INHOUDSOPGAVE

HOOFDSTUK 1  INLEIDENDE REGELS  1

Artikel 1                Begrippen  1

Artikel 2                Wijze van meten  8

HOOFDSTUK 2  BESTEMMINGSREGELS  11

Artikel 3                Agrarisch  11

Artikel 4                Bedrijf 12

Artikel 5                Bos  15

Artikel 6                Detailhandel 17

Artikel 7                Dienstverlening  20

Artikel 8                Groen  23

Artikel 9                Horeca  25

Artikel 10               Maatschappelijk  28

Artikel 11               Sport 31

Artikel 12               Tuin  32

Artikel 13               Verkeer - Verblijfsgebied  34

Artikel 14               Water 35

Artikel 15               Wonen  36

Artikel 16               Leiding - Gas (dubbelbestemming) 42

Artikel 17               Waterstaat - Natte natuurparel bufferzone (dubbelbestemming) 44

HOOFDSTUK 3  ALGEMENE REGELS  45

Artikel 18               Anti-dubbeltelregel 45

Artikel 19               Algemene gebruiksregels  45

Artikel 20               Algemene aanduidingsregels  46

Artikel 21               Algemene ontheffingsregels  47

Artikel 22               Algemene procedureregels  49

Artikel 23               Overige regels  49

hoofdstuk 4  OVERGANGS- EN SLOTREGELS  51

Artikel 24               Overgangsrecht 51

Artikel 25               Slotregel 52

 

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1: Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2: Lijst nieuwbouwmogelijkheden

 

 

 


HOOFDSTUK 1

INLEIDENDE REGELS

Artikel 1        Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Kom Budel-Dorplein’ van de gemeente Cranendonck.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1706.BPBDO1001.VAST met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aaneengebouwd:

bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.

 

aan-huis-verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.

 

achtergevelrooilijn:

a      de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;

b      indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.

 

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


 

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

 

beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

 

bestaande situatie:

a   t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b   t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

 

bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie en/of geringere afmetingen visueel onderscheidt.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwmassa:

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.


bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

carport:

een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande woning, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personenauto’s.

 

commerciële dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, hakkenbar en dergelijke, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt is.

 

cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

 

educatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de educatie van mensen, zoals onder andere scholen, onderwijsinstellingen en peuterspeelzalen.

 

eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

 

eindwoning:

een woning die grenst aan een aanliggende woning en die op het begin of eind van een reeks woningen staat.

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.


evenement:

al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidbelasting vanwege het wegverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld inde Wet geluidhinder (Wgh).

 

geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder.

 

hoekperceel:

een perceel dat is gelegen op de hoek van twee wegen die toegankelijk zijn voor verkeer of op de hoek van een weg die toegankelijk is voor verkeer en openbaar groen.

 

hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

 

horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt vertrekt.

 

horeca categorie 1:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-) restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.

 

horeca categorie 2:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon.

 

horeca categorie 3:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.


lichte bedrijvigheid:

het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze planregels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten.

 

maatschappelijke en culturele voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

 

mantelzorg:

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.

 

nevengeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

ondersteunende horeca bij een commercieel bedrijf:

ondersteunende horeca bij een commercieel bedrijf omvat het als nevenactiviteit verkopen van dranken en spijzen voor consumptie ter plaatse, in een openbaar toegankelijk commercieel bedrijf.

 

ontmoetingsplaats:

plaats ingericht ten behoeve van het samenkomen van mensen van gelijke leeftijd, gezindheid of interesse, zoals jongeren en ouderen.

 

overkapping:

een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot de vergroting van het woongenot van het gebouw en dat minimaal aan twee zijden open is, met uitzondering van een overkapping die wordt gebouwd tegen een gebouw op het belendende perceel.

 

productiegebonden detailhandel:

detailhandel betreffende:

goederen die ter plaatse worden vervaardigd/geproduceerd, bewerkt, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

een beperkte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper en videotheek, alsmede commerciële en medische dienstverlening, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd aan het bedrijf dient te zijn.

 

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/ prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

 

rug aan rug:

bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan minimaal twee zijden is vast gebouwd aan een ander hoofdgebouw en waarvan één van de vast gebouwde zijden de achtergevel betreft.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

 

theetuin:

een kleinschalige horecagelegenheid die is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van niet-alcoholhoudende dranken, met openingstijden gedurende de dagperiode in het kampeerseizoen (15 maart - 31 oktober).

