Regels

 

 

Inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5

Artikel 1 Begrippen 5

Artikel 2 Wijze van meten 16

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 18

Artikel 3 Bedrijventerrein 18

Artikel 4 Bos 26

Artikel 5 Detailhandel 28

Artikel 6 Groen 30

Artikel 7 Horeca 31

Artikel 8 Verkeer 33

Artikel 9 Water 34

Artikel 10 Wonen 36

Artikel 11 Leiding - Gas 39

Artikel 12 Leiding - Riool 41

Artikel 13 Waarde - Archeologie 4 42

Artikel 14 Waarde - Archeologie 5 44

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels 46

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel 46

Artikel 16 Algemene bouwregels 47

Artikel 17 Algemene gebruiksregels 48

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels 50

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels 53

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels 54

Artikel 21 Algemene procedureregels 57

Artikel 22 Overige regels 58

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 59

Artikel 23 Overgangsrecht 59

Artikel 24 Slotregel 60

 

Bijlage bij de regels 61

1. Staat van Bedrijfsactiviteiten - toelichting

2. Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein

3. Staat van Bedrijfsactiviteiten - opslag

4. Maatschappelijk

5. Dienstverlening

6. Detailhandel

7. Parkeernormen

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

plan

het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Cuijk' van de gemeente Cuijk.

 

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1684.12BPbedrcuijk-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

 

ondergrond

de informatie die gebruikt is om de geometrische planobjecten te bepalen als vervat in het bestand NL.IMRO.1684.12BPbedrcuijk-VA01.

 

verbeelding

de digitale weergave van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Cuijk', gewaarmerkt als NL.IMRO.1684.12BPbedrcuijk-VA01 en electronisch beschikbaar gesteld op de daarvoor aangewezen landelijke voorziening.

 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aangebouwd

minimaal twee bouwwerken die aan elkaar zijn gebouwd en al dan niet een interne verbinding hebben.

 

afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bedrijf / bedrijfsmatige activiteiten

een inrichting gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel bedrijfsmatige dienstverlening, aan-huis-verbonden-beroep/-bedrijf niet meegerekend.

 

bedrijf, ambachtelijk-

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van ter plaatse vervaardigde goederen verband houdend met het ambacht.

 

bedrijf, escort-

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in een seksinrichting wordt uitgeoefend.

 
bedrijf, prostitutie-

een bedrijf waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt.

 

bedrijfsverzamelgebouw

een bedrijfsgebouw met bijbehorende gronden dat geschikt en ingericht is om meerdere, onafhankelijke bedrijven/inrichtingen/vestigingen te huisvesten.

 

beroep

het uitoefenenen van een bedrijfsmatige activiteit waarmee in het levensonderhoud wordt voorzien.

 

beroep-aan-huis

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner(s) wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat en een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals juridische, administratieve, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen.

 

bedrijf-aan-huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning met behoud van de woonfunctie kunen worden uitgeoefend.

 

bestaand

 

bestemming / bestemmen

het hoofdgebruik van gronden en bouwwerken dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel.

 

Bijvoorbeeld bij een woning is het hoofdgebruik herkenbaar aan een woonkamer, slaapkamer, keuken, serre, studeerkamer, ruimte voor een beroep/bedrijf-aan-huis et cetera.

 

bestemming, mede- / medebestemmen

het medegebruik van gronden ten behoeve van het hoofdgebruik en/of de openbare ruimte.

 

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

 

bouwen / bebouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwen, ondergronds-

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastbepaalde peil.

 
bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

bouwgrens, voorste-

de naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte grens van een bouwvlak of, indien meerdere bouwgrenzen naar een openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen bouwgrens.

 

bouwlaag of verdieping(slaag)

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op gelijk of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds, met inbegrip van de begane grond, en met uitsluiting van kruipruimte, zolder en vliering.

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

 

bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op de grond.

 

bouwwerk geen gebouw zijnde (ander bouwwerk)

elk bouwwerk, dat of ontoegankelijk is, of onoverdekt is, of geen wanden heeft*.

 

*zie bij toetsing ook bouwwerk, bijbehorend-.

 

bouwwerk, bijbehorend-

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of bouwwerk geen gebouw zijnde, met een dak en toegankelijk voor mensen.

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

 

detailhandel, afhaalpunt voor

een gebouw waar reeds aangeschafte producten kunnen worden afgehaald.

 

detailhandel, groothandel

detailhandel aan wederverkopers, danwel aan instellingen of personen ter aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

detailhandel, volumineus

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een relatief groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair, meubelen en bouwmarkten.

 

detailhandel, grootschalig

detailhandel met een relatief groot oppervlakte voor de uitstalling, niet zijnde volumineuze detailhandel of groothandel.

 

detailhandel, productiegebonden

detailhandel uitsluitend van goederen van het bedrijf dat die goederen vervaardigt, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandel een ondergeschikte nevenactiviteit is van dat bedrijf.

 

dienstverlening

het verlenen van zakelijke en maatschappelijke diensten aan derden.

 

dienstverlenend bedrijf/instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van zakelijke en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij direct contact met de klant centraal staat, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

 

erf

al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw, voor zover de regels van dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbieden.

 

erf, achter-

het erf dat 1 meter achter de voorgevelrooilijn ligt.

 

erf, voor-

het erf dat geen achtererf is.

 

extensief recreatief medegebruik

extensieve vormen van dagrecreatie die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, die een kortstondig karakter hebben en in de openlucht plaatsvinden, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, paramotorvliegen en kleinschalige recreatieve luchtvaart voor zover het starten en landen betreft.

 

funnel

obstakelvrije zone rond een start- en landingsbaan voor de vliegveiligheid.

 

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met

wanden omsloten ruimte vormt.

 

gebouw, bedrijfs-

een gebouw dat geschikt is voor bedrijfsmatige activiteiten, waaronder ook maatschappelijke- en sportgerelateerde activiteiten worden gerekend.

 

geluidhinder

gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid.

 
geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.

 

gevel of gevelvlak

bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

 

groeiplaats

de bovengrondse en ondergrondse plaats die een boom, een bomenlaan of een bos nodig heeft om tot volle wasdom te groeien.

 

 
grond(en)

de onder- en bovengrond op verschillende niveaus, alsmede water, de territoriale zee en de exclusieve economische zone daaronder begrepen.

 

herbouw

reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen van bestaande bebouwing.

 

hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

 

hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.

 

hoofdgebouw, functionele uitbreiding

een uitbreiding van het hoofdgebouw met een functie die gelet op de bestemming tot het hoofdgebruik kan worden gerekend.

 

hoofdverblijf

de woning waar:

 

horeca / horecabedrijf

een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie, het bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of het bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar.

 

huishouden, huisgenoten

personen (of persoon) die ieder het hoofdverblijf in een woning hebben en blijk geven duurzaam zorg te dragen voor elkaar door middel van een bijdrage in de kosten te leveren van de huishouding dan wel anderszins, en waarbij geen sprake is van intensieve therapeutische of medische verzorging/behandeling anders dan voor mantelzorg.

 

inrichting

elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.

 

inrichting, bevi-

een inrichting die valt onder het regime van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

inrichting, geluidszoneringsplichtige-

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van een vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

 

inrichting, seks-

een bedrijf met een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 
installatie

één of een aantal bij elkaar behorende technische en/of mechanische hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een hijsinstallatie, antenneinstallatie, waterzuiveringsinstallatie en dergelijke.

 

kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf

 

kantoor, zelfstandig-

een bedrijf gericht op de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen en waarbij direct contact met de klant niet centraal staat (geen baliefunctie).

 

kwetsbaar object / beperkt kwetsbaar object

een kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (27 mei 2004), te onderscheiden in:

  1. kwetsbaar object:

  1. woningen, niet zijnde een beperkt kwetsbaar object onder 2.;

  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

  1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

  2. scholen;

  3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

  1. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:

  1. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;

  2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;

  1. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

  1. beperkt kwetsbaar object:

  1. woningen, zijnde:

  1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;

  2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;

  1. kantoorgebouwen, voor zover geen kwetsbaar object onder a.3;

  2. hotels en restaurants, voor zover geen kwetsbaar object onder a.3;

  3. winkels, voor zover geen kwetsbaar object onder a.3;

  4. bedrijfsgebouwen, voor zover geen kwetsbaar object onder a.3;

  5. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;

  6. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover geen kwetsbaar object onder a.4;

  7. objecten die met de onder a tot en met g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;

  8. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval ('veiligheidszone - bevi').

 
maaiveld

het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht.

 

mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

 

milieusituatie

ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieuaspecten c.q. belasting van het milieu, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking, niet gewenst is, dient rekening te worden gehouden met:

de toegelaten gebruiksmogelijkheden in de bestemmingen;

strijdigheid met de regels, voortvloeiend uit wettelijke bepalingen, zoals de Wet milieubeheer dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer.

 

monumentale boom

elke boom die is opgenomen in de gemeentelijke 'monumentale bomenlijst', behorende bij de gemeentelijke 'monumentale bomennota'.

 

NAP

Normaal Amsterdams Peil.

 

nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

 

nevenactiviteit / nevenfunctie

activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit.

 

(gewoon) onderhoud, gebruik en beheer

het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt en de detaillering, profilering en vormgeving gelijk blijft.

 

omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

ondergeschikt bouwdeel

bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt en niet gericht is op vergroting van het oppervlakte, zoals dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren, schoorstenen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftopbouwen, lichtkappen, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons.

 

onderkomen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

 

onevenredige schade

de situatie dat een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een afbreuk van of schade aan bestaande ruimtelijke belangen en waarden, die redelijkerwijs niet in verhouding staat tot de ruimtelijke belangen en waarden van de ontwikkeling.

 
openbaar toegankelijk gebied

weg, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van bouwpercelen door langzaam verkeer.

