
hoofdgebouw worden gebouwd.
c
De diepte van de erker mag ten hoogste 50% van de
diepte van de tuin bedragen, gemeten ten opzichte van de naar de weg gekeerde
gevel van het hoofdgebouw.
d
De bouwhoogte
van de erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van
het hoofdgebouw.
6.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
b
De bouwhoogte
van vlaggenmasten en palen mag niet meer bedragen dan 3 m.
c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.3.1 Parkeren
Op de gronden die zijn gelegen tussen de zijgevellijnen van het hoofdgebouw behorende bij het bouwperceel mogen geen parkeervoorzieningen worden gerealiseerd.
De voor ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf;
b parkeervoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d speelvoorzieningen;
e water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f nutsvoorzieningen;
g (muziek)kiosk, abri’s, telefooncellen, straatmeubilair, en dergelijke.
Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen
worden gebouwd, met dien verstande dat:
a de oppervlakte niet meer dan 15 m² mag bedragen;
b de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De
bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen.
b De
bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.
c De
bouwhoogte van zendmasten mag niet meer bedragen dan 40 m.
d De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
2 m bedragen.
De voor ‘Wonen’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen;
c
parkeervoorzieningen;
d
tuinen, erven
en verharding;
e
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen
van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
b Ter plaatse van de aanduiding:
’vrijstaand’;
mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd.
c Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
d De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.
e De breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan: 15 m ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’.
f De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
g De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
h De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van: vrijstaande bebouwing mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen.
Indien de afstand in de bestaande situatie minder dan 3 m bedraagt, geldt deze bestaande afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.
8.2.2 Aan- en uitbouwen en
bijgebouwen
Voor het bouwen
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden
gebouwd.
b Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
c Op hoekpercelen mag de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens, die grenst aan het openbaar gebied, niet minder dan 3 m bedragen. Indien de afstand in de bestaande situatie minder dan 3 m bedraagt, geldt deze bestaande afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.
d
Het bebouwingspercentage
van het gedeelte van de gronden gelegen achter de oorspronkelijke
achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen, waarbij het
bepaalde in lid e, f en g in acht dient te worden genomen.
e
De totale
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het
bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75 m².
f
Voor zover de
oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het
hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder e geregelde gezamenlijke
oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal
90 m².
g
Bij
vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen
en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m
achter de voorgevellijn, tenzij de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
niet minder dan 3 m bedraagt. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan
de genoemde 25 m en 3 m, geldt deze afstand als minimale afstand.
h
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
i
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan 5 m
j
Overkappingen mogen
zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de verkeersveiligheid
niet in het geding komt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
1 De overkapping moet worden gebouwd op het bouwperceel, in of achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw.
2 De overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd.
3 De overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn.
4 Voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd.
5 De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter.
6 De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m².
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
c De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
d De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
e De maximale oppervlakte van overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen) niet meer dan 75 m² mag bedragen.
f Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen, waarbij het bepaalde onder lid e in acht dient te worden genomen.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen:
a van het bepaalde in 8.2.2 onder c voor het bouwen van een aan- of uitbouw of bijgebouw op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse perceelsgrens op een hoekperceel, met dien verstande dat:
1 het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2 de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
8.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een
maximum van 60 m².
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel mag alleen plaatsvinden
ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
d De activiteit dient milieuhygiënisch
inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Burgemeester en
wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a voor het toestaan van lichte bedrijvigheid in of bij een woning, met dien verstande dat:
1 de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
2 de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
3 het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
4 detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid;
5 uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten lichte bedrijvigheid zoals bij deze regels is gevoegd of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;
6 de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;
7 de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen–Buitengebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a woningen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen
van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
d De inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m². Indien de inhoud in de bestaande situatie meer dan 600 m² bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als maximale inhoud.
e De dakhelling mag niet minder en niet meer bedragen dan respectievelijk 12º en 45º.
f De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen. Indien de afstand in de bestaande situatie minder dan 3 m bedraagt, geldt deze bestaande afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.
9.2.2 Bijgebouwen en aanbouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen en aanbouwen gelden de volgende bepalingen:
a De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aanbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tezamen mag niet meer bedragen dan 90 m².
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
d De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 15 m.
e De dakhelling mag niet minder en niet meer bedragen dan respectievelijk 12º en 45º.
9.2.3
Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m.
b De bouwhoogte van overige erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
d De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aanbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tezamen niet meer mag bedragen dan 90 m².
9.2.4 Herbouw
Herbouw van bestaande woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
a de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
b de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
c de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
d het aantal woningen mag door de herbouw niet toenemen;
e het bepaalde in 9.2.1, 9.2.2 en 9.2.3 wordt in acht genomen.