 

twee-aaneen:

bebouwing in halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen, waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan één zijde in de perceelsgrens is gebouwd.

 

uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

 

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.


voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

 

vrijstaand:

bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan geen enkele zijde grenst aan de hoofdbebouwing van een ander gebouw.

 

werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

woonzorgvoorziening:

bebouwing bestaande uit woningen in combinatie met maatschappelijke en algemene voorzieningen in hoofdzaak ten behoeve van de bewoners van deze woningen zoals voorzieningen in het kader van de gezondheidszorg, kleinschalige detailhandel, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening.

 

zijgevellijn

de lijn waarin de zijgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

 

zorgverlenende dienstverlening:

dienstverlening in het kader van maatschappelijke zorg, waaronder tevens wordt begrepen de verkoop en verhuur van zorgmaterialen en zorgmaterieel.

 

 


Artikel 2        Wijze van meten

 

2.1   Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

het bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

a      voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

 


2.2   Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.


 

 


HOOFDSTUK 2

BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3        Agrarisch

 

3.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      agrarische doeleinden;

b      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

3.2     Bouwregels

 

3.2.1  Gebouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mogen, met uitzondering van schuilhutten, geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2  Schuilhutten

Voor het bouwen van schuilhutten gelden de volgende bepalingen:

a      De oppervlakte per schuilhut mag niet meer bedragen dan 20 .

b      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

3.2.3  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen.

b   De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.

 

 

 

 


Artikel 4        Bedrijf

 

4.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bedrijven genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie 1 en 2;

b      bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

c      detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;

d      opslag en uitstalling, kantoor- en parkeervoorzieningen ten dienste van de onder a genoemde activiteiten;

e      uitsluitend nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;

f        tuinen, erven en verhardingen;

g      voorzieningen voor verkeer en verblijf;

h      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

4.2     Bouwregels

 

4.2.1  Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd.

b   Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.

c   De afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient aan één zijde ten minste 3 m te bedragen. Indien de afstand op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan minder dan 3 m bedraagt, geldt deze mindere afstand als de minimale afstand tot de betreffende perceelsgrens.

d   De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘.

e   De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘.

f    Voor de voorgevelrooilijn mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van een erker, balkon of luifel worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De diepte gemeten vanuit de voorgevel van een gebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

2      De afstand tot de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder bedragen dan 3 m.

3      De hoogte van de onderdoorgang onder een balkon mag niet minder bedragen dan 3,5 m.

 

4.2.2  Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

a      Bedrijfswoningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

b      Per aanduiding is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.

c      Bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

d      De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.


e      De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

f        De goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

g      De bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

h      De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen dient voor een vrijstaande bedrijfswoning minimaal 3 m te bedragen.

 

4.2.3  Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

c   De totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75 .

d   De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,25 m.

e   De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.

f    Overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1           De overkapping moet worden gebouwd op het bouwperceel, in of achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.

2      De overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd.

3      De overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn.

4      Voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd.

5      de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter.

6      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 .

 

4.2.4  Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a   Nutsvoorzieningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;

b   Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

c   De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

4.2.5  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

c   De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

d   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.


e   De maximale oppervlakte van overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 , met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen) niet meer dan 75 mag bedragen.

 

 

4.3     Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1  Detailhandel

Ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ is detailhandel toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfsfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a   De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 .

b   Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

d   De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

e   De activiteit wordt uitgeoefend door de eigenaar van het bedrijf.

 

4.3.2  Opslag en uitstalling

Opslag en (uit)stalling van goederen dient binnen het bouwvlak dan wel achter de voorgevellijn plaats te vinden.

 

4.3.3  Parkeren

Parkeren ten behoeve van het bepaalde in lid 4.1 dient zo veel mogelijk te geschieden op eigen terrein.

 

 

4.4     Ontheffing van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het toestaan van bedrijvigheid in de bestemming ‘Bedrijf’ die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de bestemmingsomschrijving toegelaten milieucategorieën 1 en 2.

 

 

 

 


Artikel 5        Bos

5.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bos en bebossing;

b      behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding ‘natuurwaarden’;

c      groenvoorzieningen;

d      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

e      paden en wegen.