 

overkapping

een bouwwerk geen gebouw zijnde toegankelijk voor mensen, voorzien van een dak maar zonder wanden.

 

peil

een denkbeeldig horizontaal vlak dat gebruikt wordt om de verticale maatvoering mee te bepalen.

 

prostituee

degene (v/m) die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling (Regeling Uitstapprogramma’s Prosituees).

 

prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

 

prostitutie, raam-

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

prostitutie, straat-

het in openbaar toegankelijk gebied door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

radarverstoringsgebied

gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen ten behoeve van een goede werking van de radar op een radarstation.

 

ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving (Verordening ruimte/Cuijk).

 

sociale veiligheid

het instandhouden c.q. tot stand brengen van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is.

 

stedenbouwkundig beeld

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa’s, de gevelindeling en de dakvormen.

 

straat- en bebouwingsbeeld

het instandhouden c.q. tot standbrengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, waarbij gelet wordt op de volgende aspecten:

 
twee-aaneen

twee hoofdgebouwen die aan elkaar zijn gebouwd en geen interne verbindingen hebben.

 

veiligheidszone

gebied waar beperkingen ten aanzien van gebruik en/of bouwen gelden ter bescherming van personen tegen een aanwezig plaatsgebonden risico.

 

verkeersveiligheid

het instandhouden c.q. tot stand brengen van een goede verkeersveilige situatie, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen.

 

voorgevel

de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien meerdere gevels naar het openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

 

voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn waarin de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan voor zover gelegen binnen het bouwperceel.

 

voorziening, bijbehorende-

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).

 

voorziening, groen-

voorziening voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van flora en fauna, zoals boomgeleiders, wortelkratten, bloembakken, drainage- en sproeisystemen, faunatunnels, nestkastjes en dergelijke.

 

voorziening, maatschappelijke-

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening (Verordening Ruimte/Cuijk).

 

voorziening, nuts-

voorziening voor de distributie en ontsluiting van producten en diensten van openbaar nut, zoals bushokjes, kleine pompgemalen, verkeersregelinstallaties, verdeelstations voor stroom, water en gas, telefooncellen en dergelijke.

 

voorziening, speel-

voorziening ter stimulering van het klim-, klauter- en balanceergedrag van kinderen, al dan niet functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens, zoals hangnetten, schommels, glijbanen, speelforten en dergelijke.

 

voorziening, verkeers-

voorziening voor de geleiding, beveiliging en regeling van verkeersbewegingen, zoals bankjes, verkeersremmers, brughoofden, lichtmasten, bewegwijzering, plantenbakken, parkeerautomaten, parkeerplaatsen, fietsklemmen, fietsenstallingen en dergelijke.

 

voorzieningen, waterhuishoudkundige-

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en dergelijke (WAM).

 
voorziening, zorg-

een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg, i.c. de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg.

 

vrijstaand

bouwwerk dat geheel los staat van andere bouwwerken.

 

vrijwaringszone

gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen en/of gebruik ten behoeve van een goed functioneren van bijvoorbeeld een weg of molen.

 

waarden, aardkundige-

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, steilranden, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemtypen/

bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

 

waarden, archeologische-

actuele waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

waarden, archeologische verwachtings-

potentiële waarden die bestaan uit de mogelijke aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

waarden, cultuurhistorische-

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

 

waarden, hydrologische-

gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied,

intermediar gebied en/of kwelgebied.

 

waarden, landschappelijke-

het geheel van waarden in verband met bijzonder landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

 

waarden, natuur(wetenschappelijke)-

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkend voor het gebied.

 

water

alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers, meren en zeeën, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals freatisch grondwater direct beneden het maaiveld.

 

weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

 
werk

een constructie geen bouwwerk zijnde, zoals bestrating, drainage, kabels en leidingen en dergelijke.

 

werkzaamheid

op zich staande activiteiten al dan niet ter uitvoering van een werk, zoals bestraten, beplanten, dempen van sloten, ploegen, heien en dergelijke.

 

woning

een voor het wonen bestemd (gedeelte van een) gebouw.

 

woning, bedrijfs-

een voor het wonen bestemd (gedeelte van een) bedrijfsgebouw, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens verblijf daar gelet op de bedrijfsactiviteiten noodzakelijk wordt geacht.

 

woonsituatie

het instandhouden c.q. garanderen van een goede woonomgeving, in het bijzonder met het oog op:

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Meten

  1. Bij de toepassing van deze regels wordt loodrecht gemeten tot of vanuit het hart van de lijn, tenzij anders aangegeven.

  2. De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

 

2.2 Maatvoering

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

  1. voor lengten in meters (m);

  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);

  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);

  4. voor verhoudingen in procenten (%).

 

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van de bouwregels worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, onder voorwaarde dat:

  1. de overschrijding van de bouwregels in de gevel (horzontaal vlak) maximaal 1,6 meter is;

  2. de overschrijding van de bouwregels op het dak (verticale vlak) maximaal 3 m is;

  3. de oppervlakte maximaal 10% van het betreffende dak mag zijn (horizontale projectie).

 

2.4 Bouwwerken

 

de bepaling van het peil

de hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer van het nieuwe hoofdgebouw gelegen binnen maximaal 0,5 m van de hoogte van de weg waarop het bouwperceel ontsloten wordt, dan wel de hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer van het bestaande hoofdgebouw.

 

de hoogte van de weg

de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld.

 

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee te vergelijken constructiedeel.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het laagste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals rioleringen, kabels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de lengte en breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

 

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 
de bruto vloeroppervlakte van een bouwwerk

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een gebouw en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.

 

de verkoopvloeroppervlakte van een bouwwerk

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten dienste van de detailhandel, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

 

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de afstand tot de bouwperceelgrens

vanaf de bouwperceelgrens tot aan het gevelvlak van een bouwwerk.

 

het bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bedrijventerrein

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. industriële en ambachtelijke activiteiten voor zover benoemd in Bijlage 2 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein' en Bijlage 3 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - opslag' en uitsluitend:

  2. activiteiten uit de categorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';

  3. activiteiten uit de categorieën 2 en 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';

  4. activiteiten uit de categorieën 2 tot en met 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';

  5. activiteiten uit de categorieën 2 tot en met 4.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';

  6. voor de bedrijfsactiviteit groothandel geldt dat zelfbedieningsgroothandel niet is toegestaan;

  7. een brandweerkazerne ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';

  8. een recreatieve binnenspeeltuin ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';

  9. een vleesverwerker vallend onder maximaal categorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vleesverwerker';

  10. een steenhouwerij vallend in maximaal categorie 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenhouwerij';

  11. een gieterij vallend onder maximaal categorie 4.2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gieterij';

  12. een slijpsteenfabriek vallend onder maximaal categorie 4.2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - slijpsteenfabriek';

  13. een huidenhandel en conserveerinrichting vallend onder maximaal categorie 4.2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - huidenhandel en conserveerinrichting';

  14. kantooractiviteiten en kantines, uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit, waarbij geldt dat de vloeroppervlakte van een showroom maximaal 35% van het totaal bebouwde oppervlak mag zijn;

  15. opslag- of werkterrein, met uitzondering van gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak';

 

en met dien verstande dat geluidgezoneerde inrichtingen, inrichtingen vallend onder het Vuurwerkbesluit en bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van:

  1. de verkoop van consumentenvuurwerk met een opslagcapaciteit van maximaal 10.000 kg ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig' en de combinatie van de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt en 'tuincentrum';

  2. de opslag van lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';

  3. de opslag van diverse vloeistoffen en gassen ter plaatse van De Hork 30;

  4. de opslag van diepvriesproducten ter plaatse van Simon Homburgstraat 14.

 

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' en met uitzondering:

  2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';

  3. binnen 150 meter van de aanduiding 'vulpunt lpg';

  4. ter plaatse van de aanduiding 'sportschool' waar alleen een sportschool is toegestaan als maatschappelijke activiteit;

 

  1. dienstverlenende activiteiten voor zover benoemd in Bijlage 5 'Dienstverlening' en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' en met uitzondering:

  2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg';

  3. binnen 150 meter van de aanduiding 'vulpunt lpg';

en onder voorwaarde dat het te vestigen bedrijf geen of een ondergeschikte baliefunctie heeft en een lage publieks- en verkeersaantrekkende werking;

 

  1. detailhandelsactiviteiten voor zover benoemd in Bijlage 6 'Detailhandel' en uitsluitend:

  2. volumineuze detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';

  3. grootschalige detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig';

  4. een bouwmarkt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt';

  5. een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';

  6. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg',

  7. een verkooppunt voor motorbrandstoffen en lpg met een maximale doorzet van 1.000 m³ per jaar ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', waarbij het vulpunt van de lpg-installatie is gelocaliseerd ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';

 

  1. wonen, uitsluitend als de huisvesting van een huishouden in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Een bedrijfswoning mag gebruikt worden als bedrijfsgebouw. Het is echter niet toegestaan om het bedrijfsgebouw vervolgens weer als bedrijfswoning in gebruik te nemen;

  2. nutsvoorzieningen met gebouwen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gasdistributiestations, gemalen en pompstations;

 

  1. wegen, alsmede in- en uitritten en overige verkeersvoorzieningen;

 

  1. laden, lossen en parkeren, waarbij geldt dat elk individueel bedrijf moet zorgdragen voor voldoende laad- en losruimte en parkeergelegenheid voor werknemers, bezoekers en bedrijfsvoertuigen en daarvoor de noodzakelijke voorzieningen treffen onder de volgende voorwaarden:

  2. de parkeernormen opgenomen in Bijlage 7 "Parkeernormen" van de regels zijn leidend;

  3. de voorzieningen moet op het eigen bouwperceel worden aangelegd.

