3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat per bestemmingsvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan;
b. cultuurgrond;
c. boomteeltbedrijf en/of kwekerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
d. maatschappelijk voorzieningen, waaronder sociale werkvoorzieningen ten behoeve van de agrarische functie, ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’;
e. het bestaande aantal bedrijfswoningen;
f. water;
al dan niet in combinatie met:
g. aan huis verbonden beroep of bedrijf, voorzover wordt voldaan aan de volgende criteria:
1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep of bedrijf mogen zowel in de bedrijfswoning als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
3. het beroep dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
4. het deel voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van het hoofd- en bijgebouw met een maximum van 45 m² bedragen;
5. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel, prostitutie- of seksinrichting plaatsvinden;
6. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
7. het aanbrengen van reclame-uitingen is niet toegestaan;
8. buitenopslag is niet toegestaan;
h. bed and breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
de bed and breakfast dient plaats te vinden binnen de bestaande hoofd- en bijgebouwen;
-
het aantal volwaardige bed and breakfasteenheden bedraagt ten hoogste zes;
-
er mogen geen keukenblokken in de bed and breakfasteenheden worden gemaakt;
-
parkeervoorzieningen dienen op het bijbehorend erf te worden gerealiseerd;
-
er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging.
met daarbij behorende:
i. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
j. tuinen, erven en agrarische gronden.
3.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, dan wel overeenkomstig de bestaande situatie;
2. de gezamenlijke oppervlakte van de kassen zal per bedrijf niet meer bedragen dan 500 m²;
3. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 mogen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kwekerij’ kassen buiten het bouwvlak worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van 2.500 m², met dien verstande dat de bouwhoogte van deze kassen niet meer mag bedragen dan 1,5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte;
4. de bedrijfsgebouwen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, dan wel op niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, dan wel niet meer dan de ter plaatse aangeduide maximale goothoogte, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, dan wel niet meer dan de ter plaatse aangeduide maximale bouwhoogte, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
7. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder is;
8. voorzover de gebouwen zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' mag in afwijking van het vorenstaande de bestaande uitwendige hoofdvorm, blijkend uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, niet worden veranderd;
9. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, overeenkomstig de bestaande situatie, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, dan wel overeenkomstig de bestaande situatie;
2. de bouwhoogte van hooibergen, (kunst)mest- en/of voedersilo's mag niet meer dan 12 m bedragen;
3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen binnen de agrarische bedrijfskavels ten hoogste 2 m zal bedragen;
4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 1 en toestaan dat mestsilo’s, -bassins op platen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
a. de oppervlakte van een mestsilo ten hoogste 750 m² zal bedragen;
b. de oppervlakte van een mestbassin of plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 300 m² zal bedragen;
c. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
d. de bouwhoogte van de opstaande randen van een mestbassin of plaat ten hoogste 2 m zal bedragen;
e. tevens de in lid 3.5, onder b genoemde omgevingsvergunning is verleend;
f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan bestaand;
b. het opslaan van mest, hooibalen, andere agrarische producten en/of agrarische werktuigen buiten het aaneengesloten bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar);
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan in de vorm van bed and breakfast.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.4, onder a:
en toestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van een van de volgende wijzen van mestvergisting:
- het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorend gronden gebruikt en naar derden afgevoerd;
- het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
mits:
1. de co-vergisting plaatsvindt binnen het bouwvlak;
2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mestvergisting en/of organische (bij)productvergisting ten hoogste 2.500 m² zal bedragen en de bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak;
4. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
5. de bouwhoogte van een mestvergistingsinstallatie en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10 m zal bedragen;
6. het bouwvlak gelegen is aan een weg die berekend is op zwaar verkeer;
7. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b. lid 3.4, onder b:
en toestaan dat gronden en bouwwerken buiten het aaneengesloten bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits;
1. dit om bedrijfseconomische redenen, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. lid 3.4, onder c:
en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalig kamperen, mits:
1. het kampeerterrein binnen of direct aansluitend op het bouwvlak wordt gevestigd;
2. er sprake is van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 20 nge;
3. de afstand van het kampeerterrein tot de erfgrens van een naastgelegen woonhuis ten minste 50 m bedraagt;
4. het aantal kampeermiddelen niet meer bedraagt dan 25;
5. het kamperen uitsluitend plaatsvindt binnen de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar;
6. er geen stachalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
d. lid 3.1, sub e, onder 7:
en reclame-uitingen toestaan bij een aan huis verbonden beroep of bedrijf, mits:
1. de reclame een functionele relatie heeft met het betreffende pand/erf;
2. geen reclame op karakteristieke panden en woningen wordt gevoerd;
3. vrijstaande reclame in de tuin niet groter is dan 0,8 m bij 0,5 m en de bouwhoogte van het bouwwerk niet meer bedraagt dan 1 m;
4. er geen lichtreclame wordt geplaatst. Reclameborden mogen ook niet worden verlicht;
5. alleen de naam en de aard van het bedrijf met eventueel openingstijden en/of vignet (geen merkreclames) worden aangebracht;
6. de reclame dichtbij de toegang/ingang van het bedrijf wordt geplaatst;
7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de cultuurhistorische waarden.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a. het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kwekerij’ wordt vergroot, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 1 ha bedraagt;
2. er zicht is op langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensievering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
3. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
4. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
6. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen, mits:
1. de wijziging uitsluitend plaatsvindt op gronden gelegen binnen het bouwvlak;
2. het aantal woningen per bouwvlak niet meer bedraagt dan één;
3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
4. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
5. de woonfunctie wordt ondergebracht in de voormalige bedrijfswoning;
6. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
met dien verstande dat na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 23 van overeenkomstige toepassing zijn;
c. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen, mits:
1. de wijziging uitsluitend plaatsvindt op gronden gelegen binnen het bouwvlak;
2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
3. op de betreffende voormalige agrarische bedrijfskavel ten minste 750 m² (voor één woonhuis) of ten minste 1.500 m² (voor twee woonhuizen) aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, wordt gesloopt;
4. bij toepassing van de sloop alle bouwwerken, niet zijnde de cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, van het perceel worden verwijderd, zodanig dat volledige sloop plaatsvindt en het perceel op een kwalitatief goede wijze, passend in het landschap, wordt ingericht;
5. het (de) ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis(zen) direct achter of naast het voormalig boerderijpand wordt(en) gebouwd;
6. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
met dien verstande dat na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 23 van overeenkomstige toepassing zijn.