 

5.2     Bouwregels

 

5.2.1  Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

5.3     Aanlegvergunning

 

5.3.1  Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);

b      de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;

c      het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;

d      het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

e      het vellen van bos;

f        het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten;

g      het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

 

5.3.2  Uitzonderingen

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c   worden uitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling van natuur.

 

 


5.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke waarden en de natuurwaarden van de gronden.

 

 

Artikel 6        Detailhandel

 

6.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      detailhandel;

b      bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

c      parkeervoorzieningen;

d      voorzieningen voor verkeer en verblijf;

e      tuinen, erven en verhardingen;

f        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

6.2     Bouwregels

 

6.2.1  Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b   Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.

c   De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.

d   De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘.

e   De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘.

f    Voor de voorgevelrooilijn mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van een erker, balkon of luifel worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De diepte gemeten vanuit de voorgevel van een gebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

2      De afstand tot de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder bedragen dan 3 m.

3      De hoogte van de onderdoorgang onder een balkon mag niet minder bedragen dan 3,5 m.

 

6.2.2  Bedrijfswoningen

Voor de bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

a      Bedrijfswoningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

b      Per aanduiding is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.

c      Bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

d      De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.

e      De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

f           De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

g         De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

h      De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen dient voor een vrijstaande bedrijfswoning minimaal 3 m te bedragen.

 


6.2.3  Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

c   De totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75 .

d   De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,25 m.

e   De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.

f    Overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De overkapping moet worden gebouwd op het bouwperceel, in of achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.

2      De overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd.

3      De overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn.

4      Voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd.

5      de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter.

6      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 .

 

6.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.

c   De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

d   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

e   De maximale oppervlakte van overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 , met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen) niet meer dan 75 mag bedragen.

 

 

6.3     Specifieke gebruiksregels

 

6.3.1  Parkeren

Parkeren ten behoeve van het bepaalde in lid 6.1 dient te geschieden op eigen terrein.

 

 


6.4          Ontheffing van de gebruiksregels

 

6.4.1  Ondersteunende horeca bij een commercieel bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

a   voor het toestaan van ondersteunende horeca bij een commercieel bedrijf, met dien verstande dat:

1      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

2      de horeca-activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer beslaat dan 49% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit, dit naar rato van doel en beschikbare ruimte met een maximum van 150 ;

3      de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit waarbij ondersteunende horeca zowel dag- als avondhoreca mag omvatten; nachthoreca is niet toegestaan;

4      de ondersteunende horecavoorziening tijdens openingsuren van de hoofdactiviteit openbaar toegankelijk is;

5      de toegang tot de horeca-activiteit uitsluitend via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit verloopt. Ten behoeve van de horeca-activiteit mag geen aparte ingang worden opgericht.

 

 

 

Artikel 7        Dienstverlening

7.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      dienstverlening;

b      bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

c      parkeervoorzieningen;

d      voorzieningen voor verkeer en verblijf;

e      tuinen, erven en verhardingen;

f        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2     Bouwregels

 

7.2.1  Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b   Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.

c   De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.

d   De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.

e   De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.

f    Voor de voorgevelrooilijn mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van een erker, balkon of luifel worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

2      De afstand tot de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder bedragen dan 3 m.

3      De hoogte van de onderdoorgang onder een balkon mag niet minder bedragen dan 3,5 m.

 

7.2.2  Bedrijfswoningen

Voor de bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

a         Bedrijfswoningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

b      Per aanduiding is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.

c      Bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

d      De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.

e      De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

f           De goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

g         De bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

h      De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen dient voor een vrijstaande bedrijfswoning minimaal 3 m te bedragen.

 



7.2.3  Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

c   De totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75 .

d   De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,25 m.

e   De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.

f    Overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De overkapping moet worden gebouwd op het bouwperceel, in of achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.

2      De overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd.

3      De overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn.

4      Voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd.

5      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter.

6      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 .

 

7.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.

c   De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

d   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

e   De maximale oppervlakte van overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 , met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen) niet meer dan 75 mag bedragen.

 

 

7.3     Specifieke gebruiksregels

 

7.3.1  Parkeren

Parkeren ten behoeve van het bepaalde in lid 7.1 dient te geschieden op eigen terrein.