 

en medebestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. de instandhouding van de karakteristieke kenmerken en/of hoofdvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

 

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', onder voorwaarde dat:

 

Maatvoering

  1. het bebouwingspercentage per bouwperceel minimaal 40% moet zijn;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' de gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak' niet bebouwd mogen zijn, behalve met verkeersvoorzieningen en erf- en bouwperceelsafscheidingen;

  3. de afstand tot binnen de bestemming gelegen ontsluitingswegen en (interne) toegangswegen minimaal 7 m moet zijn;

  4. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen minimaal 3 m moet zijn, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zichtlocatie' waar de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen minimaal 5 m moet zijn en waarbij de gesommeerde afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen minimaal 20 m moet zijn;

  5. de afstand tot de achterste bouwperceelsgrens minimaal 3 m moet zijn, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zichtlocatie' waar de afstand tot de achterste bouwperceelsgrens minimaal 5 m moet zijn.

  6. de bouwhoogte maximaal 15 m mag zijn, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte', waar de weergegeven maximale bouwhoogte geldt;

  7. de oppervlakte van een bouwperceel behorend bij een individueel bedrijf/inrichting minimaal 1.000 m² moet zijn en ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' maximaal 5.000 m² mag zijn;

  8. de breedte van een bouwperceel minimaal 40 m moet zijn, voor zover direct aangrenzend aan de wegen Beersebaan, Spinding, Beerseweg tussen Beersebaan en Van Galenweg, Van Galenweg, De Hork en de rijksweg A73;

 

Bedrijfswoning

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende bouwregels:

  2. maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;

  3. een bedrijfswoning pas na of gelijktijdig met de bedrijfsgebouwen mag worden gebouwd;

  4. de bedrijfswoning geheel of gedeeltelijk opgenomen moet zijn in de bouwvolume van (één van) de bedrijfsgebouwen;

  5. de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 500 m³ mag zijn (inclusief bijbehorende bouwwerken);

  6. ten behoeve van het wonen mogen alleen aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met een goothoogte van maximaal 3 m;

  7. ten behoeve van het wonen mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 3 m, met uitzondering van perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 m mag zijn;

  8. voor elke bedrijfswoning een parkeernorm van twee parkeerplaatsen geldt: deze parkeerplaatsen moeten op hetzelfde bouwperceel zijn aangelegd en zijn extra ten opzichte van de voorgeschreven parkeerruimte voor bedrijfsactiviteiten;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluid' het bouwen van een bedrijfswoning alleen is toegestaan indien afdoende maatregelen worden genomen teneinde een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen, waarbij bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen een door het bevoegd gezag goedgekeurd akoestisch onderzoek dient te worden overlegd, waarin dit afdoende is aangetoond.

 

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  1. de afstand tot binnen de bestemming gelegen ontsluitingswegen en (interne) toegangswegen minimaal 7 m moet zijn, met uitzondering van erf- en bouwperceelsafscheidingen en brandwerende voorzieningen;

  2. de bouwhoogte buiten het bouwvlak maximaal 1 m mag zijn en binnen het bouwvlak maximaal gelijk mag zijn aan de ter plaatse maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen, met uitzondering van:

  3. erf- en bouwperceelsafscheidingen en brandwerende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte zowel binnen als buiten het bouwvlak maximaal 2,5 m mag zijn, met uitzondering binnen een afstand van 3 m uit de perceelsgrens met de wegen Beersebaan, Spinding, Beerseweg tussen Beersebaan en Van Galenweg, Van Galenweg, De Hork en Hapsebaan waar de bouwhoogte maximaal 1 m mag zijn;

  4. lichtmasten, vlaggenmasten, antennes en vergelijkbare constructies waarvan de bouwhoogte buiten het bouwvlak maximaal 6 m mag zijn en binnen het bouwvlak maximaal 10 m;

  5. luifels en één reclamezuil per bedrijf waarvan de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan het hoofdgebouw met een maximum van 5 m;

  6. één reclamemast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast' waarvan de bouwhoogte maximaal 15 m mag zijn;

  7. verkeersvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 10 m mag zijn.

 

3.2.3 Aanduidingen

In afwijking van lid 3.2.1 en lid 3.2.2 geldt dat:

 

Nutsvoorziening

  1. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening':

  2. de bouwhoogte van een gebouw maximaal 4 m mag zijn;

  3. de bouwhoogte van een bouwwerk geen gebouw zijnde maximaal 3 m mag zijn.

 

Zend-/ontvangstinstallatie

  1. de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie':

  2. de bouwhoogte van een gebouw maximaal 4 m mag zijn;

  3. de bouwhoogte van een bouwwerk geen gebouw zijnde maximaal 3 m mag zijn, met uitzondering van een mast waarvan de bouwhoogte maximaal 65 m mag zijn.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels en het bepaalde lid 21.1, nadere eisen te stellen aan:

  1. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;

  2. de afmetingen van bouwwerken;

  3. de situering van bouwwerken;

  4. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.

 

In het geval van nieuwbouw, verbouw en/of uitbreiding van bebouwing van en/of bij karakteristieke en (rijks)monumentale objecten in het algemeen en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' in het bijzonder, kunnen aanvullend nadere eisen worden gesteld aan:

  1. de onderlinge situering van bouwwerken;

  2. de verhouding tussen lengte, breedte, goothoogte en/of bouwhoogte;

  3. de dakhelling, nokrichting en/of kapvorm van bouwwerken;

onder de aanvullende voorwaarden dat:

  1. er een noodzaak is uit het oogpunt van behoud en/of herstel van de aan de bestaande bebouwing te onderkennen cultuurhistorische en historisch stedenbouwkundige waarden;

  2. het bevoegd gezag advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor:

 

Maatvoering

  1. Het bouwen buiten het bouwvlak van kleine gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals een portiersloge, een rijwielstalling en dergelijke, onder voorwaarde dat:

  2. de oppervlakte per bouwwerk maximaal 16 m² mag zijn;

  3. de bouwhoogte maximaal 3 m mag zijn.

  4. Het verlagen van het bebouwingspercentage naar een minimum van 20%.

  5. Het verkleinen van de voorgeschreven afstand van bebouwing tot op de achterste en/of de zijdelingse bouwperceelsgrens, met uitzondering van bouwperceelsgrenzen die gedeeld worden met een woonperceel en onder voorwaarde dat voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen.

  6. Het verkleinen van de minimale afstand van bebouwing tot binnen de bestemming gelegen ontsluitingswegen en (interne) toegangswegen tot minimaal 5 m;

  7. Het verhogen van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 15 m, met uitzondering van vlaggenmasten, antennes, lichtmasten en verkeersvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 10 m mag zijn. Deze afwijkingsmogelijkheid is niet toepasbaar op erf- en bouwperceelsafscheidingen.

  8. Het afwijken van de voorgeschreven breedte van een bouwperceel met maximaal 10%.

 

Bedrijfswoning op Groot-Heiligenberg

  1. het bouwen van een bedrijfswoning buiten de aanduiding 'bedrijfswoning', onder voorwaarden dat:

  2. per bedrijf/inrichting c.q. het bij het bedrijf behorende bouwperceel maximaal één bedrijfswoning mag worden gebouwd;

  3. de bedrijfswoning alleen mag worden gebouwd als omliggende bedrijven niet onevenredig worden beperkt door de aanwezigheid van de bedrijfswoning. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van een bedrijfswoning moet rekening worden gehouden met de voorschriften uit wettelijke bepalingen zoals de Wet milieubeheer en de omgevingsvergunningen van omliggende bedrijven;

  4. de bedrijfswoning uitsluitend mag worden gebouwd op een afstand van minimaal 50 m tot de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenhouwerij';

  5. de bedrijfswoning moet liggen aan en georiënteerd zijn op:

  1. een bedrijfswoning pas ná of gelijktijdig met de bedrijfsgebouwen mag worden gebouwd;

  2. de bedrijfswoning geheel of gedeeltelijk opgenomen moet zijn in de bouwvolume van (één van) de bedrijfsgebouwen;

  3. de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 500 m³ mag zijn (inclusief bijbehorende bouwwerken);

  4. ten behoeve van het wonen alleen aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd, met een goothoogte van maximaal 3 m;

  5. ten behoeve van het wonen bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 3 m, met uitzondering van perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 m mag zijn;

  6. voor elke bedrijfswoning een parkeernorm van twee parkeerplaatsen geldt: deze parkeerplaatsen moeten op hetzelfde bouwperceel zijn aangelegd en zijn extra ten opzichte van de voorgeschreven parkeerruimte voor bedrijfsactiviteiten.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor:

  1. het toelaten van een bedrijfsactiviteit die niet is opgenomen in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', onder voorwaarde dat de activiteit naar aard en omvang vergelijkbaar is met de ter plaatse toegestane categorie(ën). Bij de beoordeling van de aard en invloed op de omgeving wordt in ieder geval gelet op mogelijke geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, het al dan niet continue karakter van de activiteit, visuele hinder, verkeersaantrekkende werking en verontreiniging van lucht, bodem en water.

  2. het toelaten van een bedrijfsactiviteit die maximaal één categorie lager danwel hoger is dan de ter plaatse toegelaten categorie(ën), onder voorwaarde dat:

  3. de maximum toelaatbare milieucategorie 4.2 mag zijn;

  4. de activiteit naar aard en omvang vergelijkbaar is met de ter plaatse toegestane milieucategorie(ën). Bij de beoordeling van de aard en invloed op de omgeving wordt in ieder geval gelet op mogelijke geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, het al dan niet continue karakter van de activiteit, visuele hinder, verkeersaantrekkende werking en verontreiniging van lucht, bodem en water;

  5. binnen 30 meter van de aanduiding 'bedrijfswoning' geen bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan vallend in of vergelijkbaar met milieucategorie 4.1 of 4.2;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.1 uitgesloten' mag de afwijking niet gebruikt worden voor bedrijfsactiviteiten die vallen in of vergelijkbaar zijn met milieucategorie 4.1 of 4.2.