9.3 Ontheffing van de bouwregels
9.3.1 Ontheffing bebouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.2.2 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
a Maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd/ blijven bestaan, tot een totaal maximum aan bijgebouwen, zowel aangebouwd als vrijstaand, van 200 m².
b Geen ontheffing kan worden verleend, indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of de regeling ‘Tegenprestatie Buitengebied in ontwikkeling gemeente Cranendonck’, of de sloop al op andere wijze is verzekerd.
c De gesloopte oppervlakte mag slechts eenmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen.
9.3.2 Ontheffing met betrekking tot herbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van
het bepaalde in 9.2.4 onder a en/of b en/of c teneinde herbouw van bestaande
woningen op hetzelfde perceel als de te slopen woning te kunnen toestaan buiten
de bestaande fundamenten en de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de
(voormalige) voorgevelrooilijn. Een en ander mits aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
a
De nieuwe situering van de woning is
stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar.
b
Er dient sprake te zijn van
(zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning.
c
Door de herbouw wordt het landelijke
karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.
d
De nieuwe situering van de woning leidt
niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende
bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving.
e
Het woon- en leefmilieu van de omgeving
wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en van het perceel zelf niet
onevenredig mogen worden beperkt.
f
Er moet voldaan worden aan de Wet
geluidhinder.
g
Voldaan wordt aan de (overige)
maatvoeringseisen als opgenomen in 9.2.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% voor aan-huis-verbonden beroepen en 50% voor lichte bedrijvigheid van de vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep of de lichte bedrijvigheid.
d De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
e Uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten lichte bedrijvigheid zoals bij deze regels is gevoegd of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;
f De woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven.
g De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
9.4.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
a gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
b gronden en/of opstallen voor detailhandel;
c gronden en/of opstallen voor verblijfsrecreatie;
d gronden en/of opstallen ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
e (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
9.5 Ontheffing van de gebruiksregels
9.5.1 Ontheffing kleinschalig kampeerterrein
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.1 teneinde een kleinschalig kampeerterrein en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a Het bouwperceel, waarvoor de ontheffing wordt verleend, mag niet minder dan 3.000 m² bedragen.
b Kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op gronden gelegen binnen het bestemmingsvlak.
c Slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); chalets, trekkershutten en stacaravans zijn niet toegestaan.
d Groepsaccommodatie is uitsluitend toegestaan in bestaande bedrijfsgebouwen, die zijn gelegen in een bebouwingsconcentratie.
e Maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, met een maximaal oppervlak van 750 m².
f Gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak.
g Ten behoeve van kleinschalig kamperen is een oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan van maximaal 50 m², die niet wordt meegerekend voor de overigens toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 90 m².
h De voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing.
i Gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein is uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
j Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; dit dient te worden aangetoond middels een beplantingsplan.
k Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
l De belangen van omwonenden mogen niet onevenredig worden aangetast.
m De verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie.
n Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
o Er mogen geen risico's bestaan vanuit het oogpunt van externe veiligheid, en er mag geen sprake zijn van situering binnen zakelijke rechtstroken.
9.5.2 Ontheffing afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.4.2 onder e, en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
a een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
b er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
c het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of meer aaneengebouwde bijgebouwen;
d de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 90 m²;
e het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 30 m van het hoofdgebouw;
f burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
9.5.3 Ontheffing paardenbak
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.1, teneinde paardenbakken toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende:
a Een paardenbak mag uitsluitend worden gerealiseerd op een perceel met een minimale oppervlakte van 2.500 m².
b De paardenbak dient landschappelijk ingepast te worden.
c Het watersysteem ter plaatse mag niet onevenredig worden aangetast; hieromtrent dient aan de waterbeheerder advies te worden gevraagd.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat woningsplitsing van een bestaande woning kan worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a De bestaande woning betreft een voormalig boerderijgebouw.
b De bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot.
c De agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast.
d De bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd.
e Bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst.
f De splitsing dient te passen binnen de toegestane woningbouwaantallen per stedelijke of landelijke regio.
g De wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
h De oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 90 m² per woning.
i Indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een grotere oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan, met inachtneming van het volgende:
1 Maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd/ blijven bestaan, tot een totaal maximum aan bijgebouwen, zowel aangebouwd als vrijstaand, van 200 m².
2 Een grotere oppervlakte kan niet worden toegestaan, indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of de regeling ‘Tegenprestatie Buitengebied in ontwikkeling gemeente Cranendonck’, of de sloop al op andere wijze is verzekerd.
3 De gesloopte oppervlakte mag slechts eenmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen.
j Uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
k Voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder.
l Er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
m De regels van ‘Wonen – Buitengebied’ blijven na wijziging van overeenkomstige toepassing.
9.6.2 Wijziging ten behoeve van inpandige statische
opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van een bestemmingsvlak zodanig wijzigen, dat de aanduiding ‘opslag’ wordt opgenomen, teneinde –naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie- gebruik van bestaande bebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a Het gebruik voor inpandige statische opslag dient te passen in de omgeving.
b Het gebruik voor inpandige statische opslag is uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing.
c Voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1.000 m² toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle panden betreft.
d De opslag mag niet plaatsvinden in kassen.
e Er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden.
f De wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
g Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
h De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie.
i Detailhandel is niet toegestaan.