 


7.4          Ontheffing van de gebruiksregels

 

7.4.1  Ondersteunende horeca bij een commercieel bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

a   voor het toestaan van ondersteunende horeca bij een commercieel bedrijf, met dien verstande dat:

1      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

2      de horeca-activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer beslaat dan 49% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit, dit naar rato van doel en beschikbare ruimte met een maximum van 150 ;

3      de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit waarbij ondersteunende horeca zowel dag- als avondhoreca mag omvatten; nachthoreca is niet toegestaan;

4      de ondersteunende horecavoorziening tijdens openingsuren van de hoofdactiviteit openbaar toegankelijk is;

5      de toegang tot de horeca-activiteit uitsluitend via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit verloopt. Ten behoeve van de horeca-activiteit mag geen aparte ingang worden opgericht.

 

 

 

 


Artikel 8      Groen

 

8.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      groenvoorzieningen;

b             bermen en beplantingen;

c             speelvoorzieningen;

d             water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

e             nutsvoorzieningen;

f               voorzieningen voor langzaam verkeer;

g             in- en uitritten;

h      een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’;

 

alsmede voor:

i    de instandhouding en bescherming van een gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument.

 

 

8.2     Bouwregels

 

8.2.1  Gebouwen

Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:

a   de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 ;

b   de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

8.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a   De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 m.

b   De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m.

c   De bouwhoogte van kunstwerken/standbeelden mag niet meer bedragen dan 5 m.

d   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

8.3     Nadere eisen

 

a   Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen en vormgeving van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

b   De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld, met in achtneming van de bouwregels, voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de omgeving van een gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’.

 

 

8.4     Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

a   het bepaalde in lid 8.2.1 voor de plaatsing van gebouwen ten behoeve van ontmoetingsplaatsen, mits:

1   de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 ;

2   de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.


8.5     Specifieke gebruiksregels

 

8.5.1  Evenementen

Ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ zijn evenementen toegestaan, met dien verstande dat maximaal 2 evenementen per maand, gedurende maximaal 2 aaneengesloten dagen mogen worden georganiseerd, met uitzondering van plaatselijke kermissen en carnavalsactiviteiten, met een maximale duur van één dag, rekeninghoudend met de aard van de activiteit en de te verwachten belasting voor de directe omgeving.

 


 

8.6     Ontheffing van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

a   het bepaalde in lid 8.1 voor de aanleg van parkeerplaatsen, met dien verstande dat:

     1   de noodzaak voor de parkeerplaatsen wordt aangetoond;

2   de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.

b   het bepaalde in lid 8.1 voor de realisatie van ontmoetingsplaatsen.

 

 


 


Artikel 9      Horeca

 

9.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   horecabedrijven in categorie 1 en 2;

b   horecabedrijven in categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 3’;

c   bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

d   wonen, uitsluitend op de verdieping;

e   parkeervoorzieningen;

f    tuinen, erven en verhardingen;

g   voorzieningen voor verkeer en verblijf;

h   water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

9.2     Bouwregels

 

9.2.1  Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b   Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.

c   De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.

d   De afstand tot de zijdelings perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m. Indien de afstand op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan minder dan 3 m bedraagt, geldt deze mindere afstand als de minimale afstand tot de betreffende perceelsgrens.

e   De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘.

f    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘.

g   Voor de voorgevelrooilijn mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van een erker, balkon of luifel worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m mag.

2      De afstand tot de bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ mag niet minder bedragen dan 3 m.

3      De hoogte van de onderdoorgang onder een balkon mag niet minder bedragen dan 3,5 m.

 

9.2.2  Bedrijfswoningen

Voor de bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

a      Bedrijfswoningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

b      Per aanduiding is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.

c      Bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

d      De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.

e      De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.


f           De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

g         De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

h      De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen dient voor een vrijstaande bedrijfswoning minimaal 3 m te bedragen.

 

9.2.3  Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

c   De totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75 .

d   De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,25 m.

e   De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.

f    Overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De overkapping moet worden gebouwd op het bouwperceel, in of achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.

2      De overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd.

3      De overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn.

4      Voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd.

5      de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter.

6      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 .

 

9.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

c   De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

d   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

e   De maximale oppervlakte van overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 , met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen) niet meer dan 75 mag bedragen.

 

 


9.3     Specifieke gebruiksregels

 

9.3.1  Parkeren

Parkeren ten behoeve van het bepaalde in lid 9.1 dient te geschieden op eigen terrein.

