regels
1 Inleidende regels
2 Bestemmingsregels
Artikel 12 Waarde - Archeologie 3
Artikel 13 Waarde - Archeologie 5
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 16 Algemene gebruiksregels
Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
Artikel 18 Algemene ontheffingsregels
Artikel 19 Algemene wijzigingsregels
Artikel 20 Algemene procedureregels
4 Overgangs- en slotregels
Bijlage: Staat van bedrijfsactiviteiten
plan
het bestemmingsplan Katwijk NB van de gemeente Cuijk;
bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL IMRO.1684.03BPkatwijknb-VA01 met bijbehorende regels en bijlage;
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zin aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteiten - niet zijnde milieuvergunningplichtig ingevolge de Wet Milieubeheer - in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend;
aan-huis-verbonden beroep
een beroep op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, huidverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning en/of een bijbehorend aangebouwd bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
achtererf
het deel van het bouwperceel bij een hoofdgebouw dat wordt begrensd door:
a de (denkbeeldig verlengde) oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw;
b de (denkbeeldig verlengde) oorspronkelijke zijgevels van het hoofdgebouw;
c de achtererfgrens;
achtergevel
de van de openbare weg afgekeerde meest evenwijdig daaraan liggende gevel van een hoofdgebouw, of de van de openbare weg afgekeerde meest evenwijdig daaraan liggende grens van het bebouwingsvlak waarbinnen het hoofdgebouw mag worden gebouwd;
afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van het huishouden uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
architectonische waarde
de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving;
archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
bebouwde kom
gebied zoals dat ingevolge de kaart behorende bij de “Bouwverordening Cuijk 1992” als zodanig is aangewezen;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van een bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
beschermingszone
een aan een waterstaatswerk grenzende zone, waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden;
bestaande situatie
- T.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- T.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft verkregen;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
cultuurhistorisch waardevolle woningen
de aan een woning toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de woning heeft gemaakt;
dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
erf
al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw;
erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gesloten of aaneengesloten woningen
drie of meer woningen aaneengesloten;
geluidbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet Geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van een vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
hindercirkel LPG
een cirkel die de uiterste begrenzing aangeeft van de zone, waarbinnen bouwen op grond van veiligheidsoverwegingen is uitgesloten, indien en voor zover deze hinder niet is opgeheven;
hogere grenswaarde
een maximale waarden voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
horecabedrijf
een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken;
huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert;
kap
een dak met een helling van minimaal 15°;
kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht-doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;
kwetsbaar object
een kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (27 mei 2004), te onderscheiden in:
a kwetsbaar object:
1 woningen, niet zijnde een beperkt kwetsbaar object onder 2.;
2 gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag,van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
a ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
b scholen;
c gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
3 gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
a kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object;
b complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
4 kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
b beperkt kwetsbaar object:
1 woningen, zijnde:
a verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
b dienst- en bedrijfswoningen van derden;
2 kantoorgebouwen, voor zover geen kwetsbaar object onder 3;
3 hotels en restaurants, voor zover geen kwetsbaar object onder 3;
4 winkels, voor zover geen kwetsbaar object onder 3;
5 sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
6 sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover geen kwetsbaar object onder 4;
7 bedrijfsgebouwen, voor zover geen kwetsbaar object onder 3;
8 objecten die met de onder a tot en met g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
9 objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
landschappelijke waarden
het geheel van waarden in verband met bijzonder landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
milieusituatie
het rekening houden met milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking;
monumenten
alle rijks- en gemeentelijke monumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken;
natuurwaarden
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkend voor het gebied;
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 0,50 m boven peil is gelegen;
onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
overkapping
een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een dak;
permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
plangebied
de gronden binnen de aanduiding “plangrens”;
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
raamprostitutiebedrijf
een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees of prostitués zich aanbieden door zich opvallend voor een raam aan het openbaar gebied te vertonen;
recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden en gebouwen dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
sociale veiligheid
het instandhouden c.q. tot stand brengen van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk,
herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
straat- en bebouwingsbeeld
het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, waarbij gelet wordt op de volgende aspecten:
a een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
b een goede hoogte/breedte verhouding tussen de bebouwing onderling;
c een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
stedenbouwkundig beeld
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa’s, de gevelindeling en de dakvormen;
straatmeubilair
verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri’s en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;
tuinmeubilair
de op een erf en/of in een tuin opgerichte sierobjecten zoals tuinkabouters, gazonverlichting en stenen tuinmeubelen;
uitbouw
een gebouw dat ter vergroting van een bestaande ruimte van het hoofdgebouw is gebouwd, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
verkeersveiligheid
het instandhouden c.q. tot stand brengen van een goede verkeersveilige situatie;
voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde, meest evenwijdig daaraan liggende gevel van een hoofdgebouw, of de naar de openbare weg gekeerde, meest evenwijdige daaraan liggende grens van het bebouwingsvlak waarbinnen het hoofdgebouw mag worden gebouwd;
voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
voorzieningen van algemeen nut
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of wegverkeer met inbegrip van (ondergrondse voorzieningen ten behoeve van het verzamelen van afval;
vrijstaande woning
een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
water
gronden ten behoeve van waterberging, waterhuishouding en waterlopen, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc;
waterkering
elke natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt;
weg
weg als bedoeld in de wegenverkeerswetgeving;
werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
wet /wettelijke regelingen
Indien en voorzoer in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d. dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwwerpplan, tenzij anders is bepaald;
winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
woonsituatie
het instandhouden c.q. garanderen van een goede woonsituatie alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;
zijerf
als zijerf wordt gerekend het gebied tussen het verlengde van de oorspronkelijke voorgevel, het verlengde van de zijgevel en de achtererfgrens.
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
afstand tot de weg:
de afstand tot de bebouwing en de as van de weg;
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van een bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aanhuis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
breedte van een bouwwerk:
tussen buitenwerkse eindgevelvlakken, tussen harten van scheidingsmuren dan wel tussen het hart van een scheidingsmuur en het buitenwerks eindgevelvlak.