 

  1. het gebruiken van een gebouw als een bedrijfsverzamelgebouw, onder voorwaarden dat:

  2. het bij het bedrijfsverzamelgebouw behorende bouwperceel een minimale oppervlakte van 1.000 m² moet hebben;

  3. de opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, bevi-inrichtingen, inrichtingen vallend onder het Vuurwerkbesluit, geluidgezoneerde inrichtingen en detailhandel uitdrukkelijk zijn uitgesloten;

  4. industriële en ambachtelijke activiteiten zijn toegestaan, voor zover passend binnen de ter plaatse geldende milieucategorisering;

  5. de brandveiligheid binnen het bedrijfsverzamelgebouw moet zijn gewaarborgd;

  6. de gezamenlijke bedrijven moeten zorgdragen voor voldoende laad- en losruimte en parkeergelegenheid voor werknemers, bezoekers en bedrijfsvoertuigen en daarvoor de noodzakelijke voorzieningen treffen onder de volgende voorwaarden:

 

  1. het afwijken van de parkeernormen uit Bijlage 7 "Parkeernormen", in het geval dat:

  2. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, omdat er een bijzonder gemeentelijk belang met de verwezenlijking is gemoeid;

  3. het berekende tekort aan parkeerplaatsen anderszins gerealiseerd kan worden;

en onder voorwaarde dat:

  1. aantoonbaar is dat de parkeercapaciteit op acceptabele afstand aanwezig is. Als dit parkeerplaatsen zijn die behoren tot het openbaar aanbod, dient via een parkeerdrukmeting te worden aangetoond dat er op momenten dat er gebruik van de parkeerplaatsen wordt gemaakt, voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn;

  2. voor de parkeerplaatsen uit het openbare aanbod geldt dat aan de omgevingsvergunning een afdracht in het mobiliteitsfonds wordt verbonden, zoals deze in het gemeentelijk parkeerbeleid is beschreven.

 

  1. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zichtlocatie', onder voorwaarde dat:

  2. aantoonbaar is dat de vestiging niet geaccommodeerd kan worden op de daarvoor bestemde gronden in dit bestemmingsplan;

  3. het te vestigen bedrijf geen of een ondergeschikte baliefunctie heeft en een lage publieks- en verkeersaantrekkende werking;

  4. de vestiging geörienteerd is op én zichtbaar is vanaf de spoorlijn Nijmegen-Venlo of de rijksweg A73.

  5. productiegebonden detailhandel onder voorwaarde dat:

  6. deze activiteit als ondergeschikte nevenactiviteit van de hoofdbedrijfsactiviteiten wordt uitgeoefend, d.w.z. van mindere betekenis is voor wat betreft de bedrijfsactiviteiten c.q. de hoofdbedrijfsactiviteiten niet mag verdringen en niet als zelfstandige activiteit mag worden uitgeoefend;

  7. de totale verkoopvloeroppervlakte maximaal 10% mag zijn van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met een maximum van 60 m²;

  8. uitgezonderd is productiegebonden detailhandel in voedings- en levensmiddelen.

  9. het toelaten van grootschalige en volumineuze detailhandel, onder voorwaarde dat:

  10. aantoonbaar is dat de vestiging niet geaccommodeerd kan worden op de daarvoor bestemde gronden in dit bestemmingsplan;

  11. het grootschalige of volumineuze detailhandel betreft voor zover benoemd in Bijlage 6 'Detailhandel', waarbij voor bouwmarkten geldt dat alleen hervestiging vanuit Cuijk is toegestaan;

  12. de winkel/showroom geörienteerd is op én zichtbaar is vanaf de Beversestraat, De Nieuwe Erven, De Korte Beijerd, De Lange Beijerd of de Beerseweg 3;

  13. een vestiging een brutovloeroppervlakte van minimaal 1.000 m² moet hebben en maximaal 2.500 m² mag hebben.

 

  1. het toelaten van een afhaalpunt voor detailhandel, onder voorwaarde dat:

  2. aantoonbaar is dat de vestiging niet geaccommodeerd kan worden op de daarvoor bestemde gronden in dit bestemmingsplan;

  3. het grootschalige of volumineuze detailhandel betreft die opgenomen is in Bijlage 6 "Detailhandel";

  4. in het afhaalpunt geen showroom/uitstalling en/of betalingsmogelijkheid aanwezig is;

  5. het afhaalpunt geörienteerd is op én zichtbaar is vanaf de Beversestraat, De Nieuwe Erven, De Korte Beijerd, De Lange Beijerd of de Beerseweg 3;

  6. het publieke deeel van het afhaalpunt een brutovloeroppervlakte van maximaal 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag hebben, met een maximum van 60 m².

 

  1. het toelaten van aan sport gerelateerde nevenactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'sport', onder voorwaarde dat:

  2. deze activiteit als ondergeschikte nevenactiviteit van de hoofdbedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend, d.w.z. van mindere betekenis is voor wat betreft de bedrijfsactiviteiten c.q. de hoofdbedrijfsactiviteiten niet mag verdringen en niet als zelfstandige activiteit mag worden uitgeoefend;

  3. de nevenactiviteit gericht is op het leveren van een dienst ter ondersteuning van het innerlijke lichaam, zoals massage, fysiotherapie, voedingsadvies, wellness en soortgelijke activiteiten;

  4. de brutovloeroppervlakte maximaal 10% mag zijn van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met een maximum van 60 m².

 

3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen of te laten slopen.

 

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, in het geval dat:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke kenmerken en/of de hoofdvorm van de bebouwing;

  2. de karakteristieke kenmerken en/of de hoofdvorm niet langer aanwezig zijn en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kunnen worden hersteld;

  3. de karakteristieke kenmerken en/of de hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven zijn;

  4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige schade van de karakteristieke kenmerken en/of de hoofdvorm plaatsvindt;

  5. de sloop en herbouw vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijke belangen wenselijker is dan restauratie;

  6. het bevoegd gezag advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie.

 

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding 'bedrijfswoning' geheel of deels komt te vervallen, inclusief de als gevolg van de voormalige bedrijfswoning opgenomen zonering. Bij een overlappende zonering met een andere bedrijfswoning, wordt de zonering van die bedrijfswoning aangepast, zoals beschreven in de toelichting bij deze regels.

  2. de situering, de grootte en de vorm van de aanduiding 'bouwvlak' wordt aangepast, dan wel bouwvlakken komen te vervallen, uitsluitend in het geval dat de wijziging noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling en onder voorwaarde dat:

  3. de maatvoeringseisen en de bouwwijze niet mogen worden veranderd;

  4. een goede ruimtelijke ordening is gewaarborgd.

 

  1. maatschappelijke en dienstverlenende activiteiten benoemd in de Bijlage 4 'Maatschappelijk' en Bijlage 5 'Dienstverlening' toegestaan kunnen worden in het gebied vanaf de aanduidingsgrens van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', onder voorwaarde dat op basis van onderzoek is aangetoond, dat voldaan wordt aan de wettelijke regels en rekenmethoden aangaande externe veiligheid en lpg-installaties, eventueel door middel van het nemen van aanvullende maatregelen.

 

 

Artikel 4 Bos

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en de bijbehorende bosgroeiplaats;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;

  4. extensief recreatief medegebruik;

 

en medebestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. paden, wegen en verkeersvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

 

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden.

 

4.2 Bouwregels

Het bouwen van bouwwerken is niet toegestaan, met uitzondering van:

  1. eenvoudige, kleinschalige voorzieningen in de vorm van bouwwerken ten behoeve van het beheer en extensief recreatief medegebruik, onder voorwaarde dat:

  2. de bouwhoogte maximaal 4 m mag zijn;

  3. de oppervlakte maximaal 20 m² mag zijn;

  4. hekwerken en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m mag zijn;

  5. ooievaarsnesten waarvan de bouwhoogte maximaal 7 m mag zijn.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte van maximaal 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,5 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins verlagen van de waterstand;

  4. het vellen of rooien van bomen;

  5. het verwijderen van landschapselementen;

  6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  7. het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

 

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als er geen onevenredige schade plaatsvindt van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos, de bosgroeiplaats, de landschappelijke waarden, natuurwaarden van de gronden.

 

 

Artikel 5 Detailhandel

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. wonen, uitsluitend als de huisvesting van één huishouden in een bedrijfswoning op de verdiepingsla(a)g(en), onder voorwaarde dat bewoning bij de winkel noodzakelijk is voor een veilig en doelmatig bedrijfsproces;

  3. laden, lossen en parkeren, waarbij geldt dat elke individuele winkel moet zorgdragen voor voldoende laad- en losruimte en parkeergelegenheid voor werknemers, bezoekers en bedrijfsvoertuigen en daarvoor de noodzakelijke voorzieningen treffen onder de volgende voorwaarden:

  4. de parkeernormen opgenomen in Bijlage 7 "Parkeernormen" van de regels zijn leidend;

  5. de voorzieningen moeten op het eigen bouwperceel worden aangelegd.

 

en medebestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. wegen, alsmede in- en uitritten en overige verkeersvoorzieningen;

 

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', onder voorwaarde dat:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte van nieuwe detailhandelsvestigingen maximaal 500 m² per bouwperceel mag zijn;

  2. de bedrijfsvloeroppervlakte van bestaande detailhandelsbedrijven met maximaal 20% mag worden uitgebreid, onder voorwaarde dat de bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 500 m² per bouwperceel mag zijn;

  3. het bebouwingspercentage maximaal 70% mag zijn;

  4. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen minimaal 3 m moet zijn ;

  5. de afstand tot de achterste bouwperceelsgrens minimaal 3 m moet zijn ;

  6. de goothoogte maximaal 6 m mag zijn;

  7. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 10 m mag zijn;

  8. voor een bedrijfswoning geldt dat:

  9. alleen de verdiepingsla(a)g(en) voor wonen mag worden gebruikt;

  10. maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel is toegestaan;

  11. een bedrijfswoning pas na of gelijktijdig met de bedrijfsgebouwen mag worden gebouwd;

  12. de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 500 m³ mag zijn (inclusief bijbehorende bouwwerken);

  13. ten behoeve van het wonen mogen alleen aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met een goothoogte van maximaal 3 m;

  14. ten behoeve van het wonen mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 3 m, met uitzondering van perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 m mag zijn;

  15. moet worden voldaan aan de parkeernorm opgenomen in Bijlage 7 "Parkeernormen".