9.6.3 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van
trekkershutten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat op een perceel maximaal 3 trekkershutten kunnen worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a Het plaatsen van trekkershutten is uitsluitend toegestaan op een perceel met een oppervlakte van minimaal 3.000 m².
b De oppervlakte van de trekkershutten wordt niet meegerekend bij de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen als bedoeld in 9.2.2.
c Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
d Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
e De belangen van omwonenden mogen niet onevenredig worden aangetast.
f De verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie.
g Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
h Er mogen geen risico's bestaan vanuit het oogpunt van externe veiligheid, en er mag geen sprake zijn van situering binnen zakelijke rechtstroken.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen
bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan
worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
11.1 Archeologische
waarden
a
Voor het
bouwen overeenkomstig de regels dient de aanvrager van een reguliere
bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m² een
rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die
blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
b
Indien uit het
in lid 10.1 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van
de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende
voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
1
De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De verplichting
tot het doen van opgravingen.
3
De
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
c
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sub a
indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare
informatie afdoende is vastgesteld.
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval verstaan:
a gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b
het gebruik van bijgebouwen bij een woning als
zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
c
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats
van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het
normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
d
een gebruik van gronden als stalling- en/of
opslagplaats van één
of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met
uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte
gebruik en onderhoud.
12.2 Ontheffing van de
gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 12.1 sub b en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, mits:
a een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
b het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of in meer aaneen gebouwde bijgebouwen;
c de oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, niet meer bedraagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 80 m²;
d de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.
Burgemeester en wethouders trekken een verleende ontheffing voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte onverwijld in, indien niet (meer) wordt voldaan aan bovenstaande voorwaarden.
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie,
de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a
de bij recht
in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van
die maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor in deze regels geen
bijzondere ontheffingsbevoegdheden zijn opgenomen;
b
de
bestemmingsplanregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de
verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c
de bestemmingsregels
en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil
daartoe aanleiding geeft;
d
de bouwregels
van de artikelen in hoofdstuk 2, voor wat betreft:
1
de afstand van
gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens;
2
de afstand van
(een onderdeel van) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de
voorgevellijn;
voor zover het de voortzetting van een
afwijking betreft welke bestond op het moment van terinzagelegging van dit
plan;
e
de bestemmingsregels
en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het
openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van
kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen
gebouwtjes worden gebouwd, mits:
1
de oppervlakte
per gebouw niet meer dan 10 m² zal bedragen;
2
de goothoogte
niet meer dan 3 m zal bedragen;
3
de bouwhoogte
niet meer dan 6 m zal bedragen;
f
de bestemmingsregels
ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan
dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1
ten behoeve
van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
2
ten behoeve
van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m, mits:
a
geen onevenredige
beperking van de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden plaats vindt;
b
dit niet leidt tot
een aantasting van de ruimtelijke kwaliteit;
c
dit niet in strijd
is met de belangen van verkeersveiligheid;
d
de mogelijkheden van
gezamenlijk gebruik niet worden beperkt;
3
ten behoeve
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
g
het bepaalde
ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de
bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals
schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt
vergroot, mits:
1
de maximale
oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak
zal bedragen;
2 de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
h
de bestemmingsplanregels ten behoeve van het gebruik
van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor bed and
breakfast-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie
en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1
De voorzieningen dienen te worden gerealiseerd binnen de bestaande
bebouwing.
2
Het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden
bedraagt vier.
3
Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
4
Er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende
werking.
5
Aangetoond dient te worden dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt
geen belemmeringen bestaan, waaronder in ieder geval wordt begrepen
belemmeringen in verband met geurhinder.
6 Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven.
De hierboven geregelde ontheffingen kunnen
worden verleend indien hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden
geschaad en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.
Er zal sprake zijn van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige
samenhang indien:
a
de bebouwingskarakteristiek
(open, halfopen, gesloten, gestapeld, patiobebouwing) wordt aangetast;
b
de
karakteristiek van de open ruimte wordt aangetast;
c
historische of
stedenbouwkundige betekenis van bebouwing wordt aangetast.
Met betrekking tot de voorbereiding van een ontheffing ingevolge artikel
3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en wethouders,
is Afdeling 3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet
bestuursrecht van toepassing.
De voorschriften van de Bouwverordening ten
aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het
gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten
aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van
vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor
wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor
gehandicapten;
d de parkeergelegenheid en laad- en
losmogelijkheden, en
e de ruimte tussen bouwwerken.
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere
wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het
tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is
teniet gegaan.
b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering
de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
‘Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Molenheide’.
Rosmalen, juni 2010 Vastgesteld: 8 juni 2010
Croonen Adviseurs b.v.
Bijlage 1
Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2
Staat van bedrijfsactiviteiten lichte
bedrijvigheid