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
peil:
a voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c indien in of op het water wordt gebouwd het Nieuw Amsterdams peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
verkoopvloeroppervlakte:
binnenwerks, met dien verstande dat de totale oppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn (kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hier niet onder begrepen), worden opgeteld.
ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de diepte van de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a de uitoefening van een extensief agrarisch bedrijf;
b bescherming van het woon- en leefmilieu in de aangrenzende bebouwde kom;
c bescherming en behoud van de landschappelijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
d openbare nutsvoorzieningen;
e recreatief medegebruik;
f infrastructurele voorzieningen;
g waterhuishoudkundige voorzieningen;
h sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
i groenvoorzieningen;
met daarbijbehorende:
j bedrijfsgebouwen;
k bedrijfswoningen;
l bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
m bouwwerken, geen gebouw zijnde.
a hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
b per bouwperceel mag niet meer dan 1 agrarisch bedrijf voorkomen;
c per bedrijf mag niet meer dan1 bedrijfswoning voorkomen met een inhoud van maximaal 750 m3;
d de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 4,50 meter bedragen;
e de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 8,00 meter bedragen;
f de goothoogte van een bedrijfswoningen mag niet meer dan 5,50 meter bedragen;
g de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
a de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer dan 70m2 bedragen;
b de onderlinge afstand tussen vrijstaande bijgebouwen op een perceel dient minimaal 3,00 meter te zijn;
c de goothoogte van een niet-vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3,25 meter bedragen;
d de bouwhoogte van een niet-vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte nooit meer dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
e de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
f de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,00 meter bedragen;
g de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,00 meter bedragen.
a silo’s, voederbergingen en mestopslagplaatsen, welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd tot een hoogte van niet meer dan 10,00 m;
b tuinmeubilair, waarvan de maximale hoogte 2,50 meter bedraagt;
c verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten en antennes waarvan de maximale hoogte 6,00 meter bedraagt;
d erfafscheidingen, voor zover gelegen achter de bebouwingsgrens, waarvan de maximale hoogte 1,50 meter bedraagt.
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van:
a de landschappelijke waarden;
b een goede woonsituatie;
c een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
d de verkeersveiligheid;
e de sociale veiligheid;
f de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
b het gebouw geheel binnen het bestemmingsvlak wordt gebouwd;
c het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het bouwvlak vermeerderd met 10%;
d het gebouw niet meer dan 3,00 meter buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
e geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1 het straat- en bebouwingsbeeld;
2 de verkeersveiligheid;
3 de milieusituatie;
4 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;
b het gebruik van bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde, voor bewoning;
c het gebruik voor opslag van grote obstakels als boten, caravans alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik ontrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
d het gebruik van de gronden als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen;
e het gebruik van de grond voor detailhandel of andere handels- en/of bedrijfsdoeleinden;
f het gebruik van gronden voor het beproeven van en het racen en crossen met motorvoertuigen.
a de woning(en) past/passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal volkshuisvestingsbeleid;
b met onderzoek is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de volgende uitvoeringsaspecten:
1 water, in verband waarmee zonodig advies wordt gevraagd aan aan de waterbeheerder (Waterschap Aa en Maas);
2 bodemverontreiniging;
3 geluidshinder;
4 milieuzonering (uitgaande van de richtlijnen in de meest recente VNG-handreiking ‘bedrijven en milieuzonering’);
5 externe veiligheid;
6 luchtkwaliteit;
7 archeologie;
8 flora en fauna;
9 financieel-economische uitvoerbaarheid;
c de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
d het bepaalde in de artikelen 6 “Groen”, 9 “Verkeer” en 10 ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
a er ten hoogste 4 woningen worden gerealiseerd, in die zin dat:
1 de bestaande boerderij gesplitst wordt in twee woningen;
2 alle bestaande bijgebouwen worden gesloopt en daarvoor twee halfvrijstaande woningen worden teruggebouwd in dezelfde bouwstijl als de bestaande boerderij;
b de woning(en) past/passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal volkshuisvestingsbeleid;
c met onderzoek is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de volgende uitvoeringsaspecten:
1 water, in verband waarmee zonodig advies wordt gevraagd aan aan de waterbeheerder (Waterschap Aa en Maas);
2 bodemverontreiniging;
3 geluidshinder;
4 milieuzonering (uitgaande van de richtlijnen in de meest recente VNG-handreiking ‘bedrijven en milieuzonering’);
5 externe veiligheid;
6 luchtkwaliteit;
7 archeologie;
8 flora en fauna;
9 financieel-economische uitvoerbaarheid;
d de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
e het bepaalde in de artikelen 6 “Groen”, 9 “Verkeer” en 10 ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bedrijven, in de milieucategorie 1 of 2, zoals opgenomen in de bij regels bedrijvenlijst, alsmede bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn hieraan, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of Bevi-inrichtingen betreft;
b ter plaatse van de aanduiding “bedrijf van categorie 3.1”: een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG-istallatie met een doorzet van maximaal 500 m3/jaar;
c ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening”: openbare nutsvoorzieningen, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
d tuinen, erven en terreinen;
e parkeervoorzieningen;
f groenvoorzieningen;
en de daarbijbehorende:
g bedrijfsgebouwen;
h ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: een bedrijfswoning
i bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
j bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
a Hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ gebouwd worden;
b per bouwperceel mag niet meer dan 1 bedrijf voorkomen;
c ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan met een inhoud van maximaal 650 m3, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum volume (m3) een andere inhoudsmaat gegeven wordt;
d de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
e de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
f de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3,00 meter bedragen;
g het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 100, tenzij anders aangeduid.
a bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
b bijgebouwen dienen minimaal 3,00 meter achter de oorspronkelijke voorgevel te worden gebouwd, met uitzondering van erkers;
c de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 60 m2 bedragen;
d de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
e de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 5,00 meter bedragen;
f de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
a erkers mogen opgericht worden voor de oorspronkelijke voorgevel van de woning’
b de bouwhoogte bedraagt minimaal de kozijnhoogte van de entreepui en maximaal de bovenkant van de verdiepingsvloer;
c de breedte van de erker bedraagt maximaal 40% van de oorspronkelijke voorgevel;
d de diepte bedraagt maximaal 1/3 van de breedte van de erker, met een maximum van 1 m;
e de erker blijft minimaal 0,50 m onder de goothoogte van het hoofdgebouw;
f de afstand tussen de erker en de openbare weg bedraagt minimaal 3 m.
a gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
c de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 5,00 meter bedragen.
a tuinmeubilair waarvan de maximale hoogte 2,50 meter bedraagt;
b verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten en antennes waarvan de maximale hoogte 6,00 meter bedraagt.