 

9.3.2  Bovenwoningen

Per horecabedrijf is niet meer dan één bovenwoning toegestaan.

 


 


Artikel 10      Maatschappelijk

 

10.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      educatieve voorzieningen;

b      (sociaal-)medische voorzieningen;

c      (sociaal-)culturele voorzieningen;

d      levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen;

e      voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

f        ondergeschikte horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;

g      begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;

h      bijzondere huisvesting, zoals een asielzoekerscentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk-bijzondere huisvesting’;

i        voorzieningen voor verkeer en verblijf;

j        groenvoorzieningen en verhardingen;

k      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede:

l    de instandhouding en bescherming van een rijksmonument ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument;

m  de instandhouding en bescherming van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

 

 

10.2      Bouwregels

 

10.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b   Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.

c   De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘.

d   De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘.

 

10.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.

c   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 


10.3      Nadere eisen

 

a   Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen en vormgeving van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

b   De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld, met in achtneming van de bouwregels, voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de omgeving van een rijksmonument ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’.

 

 


10.4      Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1   Bijzondere huisvesting

Binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk-bijzondere huisvesting’ bijzondere huisvesting toegestaan ten behoeve van de huisvesting van onder andere bejaarden, alleenstaanden, onvolledige gezinnen, asielzoekers en religieuzen.

 

10.5     Sloopvergunning

 

10.5.1  Sloopvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (sloopvergunning) bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

 

10.5.2  Toelaatbaarheid

a      Een vergunning als bedoeld in 10.5.1 wordt slechts verleend indien:

1      geen onevenredige schade aan de cultuurhistorische, (historisch-) stedenbouwkundige en (historisch-)architectonische optreedt, die wordt gevormd door:

                    a     de situering van de bebouwing;

                    b     de schaal van de bebouwing;

                    c     de geleding van de bebouwing; of

2      voor het slopen geen vergunning is vereist of al een vergunning is verleend ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening;

3      sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep;

4      op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden.

b      Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om de vergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub a, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.


10.5.3  Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 10.5.1 is niet van toepassing op:

a      werkzaamheden die:

1      reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

2      het normale onderhoud betreffen;

3      mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouw-/sloop-vergunning of aanschrijving van burgemeester en wethouders;

b      gebouwen die tengevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan;

c       bouwwerken waarvoor op grond van artikel 43 Woningwet geen bouwvergunning is vereist.

 


Artikel 11      Sport

 

11.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals kantine en kleedkamers;

b      ondergeschikte horeca;

c      tuinen, erven en verhardingen;

d      parkeervoorzieningen;

e      groenvoorzieningen;

f        water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g      een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’.

 

11.2      Bouwregels

 

11.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b   Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.

c   De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.

d   De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘.

e   De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte‘.

f    Voor de voorgevelrooilijn mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van een erker, balkon of luifel worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m mag.

2      De afstand tot de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder bedragen dan 3 m.

3      De hoogte van de onderdoorgang onder een balkon mag niet minder bedragen dan 3,5 m.

 

11.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b   De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

c   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 

11.3      Specifieke gebruiksregels

 

11.3.1   Parkeren

Parkeren ten behoeve van het bepaalde in lid 11.1 dient te geschieden op

eigen terrein.

 


Artikel 12      Tuin

 

12.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a         tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

b         een theetuin, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin - theetuin’;

c         parkeervoorzieningen;

d      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

12.2      Bouwregels

 

12.2.1   Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend erkers worden gebouwd ten behoeve van de aangrenzende hoofdgebouwen. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

a      De horizontale diepte van een erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

b      De erker mag over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd.

c      De diepte van de erker mag ten hoogste 50% van de diepte van de tuin bedragen, gemeten ten opzichte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.

d      De bouwhoogte van de erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

 

12.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

b      Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rug aan rug’ mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op de zijdelingse perceelsgrens niet meer bedragen dan 2 m.

c      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

12.2.3 Archeologische waarden

a      Voor het bouwen overeenkomstig de regels ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’ dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

b      Indien uit het in lid 12.2.3 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

1      De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.



2      De verplichting tot het doen van opgravingen.

3      De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

12.3      Specifieke gebruiksregels

 

12.3.1   Parkeren

Op de gronden die zijn gelegen tussen de zijgevellijnen van het hoofdgebouw behorende bij het bouwperceel mogen geen parkeervoorzieningen worden gerealiseerd.