 

5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde op het voorerf 1 m mag zijn en op het achtererf 3 m, met uitzondering van:

  1. erf- en bouwperceelsafscheidingen waarvan de bouwhoogte op het achtererf maximaal 2,5 m mag zijn;

  2. lichtmasten, vlaggenmasten, antennes en vergelijkbare constructies waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag zijn.

 

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels en het bepaalde lid 21.1, nadere eisen te stellen aan:

  1. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;

  2. de afmetingen van bouwwerken;

  3. de situering van bouwwerken;

  4. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken verstaan voor:

  1. een sekswinkel;

  2. een smartshop, een growshop en een headshop, alsmede het gebruik van opstallen voor het telen, bewerken en verhandelen van soft- en harddrugs;

  3. horeca-activiteiten.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het afwijken van de parkeernormen uit Bijlage 7, in het geval dat:

  1. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, omdat er een bijzonder gemeentelijk belang met de verwezenlijking is gemoeid;

  2. het berekende tekort aan parkeerplaatsen anderszins gerealiseerd kan worden;

en onder voorwaarde dat:

  1. aantoonbaar is dat de parkeercapaciteit op acceptabele afstand aanwezig is. Als dit parkeerplaatsen zijn die behoren tot het openbaar aanbod, dient via een parkeerdrukmeting te worden aangetoond dat er op momenten dat er gebruik van de parkeerplaatsen wordt gemaakt, voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn;

  2. voor de parkeerplaatsen uit het openbare aanbod geldt dat aan de omgevingsvergunning een afdracht in het mobiliteitsfonds wordt verbonden, zoals deze in het gemeentelijk parkeerbeleid is beschreven.

 

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de situering, de grootte en de vorm van de aanduiding 'bouwvlak' wordt aangepast, dan wel bouwvlakken komen te vervallen, uitsluitend in het geval dat de wijziging noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling en onder voorwaarde dat:

  1. de maatvoeringseisen en de bouwwijze niet mogen worden veranderd;

  2. een goede ruimtelijke ordening is gewaarborgd.

 

Artikel 6 Groen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  1. openbaar groen en groenvoorzieningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

en medebestemd voor:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen, alsmede in- en uitritten en overige verkeersvoorzieningen;

 

en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

 

6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde is toegestaan, onder voorwaarde dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag zijn, met uitzondering van lichtmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 12 m mag zijn.

 

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels en het bepaalde lid 21.1, nadere eisen te stellen aan:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken;

  2. de afmetingen van bouwwerken;

  3. de situering van bouwwerken.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 voor het bouwen van een reclamemast met een bouwhoogte van maximaal 20 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast'.

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;

  2. de opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  3. het inrichten en gebruiken van gronden als erf bij een woning of als volkstuin.

 

 

Artikel 7 Horeca

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. één café met bijbehorende zalen;

  2. wonen, uitsluitend als de huisvesting van één huishouden in een bedrijfswoning behorend bij het café;

  3. parkeervoorzieningen ten behoeve van het café ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', waarbij het parkeerterrein ten noorden van de Beversestraat in ieder geval voorzien wordt van een groenstrook met een breedte van minimaal 3 m langs de oostelijke bouwperceelsgrens en minimaal 1,5 m langs de achterste bouwperceelsgrenzen;

 

en medebestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen,

  3. nutsvoorzieningen;

  4. wegen, alsmede in- en uitritten en overige verkeersvoorzieningen;

 

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', onder voorwaarde dat:

  1. het bebouwingspercentage maximaal 80% mag zijn;

  2. de bouwhoogte maximaal 6,5 m mag zijn;

  3. voor de bedrijfswoning geldt dat:

  4. maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;

  5. een bedrijfswoning pas na of gelijktijdig met de bedrijfsgebouwen mag worden gebouwd;

  6. de bedrijfswoning vrijstaand, gedeeltelijk of geheel opgenomen mag zijn in de bouwvolume van (één van) de bedrijfsgebouwen;

  7. de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 500 m³ mag zijn (inclusief bijbehorende bouwwerken);

  8. ten behoeve van het wonen mogen alleen aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met een goothoogte van maximaal 3 m;

  9. ten behoeve van het wonen mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 3 m, met uitzondering van perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 m mag zijn;

  10. moet worden voldaan aan de parkeernorm opgenomen in Bijlage 7 "Parkeernormen".

 

Voor het bouwen van gebouwen gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt dat:

  1. alleen bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;

  2. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 25 m² mag zijn;

  3. de bouwhoogte maximaal 3 m mag zijn.

 

7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde is toegestaan, onder voorwaarde dat de bouwhoogte maximaal 3,5 m mag zijn, met uitzondering van:

  1. lantaarnpalen en lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 5 m mag zijn, voor zover gelegen ten noorden van de Beversestraat;

  2. lantaarnpalen en lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 7 m mag zijn, voor zover gelegen ten zuiden van de Beversestraat.

 

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels en het bepaalde lid 21.1, nadere eisen te stellen aan:

  1. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;

  2. de afmetingen van bouwwerken;

  3. de situering van bouwwerken;

  4. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval het gebruik van gronden

en bouwwerken verstaan voor:

  1. horeca, anders dan genoemd in lid 7.1, zoals een hotel, pension, restaurant, cafetaria/snackbar, (nacht)bar, discotheek/bar-dancing of erotisch getinte horeca;

  2. een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  3. een coffeeshop, alsmede het gebruik van opstallen voor het telen, bewerken en verhandelen van soft- en harddrugs;

  4. een speelautomatenhal of casino;

  5. het gebruik van gronden voor het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;

  6. wonen, met uitzondering van één bedrijfswoning behorende bij het café.

 

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 voor het afwijken van de parkeernormen uit Bijlage 7, in het geval dat:

  1. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, omdat er een bijzonder gemeentelijk belang met de verwezenlijking is gemoeid;

  2. het berekende tekort aan parkeerplaatsen anderszins gerealiseerd kan worden;

en onder voorwaarde dat:

  1. aantoonbaar is dat de parkeercapaciteit op acceptabele afstand aanwezig is. Als dit parkeerplaatsen zijn die behoren tot het openbaar aanbod, dient via een parkeerdrukmeting te worden aangetoond dat er op momenten dat er gebruik van de parkeerplaatsen wordt gemaakt, voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn;

  2. voor de parkeerplaatsen uit het openbare aanbod geldt dat aan de omgevingsvergunning een afdracht in het mobiliteitsfonds wordt verbonden, zoals deze in het gemeentelijk parkeerbeleid is beschreven.

 

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding 'bedrijfswoning' geheel of deels komt te vervallen, inclusief de als gevolg van de voormalige bedrijfswoning opgenomen zonering. Bij een overlappende zonering met een andere bedrijfswoning, wordt de zonering van die bedrijfswoning aangepast, zoals beschreven in de toelichting bij deze regels.

 

  1. de situering, de grootte en de vorm van de aanduiding 'bouwvlak' wordt aangepast, dan wel bouwvlakken komen te vervallen, uitsluitend in het geval dat de wijziging noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling en onder voorwaarde dat:

  2. de maatvoeringseisen en de bouwwijze niet mogen worden veranderd;

  3. een goede ruimtelijke ordening is gewaarborgd.

 

  1. de bestemming 'Horeca' wordt gewijzigd naar 'Bedrijventerrein', onder voorwaarde dat:

  2. een nieuw bouwvlak, goothoogte, bouwhoogte en bebouwingspercentage worden vastgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de bestaande functies en bebouwing in de omgeving;

  3. aangesloten wordt bij de omliggende milieuzonering;

  4. voor het overige de regels van de bestemming 'Bedrijventerrein' van toepassing zijn.

 

 

Artikel 8 Verkeer

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeer en de geleiding, beveiliging en regeling van verkeersbewegingen;

  2. de ontsluiting van de aanliggende percelen;

  3. parkeerterreinen;

 

en medebestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. culturele uitingen zoals beeldende kunstwerken, heiligenhuisjes en dergelijke;

 

en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, werken en werkzaamheden.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

 

8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde is toegestaan, onder voorwaarde dat de bouwhoogte maximaal 4 m mag zijn, met uitzondering van:

  1. palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer waarvan de bouwhoogte maximaal 12 m mag zijn;

  2. signalerings- en telecommunicatiemasten waarvan de bouwhoogte maximaal 40 m mag zijn.

 

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels en het bepaalde lid 21.1, nadere eisen te stellen aan:

  1. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;

  2. de afmetingen van bouwwerken;

  3. de situering van bouwwerken.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. de opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping.

 

 

Artikel 9 Water

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder:

  2. voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer;

  3. watergangen, waterlopen en waterpartijen;

  4. voorzieningen voor waterkeringen;

  5. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur-, landschappelijke- en hydrologische waarden van het water;

 

en medebestemd voor:

  1. groenvoorzieningen en openbaar groen;

  2. wegen en parkeervoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. extensief recreatief medegebruik;

 

en daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

 

9.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  1. de bouwhoogte maximaal 6 m mag zijn;

  2. de oppervlakte maximaal 25 m² mag zijn.

 

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels en met inachtneming van het bepaalde in lid 21.1, nadere eisen te stellen aan:

  1. de afmetingen van bouwwerken geen gebouw zijnde;

  2. de situering van bouwwerken geen gebouw zijnde.

