4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. lichte industrie, groothandel, reparatie-, verhuur-, bouwnijverheid- en installatiebedrijven, welke wat betreft geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld in, dan wel vergelijkbaar zijn met de categorieën 1 en 2 van de bij de regels gevoegde Staat van bedrijven;
b. bestaande bedrijven, voorzover deze niet vallen onder a;
c. dienstverlening;
d. maatschappelijke doeleinden;
e. openbare nutsvoorzieningen;
f. verkeer en verblijf;
g. groenvoorzieningen;
h. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
In de bestemming zijn de inrichting bedoeld in artikel 40 juncto artikel 1 van de Wet geluidhinder en risicovolle inrichtingen niet begrepen.
De toelaatbaarheid van de in lid 4.1, onder a bedoelde bedrijven met het oog op het woon- en leefklimaat wordt bepaald aan de hand van de bij de regels gevoegde Staat van bedrijven. Bedrijven, die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2, zijn zonder meer toelaatbaar.
4.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
2. de dakhelling bedraagt voor 60% van het oppervlak niet minder dan 30°, dan wel ten minste de dakhelling van het bestaande gebouw indien deze minder bedraagt;
3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
5. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal met een maximale goothoogte van 4 m en een maximale bouwhoogte van 9 m.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m;
2. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen, in afwijking van het bepaalde onder 1, mag ten hoogste worden gebouwd wat op grond van artikel 2, onder e van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken is toegestaan;
3. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
b. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen.
4.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
ontheffing verlenen van het bepaalde in:
a. lid 4.1, onder a:
voor de vestiging van bedrijven genoemd in een naast hogere categorie en bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld. Bij een verzoek om ontheffing gaan burgemeester en wethouders na of het betreffende bedrijf naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kan worden gelijkgesteld met bedrijven welke zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven;
b. lid 4.2, sub a, onder 1:
voor een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte met ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing;
c. lid 4.2, sub a, onder 5:
voor een tweede bedrijfswoning, mits deze in verband met de omvang van het bedrijf uit bedrijfseconomische overwegingen noodzakelijk is.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie van bedrijven.
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.5 voor de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie en bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld. Bij een verzoek om ontheffing gaan burgemeester en wethouders na of het betreffende bedrijf naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kan worden gelijkgesteld met bedrijven welke zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven.