De voor
‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen;
c
bedrijven, categorie 1 en
d een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;
e
parkeervoorzieningen;
f
tuinen,
erven en verharding;
g
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor
h
de
instandhouding en bescherming van een rijksmonument ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument’.
15.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ mogen geen
bouwwerken worden opgericht.
Voor het
bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan met uitzondering van vervangende nieuwbouw dan wel nieuwbouw op percelen als genoemd in de Lijst van Nieuwbouwmogelijkheden.
b Ter plaatse van de aanduiding:
1 'vrijstaand';
2 'twee-aaneen';
3 ‘aaneengebouwd’;
4 ‘specifieke bouwaanduiding-rug aan rug’;
mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd.
c Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
d De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op
een afstand van maximaal
e De breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
1
2
f De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
g De bouwhoogte mag niet meer bedragen is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
h De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
1 vrijstaande bebouwing mag aan beide zijden niet minder bedragen dan
2 twee-aaneen bebouwing
mag aan één zijde niet minder bedragen dan
3 aaneengebouwde bebouwing
mag alleen bij de eindwoningen niet minder dan bedragen
Indien de
afstand in de bestaande situatie minder dan
15.2.3 Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het
bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden
gebouwd.
b Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
c Op hoekpercelen mag de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot
de zijdelingse perceelsgrens, die grenst aan het openbaar gebied, niet minder
dan
d De afstand tussen een bijgebouw en het hoofdgebouw mag, ter plaatse van
percelen grenzend aan het buitengebied, niet meer bedragen dan
e
De
totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het
bouwperceel mag niet meer bedragen dan
f Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen, waarbij het bepaalde in lid e in acht dient te worden genomen.
g
Voor
zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het
hoofdgebouw meer bedraagt dan
h
Bij
vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen
en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van
i
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
j
De
bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
k
overkappingen
mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de
verkeersveiligheid niet in het geding komt, waarbij moet worden voldaan aan de
volgende voorwaarden:
1 De overkapping moet worden gebouwd op het bouwperceel, in of achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
2 De overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd.
3 De overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn.
4 Voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd.
5 De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste
bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van
6 De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
15.2.4 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn op bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke bouwaanduiding-rug aan rug’ niet meer bedragen
dan
d De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan
e De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan
f
De maximale oppervlakte van
overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
g Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen, waarbij het bepaalde onder lid f in acht dient te worden genomen.
15.2.4 Archeologische waarden
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische
waarden’ dient de
aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken een rapport te
overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de
aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders
in voldoende mate zijn vastgesteld.
b
Indien
uit het in lid 15.2.4 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische
waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen
worden verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de
volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
1
De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De
verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
c
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische
waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is
vastgesteld.
a Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen en vormgeving van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld, met in achtneming van de bebouwingsregels, voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de omgeving van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument’.
15.4 Ontheffing van
de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen:
a van het bepaalde in 15.2.1 voor het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstaande dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de bestaande boomstructuur en mits het bepaalde onder 15.2.3 in acht wordt genomen;
b van het bepaalde in 15.2.3 onder c voor het bouwen van een aan- of
uitbouw of bijgebouw op een afstand van minder dan
1 het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2 de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Aan-huis-verbonden
beroepen
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een
maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel mag alleen plaatsvinden
ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden
beroep.
d De activiteit dient milieuhygiënisch
inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de
bewoner.
15.5.2 Bedrijven
Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ mag de uitoefening van het bedrijf worden voortgezet, met dien verstande dat het bestaande bedrijfsvloeroppervlak ten tijde van de terinzagelegging met maximaal 10% mag worden uitgebreid.
15.5.3 Kantoren
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is een kantoor toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c De activiteit dient milieuhygiënisch
inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
d De activiteit wordt uitgeoefend door de
bewoner.
15.6 Ontheffing
van de gebruiksregels
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a voor het toestaan van lichte bedrijvigheid in of bij een woning, met dien verstande dat:
1 de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 30% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
2 de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
3 het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
4 detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid;
5 uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals bij deze regels is gevoegd of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;
6 de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;
7 de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
15.7.1 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’:
a het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);
b het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
c het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
d het vellen van bos/bomen;
e het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten;
f het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.
15.7.2 Uitzonderingen
Het in lid 15.7.1 vervatte verbod is
niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale
onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.7.3 Toelaatbaarheid
De in lid 15.7.1 genoemde vergunning
kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke waarden en de
natuurwaarden van de gronden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen en de aanduiding ‘bedrijf’ van een bouwperceel te verwijderen, mits de bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse minimaal één jaar zijn beëindigd.