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van:
a de stedenbouwkundige waarden;
b een goede woonsituatie;
c een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
d de verkeersveiligheid;
e de sociale veiligheid;
f de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
a het bepaalde in lid 4.2.1 onder a en toestaan dat een bedrijfsgebouw (gedeeltelijk) buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
1 het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het bouwvlak vermeerderd met 10%;
2 het gebouw niet meer dan 3,00 meter buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
3 het gebouw geheel binnen het bestemmingsvlak wordt gebouwd;
4 de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
5 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a het straat- en bebouwingsbeeld;
b de verkeersveiligheid;
c de milieusituatie;
d de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
a het aantal bedrijfswoningen per bedrijf niet meer dan één bedraagt;
b geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1 het straat- en bebouwingsbeeld;
2 de verkeersveiligheid;
3 de milieusituatie;
4 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c in relatie met de bedrijfsvoering de noodzaak is aangetoond;
1 voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen;
2 de brandweer gehoord wordt;
3 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a het straat- en bebouwingsbeeld;
b de verkeersveiligheid;
c de milieusituatie;
4 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;
b het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
c het gebruik voor opslag van grote obstakels als boten, caravans alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf uit een hogere milieucategorie dan ingevolge 4.1 onder a is toegestaan indien deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën die ingevolge 4.1. onder a is toegestaan, onder voorwaarde dat:
a de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet worden aangetast;
b het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen en/of Bevi-inrichtingen betreft.
a de woning(en) past/passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal volkshuisvestingsbeleid;
b met onderzoek is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de volgende uitvoeringsaspecten:
1 water, in verband waarmee zonodig advies wordt gevraagd aan aan de waterbeheerder (Waterschap Aa en Maas);
2 bodemverontreiniging;
3 geluidshinder;
4 milieuzonering (uitgaande van de richtlijnen in de meest recente VNG-handreiking ‘bedrijven en milieuzonering’);
5 externe veiligheid;
6 luchtkwaliteit;
7 archeologie;
8 flora en fauna;
9 financieel-economische uitvoerbaarheid;
c de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
d het bepaalde in de artikelen 6 “Groen”, 9 “Verkeer” en 10 ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
a de woning(en) past/passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal volkshuisvestingsbeleid;
b met onderzoek is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de volgende uitvoeringsaspecten:
1 water, in verband waarmee zonodig advies wordt gevraagd aan aan de waterbeheerder (Waterschap Aa en Maas);
2 bodemverontreiniging;
3 geluidshinder;
4 milieuzonering (uitgaande van de richtlijnen in de meest recente VNG-handreiking ‘bedrijven en milieuzonering’);
5 externe veiligheid;
6 luchtkwaliteit;
7 archeologie;
8 flora en fauna;
9 financieel-economische uitvoerbaarheid;
c de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
d het bepaalde in artikel 10 ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a detailhandelsbedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
b tuinen, erven en terreinen;
c wegen en paden;
d groenvoorzieningen;
e parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
f hoofdgebouwen;
g ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: een bedrijfswoning
h bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning;
i bouwwerken, geen gebouw zijnde.
a hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
b ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan met een inhoud van maximaal 650 m3;
c ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - helft van een twee-onder-een-kap’ mag uitsluitend één helft van een twee-onder-een-kapwoning worden gebouwd;
d de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
e de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
f het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 100.
a bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
b bijgebouwen dienen minimaal 3,00 meter achter de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van erkers;
c de totale oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer dan 60 m2 bedragen;
d de goothoogte van de bijgebouwen mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
e de bouwhoogte van de bijgebouwen mag niet meer dan 5,00 meter bedragen;
f de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,00 meter bedragen.
a erkers mogen opgericht worden voor de oorspronkelijke voorgevel van de woning’
b de bouwhoogte bedraagt minimaal de kozijnhoogte van de entreepui en maximaal de bovenkant van de verdiepingsvloer;
c de breedte van de erker bedraagt maximaal 40% van de oorspronkelijke voorgevel;
d de diepte bedraagt maximaal 1/3 van de breedte van de erker, met een maximum van 1 m;
e de erker blijft minimaal 0,50 m onder de goothoogte van het hoofdgebouw;
f de afstand tussen de erker en de openbare weg bedraagt minimaal 3 m.
a tuinmeubilair waarvan de maximale hoogte 2,50 meter bedraagt;
b verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten en antennes waarvan de maximale hoogte 6,00 meter bedraagt.
