10.1 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. het bepaalde in het plan voor een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
b. het bepaalde in het plan voor een overschrijding van de bestemmings- of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. het bepaalde in het plan voor de bouw van nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van civieltechnische kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
d. het bepaalde in het plan voor de bouw van antennemasten tot een bouwhoogte van 25 m.
10.2 De in lid 10.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- de landschappelijke kenmerken;
- de verkeersveiligheid.