 

12.3.2   Theetuin

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin - theetuin’ mag een theetuin worden geëxploiteerd, met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan.

 

 


Artikel 13      Verkeer - Verblijfsgebied

 

13.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   voorzieningen voor verkeer en verblijf;

b   parkeervoorzieningen;

c   groenvoorzieningen;

d   speelvoorzieningen;

e   water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

f    nutsvoorzieningen;

g   (muziek)kiosken, abri’s, telefooncellen, straatmeubilair, en dergelijke;

h      een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’.

 

 

13.2      Bouwregels

 

13.2.1   Gebouwen

Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:

a   de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 ;

b   de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

13.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 m.

b   De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m.

c   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

 

13.3      Specifieke gebruiksregels

 

13.3.1   Evenementen

Ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ zijn evenementen toegestaan, met dien verstande dat maximaal 2 evenementen per maand, gedurende maximaal 2 aaneengesloten dagen mogen worden georganiseerd, met uitzondering van plaatselijke kermissen en carnavalsactiviteiten, met een maximale duur van één dag, rekeninghoudend met de aard van de activiteit en de te verwachten belasting voor de directe omgeving.

 

 



Artikel 14      Water

14.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   waterberging;

b   waterhuishoudkundige voorzieningen;

c   watergangen;

d   groenvoorzieningen.

 

14.2      Bouwregels

 

14.2.1   Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

14.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer

bedragen dan 2 m.

 


Artikel 15      Wonen

 

15.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen;

b      aan-huis-verbonden beroepen;

c      bedrijven, categorie 1 en 2 in de Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’;

d   een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;

e      parkeervoorzieningen;

f        tuinen, erven en verharding;

g      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor

h      de instandhouding en bescherming van een rijksmonument ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument’.

 

 

15.2      Bouwregels

 

15.2.1   Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ mogen geen bouwwerken worden opgericht.

 

15.2.2   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan met uitzondering van vervangende nieuwbouw dan wel nieuwbouw op percelen als genoemd in de Lijst van Nieuwbouwmogelijkheden.

b      Ter plaatse van de aanduiding:

1      'vrijstaand';

2      'twee-aaneen';

3      ‘aaneengebouwd’;

4      ‘specifieke bouwaanduiding-rug aan rug’;

mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd.

c      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

d      De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.

e      De breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:

1      15 m voor bebouwingstype ‘vrijstaand’;

2      10 m voor bebouwingstype twee-aaneen en aaneengebouwde.

f        De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

g      De bouwhoogte mag niet meer bedragen is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.

 


h      De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:

1      vrijstaande bebouwing mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;

2      twee-aaneen bebouwing mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m;

3      aaneengebouwde bebouwing mag alleen bij de eindwoningen niet minder dan bedragen 3 m.

Indien de afstand in de bestaande situatie minder dan 3 m bedraagt, geldt deze bestaande afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.

 

15.2.3   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat dit niet van toepassing is voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rug aan rug’.

c      Op hoekpercelen mag de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens, die grenst aan het openbaar gebied, niet minder dan 3 m bedragen. Indien de afstand in de bestaande situatie minder dan 3 m bedraagt, geldt deze bestaande afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.

d      De afstand tussen een bijgebouw en het hoofdgebouw mag, ter plaatse van percelen grenzend aan het buitengebied, niet meer bedragen dan 10 m.

e      De totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75 .

f        Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen, waarbij het bepaalde in lid e in acht dient te worden genomen.

g      Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 mag de onder e geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 .

h      Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de voorgevellijn, tenzij de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan de genoemde 25 m en 3 m, geldt deze afstand als minimale afstand.

i        De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m.

j        De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

k      overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De overkapping moet worden gebouwd op het bouwperceel, in of achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.

2      De overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd.

3      De overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn.


4      Voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd.

5      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter.

6      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 .

 

15.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.


c      In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn op bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rug aan rug’ niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat erf- en terreinafscheidingen in een naar de weg gekeerde perceelsgrens niet meer dan 1 m mag bedragen.

d      De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

e      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

f        De maximale oppervlakte van overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 , met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen) niet meer dan 75 mag bedragen.

g      Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen, waarbij het bepaalde onder lid f in acht dient te worden genomen.