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van:
a de stedenbouwkundige waarden;
b een goede woonsituatie;
c een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
d de verkeersveiligheid;
e sociale veiligheid;
f gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken.
a de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
b het gebouw geheel binnen het bestemmingsvlak wordt gebouwd;
c het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het bouwvlak vermeerderd met 10%;
d het gebouw niet meer dan 3,00 meter buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
e de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
f geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1 het straat- en bebouwingsbeeld;
2 de verkeersveiligheid;
3 de milieusituatie;
4 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;
b het gebruik van de grond voor opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
a er ten hoogste 2 woningen worden gerealiseerd binnen de bestaande gebouwen, in die zin dat:
1 het gebouw waarin zich de bestaande winkel en de bestaande bedrijfswoning bevinden in zijn geheel als één woning in gebruik wordt genomen;
2 de bestaande werkplaats wordt aangepast tot één woning;
b de woning(en) past/passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal volkshuisvestingsbeleid;
c met onderzoek is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de volgende uitvoeringsaspecten:
1 water, in verband waarmee zonodig advies wordt gevraagd aan aan de waterbeheerder (Waterschap Aa en Maas);
2 bodemverontreiniging;
3 geluidshinder;
4 milieuzonering (uitgaande van de richtlijnen in de meest recente VNG-handreiking ‘bedrijven en milieuzonering’);
5 externe veiligheid;
6 luchtkwaliteit;
7 archeologie;
8 flora en fauna;
9 financieel-economische uitvoerbaarheid;
d de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
e advies gevraagd wordt aan de waterbeheerder (Waterschap Aa en Maas) indien de wijziging waterhuishoudkundige gevolgen kan hebben;
f het bepaalde in artikel 10 Wonen van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b plantsoenen en groenstroken;
c bermen en beplanting;
d niet-doorgaande voet- en rijwielpaden;
e speelvoorzieningen;
f waterlopen en waterpartijen;
g waterhuishoudkundige voorzieningen;
h nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
i verhardingen;
j parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
k bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van:
a de stedenbouwkundige waarden;
b een goede woonsituatie;
c een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
d de verkeersveiligheid;
e de sociale veiligheid;
f de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;
b het gebruik van de grond voor opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
a de woning(en) past/passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal volkshuisvestingsbeleid;
b met onderzoek is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de volgende uitvoeringsaspecten:
1 water, in verband waarmee zonodig advies wordt gevraagd aan aan de waterbeheerder (Waterschap Aa en Maas);
2 bodemverontreiniging;
3 geluidshinder;
4 milieuzonering (uitgaande van de richtlijnen in de meest recente VNG-handreiking ‘bedrijven en milieuzonering’);
5 externe veiligheid;
6 luchtkwaliteit;
7 archeologie;
8 flora en fauna;
9 financieel-economische uitvoerbaarheid;
c de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
d het bepaalde in de artikelen 9 “Verkeer” en 10 ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a een horecabedrijf;
met daaraan ondergeschikt:
b tuinen, erven en terreinen;
c wegen en paden;
d recreatief medegebruik;
e groenvoorzieningen;
f parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
g hoofdgebouwen;
h ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”: een bedrijfswoning
i bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning;
j bouwwerken, geen gebouw zijnde.
a hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
b de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
c de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 10,00 bedragen, ; tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ anders is aangegeven;
d het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 100;
e ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan met een inhoud van maximaal 650 m3;
a tuinmeubilair waarvan de maximale hoogte 2,50 meter bedraagt;
b verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten en antennes waarvan de maximale hoogte 6,00 meter bedraagt.
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van:
a de stedenbouwkundige waarden;
b een goede woonsituatie;
c een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
d de verkeersveiligheid;
e sociale veiligheid;
f gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
a de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
b het gebouw geheel binnen het bestemmingsvlak wordt gebouwd;
c het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het bouwvlak vermeerderd met 10%;
d het gebouw niet meer dan 3,00 meter buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
e de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
f geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1 het straat- en bebouwingsbeeld;
2 de verkeersveiligheid;
3 de milieusituatie;
4 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;
b het gebruik van de grond voor opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c het gebruik van de gebouwen als discotheek/dancing, speelautomatenhal en bingohal.
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a ter plaatse van de aanduiding ‘religie’: levensbeschouwelijke instellingen;
b ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’ een begraafplaats
c tuinen, erven en terreinen;
d wegen en paden;
e verhardingen;
f parkeervoorzieningen;
g groenvoorzieningen;
h speelvoorzieningen;
i water;
met de daarbijbehorende:
j gebouwen;
k bouwwerken, geen gebouw zijnde.
a hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd gebouwd;
b de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 6,00 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’ anders is aangegeven;
c de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 10,00 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ anders is aangegeven.
d het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 100.
a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:
a de stedenbouwkundige waarden;
b een goede woonsituatie;
c een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
d de verkeersveiligheid;
e de sociale veiligheid;
f de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Burgmeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
a de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
b het gebouw geheel binnen het bestemmingsvlak wordt gebouwd;
c het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het bouwvlak vermeerderd met 10%;
d het gebouw niet meer dan 3,00 meter buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
e de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
f geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1 het straat- en bebouwingsbeeld;
2 de verkeersveiligheid;
3 de milieusituatie;
4 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a het gebruik van hoofd- en/of bijgebouwen voor bewoning;
b het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;
c het gebruik voor opslag van grote obstakels als boten, caravans alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
d het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel of andere handels- en/of bedrijfsdoeleinden.
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a verhardingen;
b woonstraten;
c doorgaande voet- en rijwielpaden;
d parkeervoorzieningen;
e groenvoorzieningen;
f waterhuishoudkundige voorzieningen;
g speelvoorzieningen;
h oppervlakkige afvoer en infiltratie van hemelwater;
i ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - oorlogsmonument’: tevens een oorlogsmonument;
met de daarbijbehorende:
j bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van:
a de stedenbouwkundige waarden;
b een goede woonsituatie;
c een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
d de verkeersveiligheid;
e de sociale veiligheid;
f de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;
b het gebruik van de grond voor opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’: het wonen in vrijstaande woningen;
b ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’: het wonen in twee-aaneengebouwde woningen;
c ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’: het wonen in gesloten bebouwing of 3 of meer aaneengebouwde woningen;
d ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’: het wonen in cultuurhistorisch waardevolle woningen;
e ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - helft van een twee onder een kap’: het wonen in één helft van een twee-onder-een kapwoning;
f ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - beeldentuin’: tevens een beeldentuin;
g ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - galerie’: tevens een galerie;
met de daarbijbehorende:
h bijgebouwen en overkappingen;
i bouwwerken, geen gebouw zijnde;
j waterhuishoudkundige voorzieningen;
k tuinen;
l erven;
m verhardingen.
a hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
b ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
c ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ mogen uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
d ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - helft van een twee-onder-een-kap’ mag uitsluitend één helft van een twee-onder-een-kapwoning worden gebouwd;
e ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend meer dan twee aaneengesloten woningen worden gebouwd;
f de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
g de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
h het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 100.
i de afstand tussen hoofdgebouw en zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3,00 meter bedragen, voor zover het de niet-aaneengebouwde gevel betreft;
j geen vermeerdering van het aantal woningen per bouwvlak is toegestaan, met als peildatum de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
a de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 60 m2 bedragen, met dien verstande dat:
2 indien de gezamenlijke oppervlakte van het achtererf en de zijerven groter is dan 120 m2 de norm van 60 m2 verhoogd mag worden met 10% van het meerdere tot een maximum van 90 m2 onverlet het bepaalde onder 1;
3 de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 45 m2 mag bedragen; indien de gezamenlijke oppervlakte van het achtererf en de zijerven groter is dan 120 m2 mag de norm van 45 m2 worden verhoogd overeenkomstig de onder 2 genoemde vermeerdering tot een maximum van 75 m2 onverlet het bepaalde onder 1;
b de bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 3,00 meter achter de oorspronkelijke voorgevel van de woning te worden gesitueerd, met uitzondering van erkers;
c de onderlinge afstand tussen vrijstaande bijgebouwen op een perceel dient minimaal 3,00 meter te zijn;
d de goothoogte van een niet-vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3,25 meter bedragen;
e de bouwhoogte van een niet-vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte nooit meer dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
f de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
g de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,00 meter bedragen;
h de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
a erkers mogen opgericht worden voor de oorspronkelijke voorgevel van de woning’
b de bouwhoogte bedraagt minimaal de kozijnhoogte van de entreepui en maximaal de bovenkant van de verdiepingsvloer;
c de breedte van de erker bedraagt maximaal 40% van de oorspronkelijke voorgevel;
d de diepte bedraagt maximaal 1/3 van de breedte van de erker, met een maximum van 1 m;
e de erker blijft minimaal 0,50 m onder de goothoogte van het hoofdgebouw;
f de afstand tussen de erker en de openbare weg bedraagt minimaal 3 m.
a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen.
a de stedenbouwkundige waarden;
b een goede woonsituatie;
c een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
d de verkeersveiligheid;
e de sociale veiligheid;
f de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken.
a de onderlinge situering;
b de verhouding tussen lengte, breedte, goothoogte en/of bouwhoogte;
c de dakhelling, nokrichting en/of kapvorm;
mits:
1 dat noodzakelijk is uit een oogpunt van behoud en/of herstel van de aan de bestaande bebouwing te onderkennen cultuurhistorische en historisch stedenbouwkundige waarden;
2 vooraf het advies is ingewonnen van een ter zake deskundige instantie.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van het bepaalde in lid 10.2.1 onder a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
1 de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
2 het hoofdgebouw geheel binnen het bestemmingsvlak wordt gebouwd;
3 het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het bouwvlak, vermeerderd met 10%;
4 het hoofdgebouw niet meer dan 3,00 meter buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
5 de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
6 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a de landschappelijke waarden;
b het straat- en bebouwingsbeeld;
c de verkeersveiligheid;
d de milieusituatie;
e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b van het bepaalde in lid 10.2.1 onder f en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot 8,00 meter, mits:
1 de afstand tot de aangrenzende woningen ten minste 6,00 meter bedraagt;
2 de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 11,00 meter;
3 de goothoogte van de aangrenzende woning evenzoveel wordt vergroot;
c van het bepaalde in lid 10.2.2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 75 m2 voor zover de gezamenlijke oppervlakte van het zij- en achtererf niet groter is dan 120 m2, mits een onbebouwde en onoverdekte aaneengesloten ruimte van ten minste 25 m2 overblijft;
d van het bepaalde in lid 10.2.2 onder b en toestaan dat een bijgebouw voor de voorgevel wordt gebouwd, mits:
1 de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
2 het gebouw geheel binnen de bestemmingsgrens wordt gebouwd;
3 het bijgebouw, door de indeling van het hoofdgebouw niet op het zijerf kan worden gebouwd;
4 de afstand tussen het bijgebouw en de voorste bestemmingsgrens met de bestemming ‘Verkeer’ ten minste 3,00 meter bedraagt;
e van het bepaalde in lid 10.2.4 onder a en 10.2.4 onder b, en toestaan dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt vergroot tot ten hoogste 3,00 meter mits:
1 bij het verlenen van de ontheffing de verkeersveiligheid alsmede de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
2 de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
f voor het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1 maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot ten hoogste 50 m2 mag worden gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
2 degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
3 er mag geen detailhandel plaatsvinden.
a het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
b het gebruik van de grond voor opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
e het gebruik van de op de grond gerealiseerde bijgebouwen voor detailhandel of andere handels- en/of bedrijfsdoeleinden.
a aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw of aangebouwd bijgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
b bewoning van een (vrijstaand) bijgebouw noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van de onafhankelijke deskundige instantie;
c er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
d de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2 ;
e de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat op maximaal 20 meter afstand is gelegen van de achtergevel van het hoofdgebouw. Afwijking is slechts mogelijk indien er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van reeds aanwezige bijgebouwen die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van nieuwbouw mag de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 10 meter;
a het betreft een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten behorend bij deze regels, en/of een activiteit die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is hieraan, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of Bevi-inrichtingen betreft;
b maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen en tot ten hoogste 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten;
c degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
d de (bedrijfs)activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
e de (bedrijfs)activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet Milieubeheer zijn;
f er mag geen (detail)handel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteit;
g het geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft dat tengevolge daarvan extra verkeersvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn.
a het (geheel of gedeeltelijk) slopen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, of delen daarvan.
a welke betreffende het normale onderhoud en beheer;
b welke van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt.
De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een ondergrondse rioolpersleiding met bijbehorende belemmeringenzone met een breedte van 5,00 meter ter weerszijden van de leiding.
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 t/m 10 van deze regels, is bouwen uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a de oppervlakte van bouwwerken bedraagt maximaal 25 m2;
b de hoogte van bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m.
a het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;
b het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
a die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
b die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2 en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het in lid 12.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b de verplichting tot het doen van opgravingen;
c de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Indien uit het in lid 12.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 12.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 50 m˛ of meer bedraagt;
b het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 50 m˛ of meer bedraagt;
c het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 50 m2 of meer bedraagt;
d het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 50 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
f het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 50 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter;
g het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 50m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter;
h het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 50m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter;
i het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 50 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter;
j het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 50 m2 of meer bedraagt.
Het in lid 12.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 12.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
b Voor zover de in lid 12.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
a De bestemming “Waarde Archeologie 3”, als bedoeld in artikel 12.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b aan gronden alsnog de bestemming “Waarde Archeologie 3” toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
De voor ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2500 m˛ en een diepte groter dan 50 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het in lid 13.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b de verplichting tot het doen van opgravingen;
c de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Indien uit het in lid 13.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 13.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het ophogen van de bodem;
b het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte en diepte van de aan te brengen verharding meer dan 2500 m˛ en 50 cm of meer bedraagt;
c het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
f het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
g het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
h het aanleggen van bos of boomgaard;
i het scheuren van grasland over een grotere oppervlakte dan 2500 m˛ en dieper dan 50 cm;
j het uitvoeren van grondbewerkingen over een oppervlakte van meer dan 2500 m˛ en op een diepte van meer dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
Het in lid 13.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 13.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
b Voor zover de in lid 13.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
c de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
d de verplichting tot het doen van opgravingen, of
e de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
f De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
a De bestemming ‘Waarde Archeologie 5’, als bedoeld in artikel 13.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b Aan gronden alsnog de bestemming ‘Waarde Archeologie 5’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
De voor “Waterstaat - Waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor waterstaatkundige doeleinden, in het bijzonder de bescherming, het in stand houden, de aanleg en het onderhoud van de waterkering met bijbehorende taluds en bermen, voorzieningen ten behoeve van de waterkering, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals kunstwerken en kademuren.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
c het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een speelautomatenhal.
De als "geluidszone - industrie" aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming c.q. instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
Ter plaatse van de aanduiding “geluidszone - industrie” mogen geen nieuwe woningen en andere in de zin van de Wet geluidhinder gevoelige gebouwen worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 17.1.2 en toestaan dat nieuwe geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidsgevoelige bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 17.1.4 en toestaan dat niet-geluidsgevoelige gebouwen worden gebruikt voor een geluidsgevoelige functie, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidsgevoelige bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
De als “veiligheidszone - lpg” aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van het vulpunt van de LPG-installatie.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 17.2.2 ten behoeve van een kwetsbaar object, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a ontheffing mag uitsluitend worden verleend indien het een LPG-installatie betreft met een doorzet van maximaal 500 m3/jaar;
b ontheffing mag uitsluitend worden verleend indien het kwetsbaar object kan worden gerealiseerd overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 2;
c ontheffing mag uitsluitend worden verleend indien wordt voldaan aan de eisen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding “veiligheidszone - lpg” mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een LPG-installatie definitief is beëindigd.
1 de inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan 50 m3;
2 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
3 de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
a de overschrijdingen niet meer dan 5.00 meter bedragen;
b het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot;
c er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1 het straat- en bebouwingsbeeld;
2 de stedenbouwkundige waarden;
3 de woonsituatie;
4 de sociale veiligheid;
5 de verkeersveiligheid;
6 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
7 de in de omgeving aanwezige architectonische en cultuurhistorische waarden.
Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransport-leidingen;
e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f de ruimte tussen gebouwen.
a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Katwijk NB.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Cuijk in zijn openbare vergadering van
…………..
De raad voornoemd,
A. Knevel P. Mengde
griffier voorzitter
Bijlage: Staat van bedrijfsactiviteiten
Staat van Bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 2) |
||||
SBI-code |
SBI-code 2008 |
Nr. |
Omschrijving |
Cat. |
|
|
|
|
|
01 |
01 |
- |
Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw |
|
0111, 0113 |
011, 012, 013 |
|
Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) |
2 |
0112 |
011, 012, 013, 016 |
0 |
Tuinbouw: |
|
0112 |
011, 012, 013 |
1 |
- bedrijfsgebouwen |
2 |
0112 |
011, 012, 013 |
2 |
- kassen zonder verwarming |
2 |
0112 |
011, 012, 013 |
3 |
- kassen met gasverwarming |
2 |
0112 |
0113 |
4 |
- champignonkwekerijen (algemeen) |
2 |
0112 |
0163 |
6 |
- bloembollendroog- en prepareerbedrijven |
2 |
0112 |
011 |
7 |
- witlofkwekerijen (algemeen) |
2 |
0125 |
0149 |
0 |
Fokken en houden van overige dieren: |
|
0125 |
0149 |
5 |
- bijen |
2 |
0125 |
0149 |
6 |
- overige dieren |
2 |
014 |
016 |
0 |
Dienstverlening t.b.v. de landbouw: |
|
014 |
016 |
2 |
- algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m˛ |
2 |
014 |
016 |
4 |
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m˛ |
2 |
0142 |
0162 |
|
KI-stations |
2 |
|
|
|
|
|
15 |
10, 11 |
- |
Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken |
|
1581 |
1071 |
0 |
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: |
|
1581 |
1071 |
1 |
- v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens |
2 |
1584 |
10821 |
0 |
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: |
|
1584 |
10821 |
3 |
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m˛ |
2 |
1584 |
10821 |
6 |
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m˛ |
2 |
1593 t/m 1595 |
1102 t/m 1104 |
|
Vervaardiging van wijn, cider e.d. |
2 |
|
|
|
|
|
18 |
14 |
- |
Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont |
|
182 |
141 |
|
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) |
2 |
|
|
|
|
|
20 |
16 |
- |
Houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d. |
|
205 |
162902 |
|
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken |
2 |
|
|
|
|
|
22 |
58 |
- |
Uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van opgenomen media |
|
221 |
581 |
|
Uitgeverijen (kantoren) |
1 |
2222.6 |
18129 |
|
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen |
2 |
2223 |
1814 |
A |
Grafische afwerking |
1 |
2223 |
1814 |
B |
Binderijen |
2 |
2224 |
1813 |
|
Grafische reproduktie en zetten |
2 |
2225 |
1814 |
|
Overige grafische aktiviteiten |
2 |
|
|
|
|
|
223 |
182 |
|
Reproduktiebedrijven opgenomen media |
1 |
|
|
|
|
|
26 |
23 |
- |
Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsprodukten |
|
262, 263 |
232, 234 |
0 |
Aardewerkfabrieken: |
|
262, 263 |
232, 234 |
1 |
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW |
2 |
|
|
|
|
|
30 |
26, 28, 33 |
- |
Vervaardiging van kantoormachines en computers |
|
30 |
26, 28, 33 |
A |
Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie |
2 |
|
|
|
|
|
33 |
26, 32, 33 |
- |
Vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten |
|
33 |
26, 32, 33 |
A |
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie |
2 |
|
|
|
|
|
36 |
31 |
- |
Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g. |
|
361 |
9524 |
2 |
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 |
1 |
362 |
321 |
|
Fabricage van munten, sieraden e.d. |
2 |
363 |
322 |
|
Muziekinstrumentenfabrieken |
2 |
3663.1 |
32991 |
|
Sociale werkvoorziening |
2 |
|
|
|
|
|
40 |
35 |
- |
Produktie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water |
|
40 |
35 |
C0 |
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: |
|
40 |
35 |
C1 |
- < 10 MVA |
2 |
40 |
35 |
D0 |
Gasdistributiebedrijven: |
|
40 |
35 |
D3 |
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A |
1 |
40 |
35 |
D4 |
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C |
2 |
40 |
35 |
E0 |
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: |
|
40 |
35 |
E2 |
- blokverwarming |
2 |
|
|
|
|
|
41 |
36 |
- |
Winning en ditributie van water |
|
41 |
36 |
B0 |
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: |
|
41 |
36 |
B1 |
- < 1 MW |
2 |
|
|
|
|
|
45 |
41, 42, 43 |
- |
Bouwnijverheid |
|
45 |
41, 42, 43 |
3 |
- aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m˛ |
2 |
|
|
|
|
|
50 |
45, 47 |
- |
Handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations |
|
501, 502, 504 |
451, 452, 454 |
|
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven |
2 |
5020.4 |
45204 |
B |
Autobeklederijen |
1 |
5020.5 |
45205 |
|
Autowasserijen |
2 |
|
|
|
|
|
503, 504 |
453 |
|
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires |
2 |
505 |
473 |
0 |
Benzineservisestations: |
|
505 |
473 |
3 |
- zonder LPG |
2 |
|
|
|
|
|
51 |
46 |
- |
Groothandel en handelsbemiddeling |
|
511 |
461 |
|
Handelsbemiddeling (kantoren) |
1 |
5122 |
4622 |
|
Grth in bloemen en planten |
2 |
5134 |
4634 |
|
Grth in dranken |
2 |
5135 |
4635 |
|
Grth in tabaksprodukten |
2 |
5136 |
4636 |
|
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk |
2 |
5137 |
4637 |
|
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen |
2 |
5138, 5139 |
4638, 4639 |
|
Grth in overige voedings- en genotmiddelen |
2 |
514 |
464, 46733 |
|
Grth in overige consumentenartikelen |
2 |
5148.7 |
46499 |
0 |
Grth in vuurwerk en munitie: |
|
5148.7 |
46499 |
1 |
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton |
2 |
5148.7 |
46499 |
5 |
- munitie |
2 |
5153 |
4673 |
0 |
Grth in hout en bouwmaterialen: |
|
5153 |
4673 |
2 |
- algemeen: b.o. <= 2000 m˛ |
2 |
5153.4 |
46735 |
4 |
zand en grind: |
|
5153.4 |
46735 |
6 |
- algemeen: b.o. <= 200 m˛ |
2 |
5154 |
4674 |
0 |
Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: |
|
5154 |
4674 |
2 |
- algemeen: b.o. < = 2.000 m˛ |
2 |
5155.2 |
46752 |
|
Grth in kunstmeststoffen |
2 |
5156 |
4676 |
|
Grth in overige intermediaire goederen |
2 |
519 |
466, 469 |
|
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. |
2 |
|
|
|
|
|
52 |
47 |
- |
Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren |
|
52 |
47 |
A |
Detailhandel voor zover n.e.g. |
1 |
5211/2,5246/9 |
471 |
|
Supermarkten, warenhuizen |
1 |
5222, 5223 |
4722, 4723 |
|
Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken |
1 |
5224 |
4724 |
|
Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel |
1 |
5231, 5232 |
4773, 4774 |
|
Apotheken en drogisterijen |
1 |
5246/9 |
4752 |
|
Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten |
2 |
5249 |
4778 |
|
Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt |
1 |
527 |
952 |
|
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) |
1 |
|
|
|
|
|
55 |
55 |
- |
Logies-, maaltijden- en drankenverstrekking |
|
5511, 5512 |
5510 |
|
Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra |
1 |
553 |
561 |
|
Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. |
1 |
554 |
563 |
1 |
Café's, bars |
1 |
554 |
563 |
2 |
Discotheken, muziekcafé's |
2 |
|
|
|
|
|
5551 |
5629 |
|
Kantines |
1 |
5552 |
562 |
|
Cateringbedrijven |
2 |
|
|
|
|
|
60 |
49 |
- |
Vervoer over land |
|
6022 |
493 |
|
Taxibedrijven |
2 |
603 |
495 |
|
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen |
2 |
|
|
|
|
|
61, 62 |
50, 51 |
- |
Vervoer over water / door de lucht |
|
61, 62 |
50, 51 |
A |
Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) |
1 |
|
|
|
|
|
63 |
52 |
- |
Dienstverlening t.b.v. het vervoer |
|
6312 |
52109 |
B |
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) |
2 |
6321 |
5221 |
1 |
Autoparkeerterreinen, parkeergarages |
2 |
6322, 6323 |
5222 |
|
Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) |
1 |
633 |
791 |
|
Reisorganisaties |
1 |
634 |
5229 |
|
Expediteurs, cargadoors (kantoren) |
1 |
|
|
|
|
|
64 |
53 |
- |
Post en telecommunicatie |
|
641 |
531, 532 |
|
Post- en koeriersdiensten |
2 |
642 |
61 |
A |
Telecommunicatiebedrijven |
1 |
642 |
61 |
B0 |
zendinstallaties: |
|
642 |
61 |
B2 |
- FM en TV |
1 |
642 |
61 |
B3 |
- GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) |
1 |
|
|
|
|
|
65, 66, 67 |
64, 65, 66 |
- |
Financiële instellingen en verzekeringswezen |
|
65, 66, 67 |
64, 65, 66 |
A |
Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen |
1 |
|
|
|
|
|
70 |
41, 68 |
- |
Verhuur van en handel in onroerend goed |
|
70 |
41, 68 |
A |
Verhuur van en handel in onroerend goed |
1 |
|
|
|
|
|
71 |
77 |
- |
Verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen |
|
711 |
7711 |
|
Personenautoverhuurbedrijven |
2 |
714 |
772 |
|
Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. |
2 |
|
|
|
|
|
72 |
62 |
- |
Computerservice- en informatietechnologie |
|
72 |
62 |
A |
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. |
1 |
72 |
58, 63 |
B |
Datacentra |
2 |
|
|
|
|
|
73 |
72 |
- |
Speur- en ontwikkelingswerk |
|
731 |
721 |
|
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk |
2 |
732 |
722 |
|
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek |
1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
74 |
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 |
- |
Overige zakelijke dienstverlening |
|
74 |
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 |
A |
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren |
1 |
7481.3 |
74203 |
|
Foto- en filmontwikkelcentrales |
2 |
7484.4 |
82992 |
|
Veilingen voor huisraad, kunst e.d. |
1 |
|
|
|
|
|
75 |
84 |
- |
Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen |
|
75 |
84 |
A |
Openbaar bestuur (kantoren e.d.) |
1 |
|
|
|
|
|
80 |
85 |
- |
Onderwijs |
|
801, 802 |
852, 8531 |
|
Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs |
2 |
803, 804 |
8532, 854, 855 |
|
Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs |
2 |
|
|
|
|
|
85 |
86 |
- |
Gezondheids- en welzijnszorg |
|
8511 |
8610 |
|
Ziekenhuizen |
2 |
8512, 8513 |
8621, 8622, 8623 |
|
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven |
1 |
8514, 8515 |
8691, 8692 |
|
Consultatiebureaus |
1 |
853 |
871 |
1 |
Verpleeghuizen |
2 |
853 |
8891 |
2 |
Kinderopvang |
2 |
|
|
|
|
|
90 |
37, 38, 39 |
- |
Milieudienstverlening |
|
9001 |
3700 |
B |
rioolgemalen |
2 |
9002.2 |
382 |
A0 |
Afvalverwerkingsbedrijven: |
|
9002.2 |
382 |
A7 |
- verwerking fotochemisch en galvano-afval |
2 |
|
|
|
|
|
91 |
94 |
- |
Diverse organisaties |
|
9111 |
941, 942 |
|
Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) |
1 |
9131 |
9491 |
|
Kerkgebouwen e.d. |
2 |
9133.1 |
94991 |
A |
Buurt- en clubhuizen |
2 |
|
|
|
|
|
92 |
59 |
- |
Cultuur, sport en recreatie |
|
921, 922 |
591, 592, 601, 602 |
|
Studio's (film, TV, radio, geluid) |
2 |
9213 |
5914 |
|
Bioscopen |
2 |
9232 |
9004 |
|
Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen |
2 |
9234 |
8552 |
|
Muziek- en balletscholen |
2 |
9234.1 |
85521 |
|
Dansscholen |
2 |
|
|
|
|
|
9251, 9252 |
9101, 9102 |
|
Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. |
1 |
9253.1 |
91041 |
|
Kinderboerderijen |
2 |
926 |
931 |
B |
Bowlingcentra |
2 |
926 |
931 |
H |
Golfbanen |
1 |
926 |
931 |
0 |
Schietinrichtingen: |
|
926 |
931 |
11 |
- buitenbanen met voorzieningen: boogbanen |
2 |
926 |
931 |
2 |
- binnenbanen: boogbanen |
1 |
926 |
931 |
F |
Sportscholen, gymnastiekzalen |
2 |
9271 |
9200 |
|
Casino's |
2 |
9272.1 |
92009 |
|
Amusementshallen |
2 |
|
|
|
|
|
93 |
96 |
- |
Overige dienstverlening |
|
9301.2 |
96012 |
|
Chemische wasserijen en ververijen |
2 |
9301.3 |
96013 |
A |
Wasverzendinrichtingen |
2 |
9301.3 |
96013 |
B |
Wasserettes, wassalons |
1 |
|
|
|
|
|
9302 |
9602 |
|
Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten |
1 |
9303 |
9603 |
0 |
Begrafenisondernemingen: |
|
9303 |
9603 |
1 |
- uitvaartcentra |
1 |
9303 |
96031 |
2 |
- begraafplaatsen |
1 |
9304 |
9313, 9604 |
|
Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden |
2 |
9305 |
9609 |
B |
Persoonlijke dienstverlening n.e.g. |
1 |
|
|
|
|
|