 

9.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 voor een hogere bouwhoogte en een grotere oppervlakte van bouwwerken geen gebouw zijnde, onder voorwaarde dat:

  1. de situering en omvang van een bouwwerk geen gebouw zijnde geen gevaar mag opleveren voor het functioneren van het watersysteem;

  2. het bevoegd gezag advies inwint bij de waterbeheerder, ten behoeve van de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals bruggen en duikers.

 

9.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. de opslag van grote obstakels als boten e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

  2. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen.

 

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,5 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins verlagen van de waterstand;

  4. het vellen of rooien van bomen;

  5. het verwijderen van landschapselementen;

  6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  7. het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

 

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als:

  1. er geen onevenredige schade plaatsvindt van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het natuurgebied, de landschappelijke- en nauurlijke- en hydrologische waarden van de gronden;

  2. het bevoegd gezag advies inwint bij de waterbeheerder inzake de hydrologische waarden.

 

 

Artikel 10 Wonen

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de huisvesting van één huishouden in een woning;

  2. de instandhouding van de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  3. parkeren, waarbij moet worden voldaan aan de parkeernorm opgenomen in Bijlage 7 "Parkeernormen";

 

en medebestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. wegen, alsmede in- en uitritten en overige verkeersvoorzieningen;

 

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Hoofdgebouwen

Het bouwen van een hoofdgebouw is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', onder voorwaarde dat:

  1. het niet is toegestaan het bestaande aantal woningen per bouwvlak te vermeerderen, met als peildatum de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' één vrijstaand hoofdgebouw mag worden gebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' twee hoofdgebouwen aan elkaar moeten worden gebouwd;

  4. de voorgevel van een hoofdgebouw gericht moet zijn naar de openbare weg;

  5. de voorgevel in de voorste bouwgrens moet worden gebouwd;

  6. de goothoogte maximaal 6 m mag zijn;

  7. de bouwhoogte maximaal 10 m mag zijn;

  8. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 2,5 m moet zijn.

 

10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen is toegestaan, onder de algemene voorwaarden dat:

  1. de afstand tot de voorste bouwgrens minimaal 3 m moet zijn;

  2. de bouwhoogte van overkappingen maximaal 3 m mag zijn;

  3. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² zijn, onder voorwaarde dat:

  4. een functionele uitbreiding van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ niet wordt meegerekend bij de gezamenlijke oppervlakte;

  5. de gezamenlijke oppervlakte van het achtererf, exclusief het hoofdgebouw voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', voor maximaal 50% mag worden bebouwd;

  6. indien de gezamenlijke oppervlakte van het achtererf, exclusief het hoofdgebouw, groter is dan 120 m², de norm van 60 m² verhoogd mag worden met 10% van het meerdere tot een maximum van 90 m², onverlet het bepaalde onder c.b.;

 

In aanvulling op de algemene voorwaarden geldt voor:

  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ dat de goot- en bouwhoogte maximaal gelijk mag zijn aan de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  2. aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelegen buiten de aanduiding ‘bouwvlak’ dat:

  3. de goothoogte maximaal 3,25 m mag zijn;

  4. de bouwhoogte maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag zijn, met een maximum van 6 m;

  5. vrijstaande bijbehorende bouwwerken dat:

  6. de onderlinge afstand tussen vrijstaande bijbehorende bouwwerken minimaal 3 m moet zijn;

  7. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk maximaal 45 m² mag zijn;

  8. de goothoogte maximaal 3 m mag zijn;

  9. de bouwhoogte maximaal 5 m mag zijn;

 

In afwijking van lid a. geldt dat:

  1. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorgevel mag worden gebouwd, onder voorwaarde dat:

  2. de breedte maximaal 40% van de breedte van de voorgevel mag zijn;

  3. de diepte maximaal 1/3 van de breedte mag zijn, met een maximum van 1 m;

  4. de bouwhoogte minimaal de kozijnhoogte van de entreepui moet zijn en maximaal de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag mag zijn, onder voorwaarde dat de bouwhoogte minimaal 0,5 meter onder de goothoogte van de woning blijft.

 

10.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  1. de bouwhoogte op het voorerf maximaal 1 m mag zijn;

  2. de bouwhoogte op het achtererf maximaal 3 m mag zijn, met uitzondering van:

  3. een whirlpool of jacuzzi, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag zijn;

  4. tuinverlichting, erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m mag zijn.

 

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels en het bepaalde lid 21.1, nadere eisen te stellen aan:

  1. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;

  2. de afmetingen van bouwwerken;

  3. de situering van bouwwerken;

  4. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.

 

In het geval van nieuwbouw, verbouw en/of uitbreiding van bebouwing van en/of bij karakteristieke en (rijks)monumentale objecten in het algemeen en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' in het bijzonder, kunnen aanvullend nadere eisen worden gesteld aan:

  1. de onderlinge situering van bouwwerken;

  2. de verhouding tussen lengte, breedte, goothoogte en/of bouwhoogte;

  3. de dakhelling, nokrichting en/of kapvorm van bouwwerken;

onder de aanvullende voorwaarden dat:

  1. er een noodzaak is uit het oogpunt van behoud en/of herstel van de aan de bestaande bebouwing te onderkennen cultuurhistorische en historisch stedenbouwkundige waarden;

  2. het bevoegd gezag advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie.

 

10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot maximaal 75 m², onder voorwaarde dat een onbebouwde en onoverdekte aaneengesloten ruimte van minimaal 25 m² overblijft.

 

10.5 Specifieke gebruiksregels

 

10.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  3. detailhandel of andere handels- en/of bedrijfsdoeleinden.

 

10.5.2 Bijbehorende bouwwerken

Het hoofdgebouw en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor bewoning.

 

10.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen of te laten slopen.

 

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, in het geval dat:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke kenmerken en/of de hoofdvorm van de bebouwing;

  2. de karakteristieke kenmerken en/of de hoofdvorm niet langer aanwezig zijn en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kunnen worden hersteld;

  3. de karakteristieke kenmerken en/of de hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven zijn;

  4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige schade van de karakteristieke kenmerken en/of de hoofdvorm plaatsvindt;

  5. de sloop en herbouw vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijke belangen wenselijker is dan restauratie;

  6. het bevoegd gezag advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie.

 

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de situering, de grootte en de vorm van de aanduiding 'bouwvlak' wordt aangepast, dan wel bouwvlakken komen te vervallen, onder voorwaarde dat:

  1. de maatvoeringseisen en de bouwwijze niet mogen worden veranderd;

  2. het aantal woningen op het bouwperceel gelijk blijft;

  3. een goede ruimtelijke ordening is gewaarborgd.

 

 

Artikel 11 Leiding - Gas

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse gasleiding(en) met bijbehorende belemmeringenzone met een breedte van 4 m, gemeten vanuit het hart van de leiding.

 

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. In het geval van strijdigheid van regels gaan de regels van artikel 11 'Leiding - Gas' vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ voorrang krijgt.

 

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemmingen, mogen op en in de gronden uitsluitend bouwwerken voor de leiding worden gebouwd, onder voorwaarde dat de bouwhoogte maximaal 6 m mag zijn.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 voor het bouwen ten behoeve van de ter plaatse geldende bestemmingen, onder voorwaarde dat:

  1. de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming worden gebruikt;

  2. de veiligheid en continuïteit van de gasleiding niet wordt geschaad;

  3. geen kwetsbare objecten worden toegelaten;

  4. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de leidingbeheerder.

 

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas':

  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakte-verhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;

  6. het permanent opslaan van goederen;

  7. het tijdelijk en permanent opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren.

 

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als:

  1. de veiligheid en continuïteit van de gasleiding niet wordt geschaad;

  2. het bevoegd gezag advies inwint bij de leidingbeheerder.

 

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, in het geval dat:

  1. de bescherming van de gasleiding niet langer noodzakelijk is, omdat de gasleiding wordt verplaatst;

  2. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

 

Artikel 12 Leiding - Riool

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse rioolwatertransportleiding(en) met bijbehorende belemmeringenzone met een breedte van 3,5 m gemeten, vanuit het hart van de leiding. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemmingen, mogen op en in de gronden uitsluitend bouwwerken voor de leiding worden gebouwd, onder voorwaarde dat de bouwhoogte maximaal 6 m mag zijn.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 voor het bouwen ten behoeve van de ter plaatse geldende bestemmingen, onder voorwaarde dat:

  1. de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming worden gebruikt;

  2. het behoud van een veilige ligging en continuïteit van de leiding is gewaarborgd;

  3. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de leidingbeheerder.

 

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool':

  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakte-verhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het aanbrengen van hoogopgaande bomen en beplanting;

  6. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;

  7. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren.

 

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als:

  1. het behoud van een veilige ligging en continuïteit van de leiding is gewaarborgd;

  2. het bevoegd gezag advies inwint bij de leidingbeheerder.

 

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, onder voorwaarde dat:

  1. de bescherming van de rioolleiding niet langer noodzakelijk is, omdat de rioolleiding wordt verplaatst;

  2. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

 

Artikel 13 Waarde - Archeologie 4

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Omgevingsvergunning

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 0,5 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

13.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 13.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

13.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 13.2.1genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 13.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

 

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding "Waarde - Archeologie 4":

  1. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;

  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;

  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;

  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;

  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;

  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;

  8. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;

  9. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;

  10. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt.

 

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als:

  1. de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

  2. is gebleken dat de in lid 13.3 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;

  3. de in lid 13.3 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  4. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  5. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  6. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

13.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Ter plaatse van de aanduiding "Waarde - Archeologie 4" kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het slopen de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 0,5 m vanaf 0,30 m boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige;

  2. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

 

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, onder voorwaarde dat op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

 

Artikel 14 Waarde - Archeologie 5

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Omgevingsvergunning

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

14.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 14.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

14.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 14.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 14.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

 

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding "Waarde - Archeologie 5":

  1. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;

  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;

  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;

  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;

  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;

  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;

  8. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;

  9. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;

  10. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.

 

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als:

  1. de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  2. is gebleken dat de in lid 14.3 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;

  3. de in lid 14.3 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  4. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  5. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  6. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

14.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Ter plaatse van de aanduiding "Waarde - Archeologie 5" kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het slopen de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m vanaf 0,3 m boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige;

  2. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

 

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, onder voorwaarde dat op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 16 Algemene bouwregels

 

16.1 Bestaande maten

  1. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen, bebouwingspercentages en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge de regels zijn voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal, respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden, onder voorwaarde dat de afwijking niet mag worden vergroot;

  2. het gestelde onder a. is niet van toepassing bij herbouw of nieuwbouw (anders dan bij een calamiteit) van bouwwerken.

 

16.2 Ondergronds bouwen

  1. Ondergonds bouwen in combinatie met een bovengronds gebouw is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  2. de onderbouw binnen het bouwvlak moet liggen;

  3. de onderbouw niet groter is dan de maatvoering van de buitenzijde van de gevels op de begane grond, waarbij rekening mag worden gehouden met een beperkte overschrijding om een bouwtechnisch veilige constructie te kunnen waarborgen;

  4. de bovenzijde van de begane grondvloer maximaal 0,5 m boven peil mag liggen;

  5. de bouwdiepte maximaal 4 m onder peil mag zijn, met uitzondering van ondergrondse parkeergarages waarvan de bouwdiepte maximaal 7 mag zijn;

  6. inritten en andere toegangspartijen naar de ondergrondse bouwlaag zijn vrijgesteld van de punten 1 t/m 4.

  7. Ondergronds bouwen van een zwembad of vergelijkbare constructie bij een woning is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  8. het achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan moet worden gebouwd;

  9. de afstand tot de perceelgrenzen minimaal 3 meter moet zijn;

  10. de bouwdiepte maximaal 2,5 meter mag zijn en de bouwhoogte maximaal 1 meter mag zijn;

  11. de oppervlakte maximaal 100 m² mag zijn;

  12. het bouwwerk niet overdekt is, tenzij de overdekking voldoet wordt aan de regeling voor bijbehorende bouwwerken bij een woning;

  13. per bouwperceel maximaal één zwembad mag worden gebouwd.

  14. Ondergronds bouwen van bergbezinkbassins, infiltratiebakken en vergelijkbare waterhuishoudkundige voorzieningen in alle bestemmingen is toegestaan, tenzij in een (dubbel)bestemming specifieke regels zijn opgenomen.

 

16.3 Bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde

  1. Een bijbehorend bouwwerk mag niet worden voorzien van een dakterras, balkon of een andere niet op de grond gelegen buitenruimte.

  2. Een bijbehorend bouwwerk of bouwwerk geen gebouw zijnde mag gelijktijdig, maar niet eerder dan het hoofdgebouw worden gebouwd, met uitzondering van een perceelsafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 2 m.

 

 

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

 

17.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk of een bedrijfsgebouw als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  3. het uitbaten van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  4. het uitbaten van een smartshop, een growshop en een headshop, alsmede het gebruik van opstallen voor het telen, bewerken en verhandelen van soft- en harddrugs;

  5. het uitbaten van een speelautomatenhal, een casino of een discotheek/dancing;

  6. de opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  7. het recreatief nachtverblijf;

  8. het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;

 

tenzij dit gebruik in de regels uitdrukkelijk is toegestaan.

 

17.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte, onder voorwaarde dat:

  1. door de aanvrager aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;

  2. bewoning van een bijbehorend bouwwerk noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van de onafhankelijke deskundige instantie;

  3. er geen onevenredige schade plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

  4. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 80 m²;

  5. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijbehorend bouwwerk dat op maximaal 20 m afstand is gelegen van de achtergevel van het hoofdgebouw;

  6. nieuwbouw of plaatsing van een verplaatsbaar bouwwerk is alleen toegestaan als op het erf van het hoofdgebouw geen sprake is van reeds aanwezige bijbehorende bouwwerken die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg;

  7. bij nieuwbouw of plaatsing van een verplaatsbaar bouwwerk mag de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw maximaal 10 m zijn;

 

De afwijking, verleend op grond van lid 30.3.a, wordt ingetrokken, indien de bij het verlenen van de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het gebruik van het bijbehorende bouwwerk moet vervolgens worden teruggebracht naar de gebruiksituatie van voor verlening van de afwijking en tijdelijke bouwwerken moeten worden verwijderd van het bouwperceel.

 

17.3 Beroep- of bedrijf-aan-huis

 

17.3.1 Gebruiks- en bouwregels

In de bestemmingen waarin een woning is toegestaan of na een omgevingsvergunning mogelijk kan worden gemaakt, is ondergeschikt aan deze bestemmingen de uitoefening van een beroep-aan-huis of een bedrijf-aan-huis toegestaan als medegebruik, onder voorwaarde dat:

  1. het een dienstverlenend of ambachtelijk beroep of bedrijf is met een ruimtelijke uitwerking en uitstraling in overeenstemming met de functie wonen, zoals administratieve, juridische, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen en bedrijven;

  2. het medegebruik van ondergeschikte betekenis blijft en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;

  3. het medegebruik niet is toegestaan in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;

  4. het geen beroep of bedrijf betreft met een milieucomponent waarvoor een omgevingsvergunning vereist is;

  5. er geen sprake is van detailhandel, waaronder in ieder geval begrepen de verkoop over de toonbank en het ophalen van goederen na elektornische betaling;

  6. het beroep of bedrijf alleen incidentele en geen structurele verkeersbewegingen tot gevolg heeft, veroorzaakt door bezoekers en het laden en lossen;

  7. de benodigde parkeervoorzieningen voor de woning en het beroep of bedrijf op eigen terrein worden gerealiseerd;

  8. het medegebruik beperkt blijft tot de bewoners van de woning;

  9. het medegebruik beperkt blijft tot maximaal 35% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;

  10. de reclame-uitingen onverlicht zijn, een maximale oppervlakte van 0,20 m² en een maximale bouwhoogte hebben van 1,20 m.

 

17.3.2 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.3.1 voor:

  1. een beroep of bedrijf met een milieucomponent waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, onder voorwaarde dat de milieucomponent van de omgevingsvergunning verleend kan worden;

  2. detailhandel, onder voorwaarde dat:

  3. het om producten gaat die specifiek ten dienste staan of voortkomen uit het beroep of bedrijf en daarmee direct vernand houden;

  4. de detailhandel in economische en ruimtelijke zin ondergeschikt is aan het beroep of bedrijf;

  5. parkeren op de openbare weg ten behoeve van het beroep of bedrijf, onder voorwaarde dat:

  6. het fysiek niet mogelijk is te parkeren op eigen terrein;

  7. het stedenbouwkundig niet verantwoord is te parkeren op eigen terrein;

  8. uit de verkeerssituatie ter plaatse is af te leiden dat de verkeersaantrekkende werking en het parkeren niet tot structurele problemen in de verkeersafwikkeling zal leiden;

  9. maximaal één personeelslid die niet als bewoner staat ingeschreven.

 

 

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

 

18.1 bebouwingsvrije zone A73

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije zone A73' geldt, in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2, een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van met de snelweg A73 verband houdende bouwwerken, zoals geluidwerende voorzieningen.

 

18.2 funnel

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'funnel' geldt, in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2, ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 150 m boven NAP, in verband met het beschermingsgebied van een in- en uitvliegfunnel voor vliegtuigen.

 

18.3 monumentale boom

 

18.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'monumentale boom' zijn de gronden, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming cq. instandhouding van de groeiplaats(en) van (potentieel) monumentale bo(o)m(en).

 

18.3.2 Bouwregels

Het is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. de realisering van hekwerken waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m mag zijn.

 

18.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.3.2 voor het bouwen van een nieuw bouwwerk, onder voorwaarde dat:

  1. aangetoond is dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats(en), conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de bo(o)m(en) niet wordt aangetast;

  2. het bevoegd gezag kan desgewenst een Bomeneffectenanalyse verlangen, waaruit moet blijken dat de bouw en de werken en/of werkzaamheden behorende bij de bouw, niet tot onevenredige schade leiden van de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de bo(o)m(en) en bijbehorende groeiplaats(en);

  3. de regels van de ter plaatse geldende bestemming(en) onverkort van toepassing worden verklaard.

 

18.3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met de gebiedsaanduiding ‘monumentale boom’ wordt in ieder geval verstaan:

  1. het bevestigen van voorwerpen aan of in de betreffende monumentale boom;

  2. het plaatsen van schaftketen, toiletten, betonmolens of andere voertuigen, machines of bouwsels binnen de groeiplaats van de betreffende monumentale boom.

 

18.3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.3.4 voor het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig deze regels, onder voorwaarde dat deze werken niet tot onevenredige schade leiden van de conditie, levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de bo(o)m(en) en bijbehorende groeiplaats(en).

 

18.3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'monumentale boom' verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage; het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;

  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  4. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  5. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  6. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;

  7. het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, in het geval dat de werken en werkzaamheden niet tot onevenredige schade leiden van de conditie, levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de bo(o)m(en) en bijbehorende groeiplaats(en).

 

18.3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'monumentale boom' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, in het geval dat:

  1. de levensverwachting van de monumentale bo(o)m(en) door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is;

  2. de bescherming van de monumentale bo(o)m(en) niet langer noodzakelijk is, omdat de bo(o)m(en) wordt verplaatst;

  3. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

18.4 overlegzone A73

  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overlegzone A73' geldt, in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2, een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van met de snelweg A73 verband houdende bouwwerken, zoals geluidwerende voorzieningen.

  2. Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a. voor het bouwen binnen de aanduiding 'overlegzone A73', onder voorwaarde dat:

  3. de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad;

  4. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de wegbeheerder.

