Regels
Inhoudsopgave
Artikel 2 Relatie bestemmingsplan Landelijk gebied Noordoost
Artikel 4 Waarde - Archeologie
In deze regels wordt verstaan onder:
Doeleindenomschrijving
1. De op de plankaart voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende:
Bouwvoorschriften
2. Op deze gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
1. daar waar op de plankaart stippen zijn aangegeven mag het aantal woningen binnen een bestemmingsvlak niet meer bedragen dan het aantal op de plankaart aangebrachte stippen;
2. daar waar op de plankaart geen stippen zijn aangegeven mogen geen nieuwe woningen worden gebouwd;
3. de afstand van woningen tot de oeverlijn dient minimaal 5 m te bedragen;
4. op de gronden met de nadere aanduiding (a) mogen de woningen uitsluitend aaneengebouwd worden gebouwd;
5. het oppervlak van een woning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) op de gronden met de nadere aanduiding (a) mag maximaal 60 m² bedragen;
6. de goothoogte van een woning op de gronden met de nadere aanduiding (a) mag ten hoogste 6 m bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen;
7. uitsluitend op de gronden met de nadere aanduiding (g) mogen de woningen gestapeld worden gebouwd;
8. het oppervlak van een woning op de gronden met de nadere aanduiding (g) mag maximaal 90 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bedragen;
9. de gevelbreedte op gronden met de nadere aanduiding (agb) mag maximaal 8 m bedragen;
10. de goothoogte van een woning op gronden met de nadere aanduiding (g) mag ten hoogste 6 m bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 9 m bedragen;
11. voor woningen op de gronden met de nadere aanduiding * geldt het volgende:
- het oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en de goot- en bouwhoogte van de woning, mogen niet meer bedragen dan zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
12. voor de woningen anders dan met de nadere aanduiding * geldt het volgende:
- het totale bebouwingspercentage mag maximaal 30% van het bouwperceel bedragen;
- bij een bouwperceeloppervlak kleiner dan of gelijk aan 1.000 m², mag het bebouwd oppervlak maximaal 150 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bedragen;
- bij een bouwperceeloppervlak groter dan 1.000 m², mag het bebouwd oppervlak maximaal 190 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bedragen;
- bij een bouwperceeloppervlak groter dan 1.000 m² mag het bebouwd oppervlak (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) maximaal 230 m² bedragen, onder de voorwaarde dat − ter instandhouding van een doorzicht op het achterliggende gebied en/of water:
. een afstand tot een van de zijdelingse perceelsgrenzen van minimaal 10 m in acht wordt genomen;
. of, elders op het bouwperceel haaks op de weg of dijk een strook grond tussen de bebouwing met een breedte van minimaal 10 m van bebouwing wordt vrijgehouden;
- de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte, tenzij anders op de plankaart is weergegeven;
1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel worden gebouwd;
2. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de oeverlijn dient minimaal 5 m te bedragen;
3. voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen op de gronden met de nadere aanduiding * geldt tevens het volgende:
- het oppervlak en de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
4. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op de gronden met de nadere aanduiding І geldt tevens het volgende:
- het gezamenlijk te bebouwen oppervlak mag ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
5. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij anders dan met de nadere aanduidingen * en І woningen geldt tevens het volgende:
- de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
6. voor bijgebouwen bij een woonschip dat voorzien is van de nadere aanduiding Wwl geldt tevens het volgende:
- per woonschip is slechts één berging toegestaan;
- de berging mag uitsluitend op het land worden gebouwd;
- de afstand van de berging tot het woonschip mag niet meer dan 20 m bedragen;
- de oppervlakte mag maximaal 6 m² bedragen en de bouwhoogte maximaal 2,25 m;
. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
. 2 m voor tuinmeubilair;
. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bijzonder gebruiksvoorschrift
3. In een woning is een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan onder de volgende voorwaarden:
4. In een woning is het aanbieden van logies met ontbijt voor maximaal 4 personen toegestaan
onder de volgende voorwaarden:
Vrijstelling
Nevenfuncties
5. Burgemeester en wethouders zijn − met inachtneming van de Beschrijving in Hoofdlijnen − bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor de volgende nevenfunctie:
met inachtneming van het volgende:
1. vrijstelling wordt alleen verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van het herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
2. vrijstelling zal niet worden verleend als de activiteit waarvoor vrijstelling wordt verleend een significante verstoring teweeg zal brengen in het leefgebied van de (vogel)soorten die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van het Vogel- en Habitatrichtlijngebied (zie themakaart 1);
3. vrijstelling zal niet worden verleend als er een significante toename van het aantal verkeersbewegingen optreedt en/of er onvoldoende parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein.
Bijgebouwen
6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 sub d voor het vergroten van het oppervlak aan bijgebouwen, met inachtneming van het volgende:
Aantal woningen: herstel behoud monumenten
7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, vrijstelling te verlenen van lid 2 sub d onder 1 ten behoeve van het onderbrengen van één extra woning in monumenten (zie kaartbladen 1 tot en met 4), indien hierdoor daadwerkelijk wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden.
Botenhuis
8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 sub f en in lid 2 sub a voor de bouw van een botenhuis, met dien verstande dat:
Golfbrekers, steigers en oeverbeschoeiing
9. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 sub f en lid 2 sub a voor de aanleg van golfbrekers, steigers en oeverbeschoeiing, met dien verstande dat:
Goot- en bouwhoogte
10. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 sub d onder 12, laatste gedachtestreepje, voor een afwijkende goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat:
Bestemmingsomschrijving
1. De gronden aangewezen als Waarde - Archeologie zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
Bouwvoorschriften
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) kunnen burgemeester en wethouders van het bepaalde in lid 2 vrijstelling verlenen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften.
4. Vrijstelling, zoals in lid 3 bedoeld, is niet vereist, indien:
5. Vrijstelling, zoals in lid 3 bedoeld, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.
6. Vrijstelling wordt voorts verleend, indien:
Aanlegvergunning
7. Het verboden op of in de gronden met de bestemming Archeologisch waardevol gebied zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
8. Het verbod, zoals in lid 7 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
9. Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
10. Aanlegvergunning wordt voorts verleend, indien:
Adviesprocedure
11. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Wijziging
12. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de medebestemming Archeologisch waardevol gebied geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:
Vervolgfunctie
1 Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - vervolgfunctie" geldt:
Afwijken algemene bouwregels
2 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van nieuwbouw in ruil voor afbraak van aanwezige gebouwen, met dien verstande dat voldaan wordt aan de criteria die in artikel 14, lid 11 van het bestemmingsplan zijn opgenomen.
Deze regels kunnen worden aangehaald als "Wijzigingsplan Nieuw Loosdrechtsedijk 173".