 

15.2.4   Archeologische waarden

a      Voor het bouwen overeenkomstig de regels ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’ dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

b      Indien uit het in lid 15.2.4 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

1      De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

2      De verplichting tot het doen van opgravingen.

3      De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.


15.3      Nadere eisen

 

a   Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen en vormgeving van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

b   De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld, met in achtneming van de bebouwingsregels, voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de omgeving van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument’.

 

15.4      Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

a      van het bepaalde in 15.2.1 voor het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstaande dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de bestaande boomstructuur en mits het bepaalde onder 15.2.3 in acht wordt genomen;

b      van het bepaalde in 15.2.3 onder c voor het bouwen van een aan- of uitbouw of bijgebouw op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse perceelsgrens op een hoekperceel, met dien verstande dat:

1      het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;

2      de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is;

 

 

15.5      Specifieke gebruiksregels

 

15.5.1   Aan-huis-verbonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a   De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 .

b   Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c   Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.

d   De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

e   De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

15.5.2   Bedrijven

Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ mag de uitoefening van het bedrijf worden voortgezet, met dien verstande dat het bestaande bedrijfsvloeroppervlak ten tijde van de terinzagelegging met maximaal 10% mag worden uitgebreid.

 

15.5.3   Kantoren

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is een kantoor toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a   De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 75 .

b   Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c   De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

d   De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.


15.6      Ontheffing van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

a      voor het toestaan van lichte bedrijvigheid in of bij een woning, met dien verstande dat:

1      de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 ;

2      de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;

3      het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;

4      detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid;

5      uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals bij deze regels is gevoegd of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;

6      de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;

7      de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

15.7      Aanlegvergunning

 

15.7.1   Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’:

a      het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);

b      het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;

c      het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

d      het vellen van bos/bomen;

e      het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten;

f        het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

 

15.7.2   Uitzonderingen

Het in lid 15.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

15.7.3   Toelaatbaarheid

De in lid 15.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke waarden en de natuurwaarden van de gronden.


15.8      Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen en de aanduiding ‘bedrijf’ van een bouwperceel te verwijderen, mits de bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse minimaal één jaar zijn beëindigd.

 

 

 

 


Artikel 16      Leiding - Gas (dubbelbestemming)

 

16.1           Bestemmingsomschrijving

 

a      De voor ‘Leiding - Gas’ (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

1     de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘gas’;

2     groenvoorzieningen.

 

 

16.2      Bouwregels

 

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond:

a      uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten dienste van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding.

 

 

16.3      Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 16.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening dienen te zijn gewaarborgd.

b      Alvorens een ontheffing te verlenen dienen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

16.4           Aanlegregels

16.4.1   Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

b      het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

c      het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

d      het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting en/of bomen, waaronder riet beplanting;

e      het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;

f        het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld aanbrengen van riolering, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;

g      diepploegen;

h      het permanent opslaan van goederen, waaronder begrepen het opslan van afvalstoffen;


i        het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

j        het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

16.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

16.4.3   Toelaatbaarheid

a   De in lid 16.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de hoge druk aardgastransportleiding zijn gewaarborgd.

b   Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 16.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

 



Artikel 17      Waterstaat - Natte natuurparel bufferzone (dubbelbestemming)

 

17.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor Waterstaat – Natte natuurparel bufferzone’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de bufferzone rondom de natte natuurparel.

 

17.2      Aanlegvergunning

 

17.2.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;

b      het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;

c      het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

d      de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;

e      het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

f        het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 anders dan een bouwwerk.

 

17.2.2   Uitzonderingen

Het in lid 17.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b      dienen ten behoeve van het natuurbeheer, dan wel de ontwikkeling van de natte natuurparel;

c      reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

17.2.3   Toelaatbaarheid

De in lid 17.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de natte natuurparel en het waterschap.

 

 

 


HOOFDSTUK 3

ALGEMENE REGELS

 

Artikel 18      Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 19      Algemene gebruiksregels

 

19.1      Strijdig gebruik

 

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:

a      gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

b      het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

 

 

19.2 Ontheffing van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 19.1 sub b en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, mits:

a      een dergelijke bewoning noodzakelijk is van uit een oogpunt van mantelzorg;

b      het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of in meer aaneen gebouwde bijgebouwen;

c      de oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, niet meer bedraagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 80 ;

d      de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een verleende ontheffing voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte in te trekken, indien niet (meer) wordt voldaan aan bovenstaande voorwaarden.

 


Artikel 20      Algemene aanduidingsregels

 

20.1      geluidzone-industrie-50 dB(A)

 

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone-industrie-50 dB(A)’, betreffende de gronden binnen de geluidszone industrielawaai 50 dB(A), mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

 

20.2      geluidzone-industrie-55 dB(A)

 

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone-industrie-55 dB(A)’, betreffende de gronden binnen de geluidszone industrielawaai 55 dB(A), mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

 

20.3      geluidzone-luchtvaartverkeer

 

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone-luchtvaartverkeer’, betreffende de gronden binnen de 47 bkl-lijn vanwege luchtverkeer, mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

a   objecten die een open plek in de bestaande bebouwing opvullen;

b   objecten die ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;

c   objecten die zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, mits de vervanging niet leidt tot:

1   een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;

2   een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderde;

3   een wezenlijke toename van de aan de uitwendige scheidingsconstructie optredende geluidsbelasting.

 

 


Artikel 21    Algemene ontheffingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a      de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor in deze regels geen bijzondere ontheffingsbevoegdheden zijn opgenomen;

b      de bestemmingsplanregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c      de bestemmingsplanregels en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d      de bebouwingsregels van de artikelen in hoofdstuk 2, voor wat betreft:

1      de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens;

2      de afstand van (een onderdeel van) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de voorgevellijn;

voor zover het de voortzetting van een afwijking betreft welke bestond op het moment van terinzagelegging van dit plan;

e      de bestemmingsplanregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

1      de oppervlakte per gebouw niet meer zal bedragen dan 10 ;

2      de goothoogte niet meer zal bedragen dan 3 m;

3      de bouwhoogte niet meer zal bedragen dan 6 m;

f        de bestemmingsplanregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

1      ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;

2      ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m, mits:

a      geen onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden plaats vindt;

b      dit niet leidt tot een aantasting van de ruimtelijke kwaliteit;

c      dit niet in strijd is met de belangen van verkeersveiligheid;

d      de mogelijkheden van gezamenlijk gebruik niet worden beperkt.

3      Ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;

g      het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:

1      de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

2      de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.



h      de bestemmingsplanregels en toestaan dat evenementen of festiviteiten worden gehouden met een maximum van 3 evenementen of festiviteiten per locatie per jaar, met uitzondering van plaatselijk kermissen en carnavalsactiviteiten, met een maximale duur van één dag, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, rekeninghoudend met de aard van de activiteit en de te verwachten belasting voor de directe omgeving.

i        de bestemmingsplanregels ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor bed and breakfast-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1      De voorzieningen dienen te worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing.

2      Het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden bedraagt vier.

3      Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

4      Er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.

5      Aangetoond dient te worden dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan, waaronder in ieder geval wordt begrepen belemmeringen in verband met geurhinder.

6      Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven.”

 

De hierboven geregelde ontheffingen kunnen worden verleend indien hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.

 

Er zal sprake zijn van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang indien:

a      de bebouwingstypen (vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd, rug aan rug) wordt aangetast;

b      de karakteristiek van de open ruimte wordt aangetast;

c      historische of stedenbouwkundige betekenis van bebouwing wordt aangetast.

 

 


Artikel 22    Algemene procedureregels

 

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, van ontheffing ingevolge artikel 3.6 lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening en het stellen van nadere eisen ingevolge artikel 3.6 lid 1, onder d door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

 

 

 

Artikel 23    Overige regels

 

23.1      Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

 

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a   de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b   de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c   de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d   het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e   de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

f    de ruimte tussen bouwwerken.

 

23.2      Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

 

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

 

 

 

 




hoofdstuk 4

 

overgangs- en slotregels

Artikel 24    Overgangsrecht

 

24.1   Overgangsrecht bouwwerken

 

a   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b   Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c   Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

24.2   Overgangsrecht gebruik

 

a   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c   Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d   Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

 

 


Artikel 25    Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

‘Regels van het bestemmingsplan Kom Budel-Dorplein’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, februari 2010                                                                          Vastgesteld: 23 februari 2010

Croonen Adviseurs b.v.