 

18.5 veiligheidszone - lpg

 

18.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van het woon- en werkmilieu in verband met de nabijheid van een vulpunt voor lpg. Het is niet toegestaan om ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg':

  1. nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten in gebruik te nemen;

  2. nieuwe activiteiten te ontplooiien die kunnen leiden tot een verhoogd risico, zoals het gebruik van bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en giftige stoffen.

 

18.5.2 Bouwregels

Het is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' niet toegestaan om:

  1. nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten te bouwen;

  2. objecten te plaatsen die kunnen leiden tot een verhoogd risico, zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en giftige stoffen.

 

18.5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, in het geval dat:

  1. het gebruik van de lpg-installatie definitief is beëindigd;

  2. een lagere doorzet van lpg in m³ per jaar is vastgelegd.

 

18.6 vrijwaringszone - radar

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt, in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2, een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 105 m boven NAP, in verband met het obstakelvrij kunnen functioneren van een radarinstallatie voor vliegbewegingen.

 

18.7 vrijwaringszone - watergang

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - watergang' geldt, in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2, een:

  1. bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  2. gebruiksverbod voor gebruik dat het beheer en onderhoud van de watergang bemoeilijkt, danwel onmogelijk maakt;

  3. uitgezonderd van de verboden zijn met de watergang verband houdend gebruik en bouwwerken, zoals waterhuishoudkundige voorzieningen en hekwerken, onder voorwaarde dat het beheer en onderhoud van de watergang gewaarborgd is.

 

 

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de verbeelding voor:

  1. het maximaal 10% afwijken van de gegeven maatvoering en percentages;

  2. het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, onder voorwaarde dat:

  3. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer bij geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;

  4. het gebouw geheel binnen het bestemmingsvlak moet worden gebouwd;

  5. het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen maximaal gelijk is aan het oppervlak van het bouwvlak vermeerderd met 10%;

  6. het gebouw maximaal 3 m buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;

  7. de stedenbouwkundige en verkeersstructuur in acht wordt genomen.

  8. het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen of het bestemmingsvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

  9. het bouwen van gebouwen van openbaar nut, zoals openbare nutsgebouwen, wachthuizen voor het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen voor de bediening van waterhuishoudkundige voorzieningen, toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, onder voorwaarde dat:

  10. de inhoud per gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;

  11. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels

 

20.1 Dubbelbestemmingen

 

20.1.1 Leiding - Gas

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' alsnog aan gronden wordt toegekend, onder voorwaarde dat de regels van de reeds aanwezige bestemming(en) onverkort van toepassing blijven.

 

20.1.2 Leiding - Riool

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' alsnog aan gronden wordt toegekend, onder voorwaarde dat de regels van de reeds aanwezige bestemming(en) onverkort van toepassing blijven.

 

20.1.3 Leiding - Water

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Water' alsnog aan gronden wordt toegekend, onder voorwaarde dat de regels van de reeds aanwezige bestemming(en) onverkort van toepassing blijven.

 

20.1.4 Waarde - Archeologie 4

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.1 bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' alsnog aan gronden wordt toegekend, onder voorwaarde dat:

  1. uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft;

  2. de regels van de reeds aanwezige bestemming(en) onverkort van toepassing blijven.

 

20.1.5 Waarde - Archeologie 5

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.1 bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' alsnog aan gronden wordt toegekend, onder voorwaarde dat:

  1. uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft;

  2. de regels van de reeds aanwezige bestemming(en) onverkort van toepassing blijven.

 

20.2 Karakteristieke objecten en (rijks)monumenten

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding ‘karakteristiek’ en/of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, in het geval dat:

  2. de bescherming van een object niet langer noodzakelijk is, omdat een object bij een calamiteit verloren is gegaan;

  3. het rijk een object als rijksmonument heeft afgeschreven;

  4. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

  5. de aanduiding ‘karakteristiek’ en/of 'specifieke bouwaanduiding - monument' en/of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aan gronden wordt toegevoegd, onder voorwaarde dat:

  6. door een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie is vastgesteld dat een object karakteristiek of monumentaal is vanwege cultuurhistorische-, architectuurhistorische- en ensemblewaarden, herkenbaarheid/gaafheid en zeldzaamheid;

  7. het rijk een object als rijksmonument heeft aangewezen;

  8. de regels van de bestemming waarbinnen het object valt, worden, voor zover niet al opgenomen, aangevuld met de hieronder (cursief) opgenomen regelingen voor nadere eisen en omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:

 


Nadere eisen

In het geval van nieuwbouw, verbouw en/of uitbreiding van bebouwing van en/of bij karakteristieke en (rijks)monumentale objecten kunnen aanvullend nadere eisen worden gesteld aan:

  1. de onderlinge situering van bouwwerken;

  2. de verhouding tussen lengte, breedte, goothoogte en/of bouwhoogte;

  3. de dakhelling, nokrichting en/of kapvorm van bouwwerken;

onder de aanvullende voorwaarden dat:

  1. er een noodzaak is uit het oogpunt van behoud en/of herstel van de aan de bestaande bebouwing te onderkennen cultuurhistorische en historisch stedenbouwkundige waarden;

  2. vooraf het advies is ingewonnen van een ter zake deskunidge instantie of de gemeentelijke monumentencommissie.

 

Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'' is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen of te laten slopen.

 

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, in het geval dat:

geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm van de bebouwing;

  1. de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

  2. de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven zijn;

  3. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige schade van de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm plaatsvindt;

  4. de sloop en herbouw vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijke belangen wenselijker is dan restauratie;

  5. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie.

 

20.3 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het veranderen van bestemmings- en bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, onder voorwaarde dat:

  1. de overschrijdingen niet meer dan 5 m zijn;

  2. het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot;

  3. er geen onevenredige schade plaatsvindt van:

  4. de sociale veiligheid;

  5. het stedenbouwkundige beeld;

  6. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de milieusituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

  10. burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de waterbeheerder, als het wijzigingsplan naar verwachting gevolgen heeft voor de waterhuishouding.

 

20.4 Veiligheidszone - lpg

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geheel of deels komt te vervallen, in het geval dat:

  1. de opslag en verkoop van lpg feitelijk is gestaakt en niet langer onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. Daarbij komen gelijktijdig de aanduidingen 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg' en 'vulpunt lpg' te vervallen, en kan de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg' worden toegevoegd;

  2. op basis van wettelijke regels en rekenmethoden voor lpg-installaties een kleinere veiligheidszone te verantwoorden is.

 

20.5 Wettelijke regeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de planregels met verwijzingen naar wettelijke regelingen te wijzigen, in het geval dat deze wettelijke regelingen na het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

 

20.6 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 22.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de bijlagen 2, 3, 4, 5 en 6 van de regels geheel of gedeeltelijk gewijzigd kan worden, door het laten vervallen of toevoegen van activiteiten, en/of het toekennen van een hogere of lagere categorie van milieubelasting aan activiteiten, onder voorwaarde dat technologische ontwikkelingen of nieuwe milieuhygiënische inzichten de wijzigingen ondersteunen.

 

 

Artikel 21 Algemene procedureregels

 

21.1 Procedure bij nadere eisen

Burgemeester en wethouders stellen belanghebbenden in de gelegenheid om hun zienswijzen omtrent een voorgenomen nadere eis naar voren te brengen. De wijze van in gelegenheid stellen is vormvrij, onder voorwaarde dat in het besluit wordt vastgelegd:

  1. de wijze van in gelegenheid stellen;

  2. de samengevatte zienswijze(n) van de belanghebbende(n);

  3. de afweging van deze zienswijze(n).

 

Burgemeester en wethouders leggen alleen een nadere eis op, onder voorwaarde dat:

  1. de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;

  2. de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige schade van:

  3. een goede woonsituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld;

  6. het straat- en bebouwingsbeeld;

  7. de karakteristieke hoofdvorm en kenmerken;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de milieusituatie;

  10. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

Artikel 22 Overige regels

 

22.1 Afweging bij afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden

 

22.1.1 Algemeen

Het bevoegd gezag weegt in aanvulling op overig bepaalde voorwaarden in ieder geval af, of bij een omgevingsvergunning met afwijking, of bij het gebruik van een wijzigingsbevoegdheid, het verlenen van medewerking niet leidt tot een onevenredige schade aan:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld;

  4. het straat- en bebouwingsbeeld;

  5. de karakteristieke hoofdvorm en kenmerken;

  6. de verkeersveiligheid;

  7. de milieusituatie;

  8. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

22.1.2 Uitzondering strijdigheid van belangen

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, heeft het belang van de dubbelbestemming prioriteit. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid, en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria worden voldaan en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht, dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

 

22.1.3 Uitzondering bij 'Leiding - Gas'

Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' gelden in aanvulling op lid 22.2.1 en lid 22.1.2 de volgende regels:

  1. in het geval van een belangenafweging waarbij de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' is betrokken, kan er geen sprake zijn van een afweging op basis van 'onevenredige schade'. De veiligheid en continuïteit van de leiding mag in het geheel niet worden geschaad, zodat in afwijking van lid 22.1.1 en lid 22.2.1 er dus geen beoordelingsruimte is;

  2. in het geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ voorrang krijgt.

 

22.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

  6. de ruimte tussen gebouwen.

 

22.3 Wettelijke en gemeentelijke regelingen

Voor zover in deze regels verwezen wordt naar andere wettelijke en gemeentelijke regelingen, worden deze regelingen bedoeld zoals deze luidden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan.

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 23 Overgangsrecht

 

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  4. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  5. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

23.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

Artikel 24 Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

“Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Cuijk' van de gemeente Cuijk”.

 

 
Bijlage bij de regels

 

  1. Staat van Bedrijfsactiviteiten - toelichting

  2. Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein

  3. Staat van Bedrijfsactiviteiten - opslag

  4. Maatschappelijk

  5. Dienstverlening

  6. Detailhandel

  7. Parkeernormen