Regels

 


 

Inhoudsopgave

 

1.         Inleidende regels  1

Artikel 1               Begrippen  1

Artikel 2               Wijze van meten  4

2.         Bestemmingsregels  5

Artikel 3               Verkeer 5

Artikel 4               Wonen  7

3.         Algemene regels  9

Artikel 5               Anti-dubbeltelregel 9

Artikel 6               Algemene bouwregels  10

Artikel 7               Algemene gebruiksregels  11

Artikel 8               Algemene afwijkingsregels  12

4.         Overgangs- en slotregels  13

Artikel 9               Overgangsrecht 13

Artikel 10             Slotregel 14

 

 

 

 


1.       Inleidende regels

Artikel 1        Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1       bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1681.05BP0008-VG01;

1.2       plan:
het bestemmingsplan "Nieuw Veenlanden I Herziening Diepe Kavels" van de gemeente Borger-Odoorn;

1.3       plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.1681.05BP0008-VG01;

1.4       aan- of uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een onderdeel van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5       aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6       aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7       ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8       bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.9       Besluit omgevingsrecht (Bor):
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143.

1.10     bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;

1.11     bestaand gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.12     bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.

1.13     bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14     bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15     bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een een vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.16     bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17     bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.

1.18     bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen, onderbouw- en kapverdiepingen.

1.19     bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20     bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.

1.21     bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22     bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23     brochure Bedrijven en Milieuzonering:
de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009 van de VNG;

1.24     detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25     een aan een woning gebonden beroep of bedrijf:
het uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op juridisch, medisch, therapeutisch, administratief, kunstzinnig of daaraan verwant gebied, als ondergeschikt onderdeel in een woning, waarbij de woonfunctie centraal staat. Commerciële dienstverlening als bankfilialen, uitzendbureaus, makelaardij en reisbureaus, alsmede detailhandel en horeca worden niet begrepen onder aan een woning gebonden beroep of bedrijf;

1.26     gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27     hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.28     horeca:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, hieronder mede begrepen discotheken en dancings;

1.29     peil:

a.   peil gebouw:
de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
b.   peil ander bouwwerk:
de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;

1.30     seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31     voorgevel:
de naar de weg, voetpad of andere openbare ontsluiting toegekeerde gevel van een gebouw, met dien verstande dat slechts één gevel als zodanig kan worden aangemerkt.

1.32     voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een (bedrijfs)woning alsmede het verlengde daarvan en vanaf de hoeken van de (bedrijfs)woning evenwijdig aan de weg loopt.

1.33     woning:
een complex van ruimten in een gebouw, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één persoon of meerdere personen of een gezin;

1.34     zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.35     zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een (bedrijfs)woning loopt tot aan de erfgrens.

 

 

 

Artikel 2        Wijze van meten

2.1       Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.   de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b.   de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c.   de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d.   de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e.   de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
f.    perceelsgrensafstand:
de afstand van de perceelgrens tot het zijgevelvlak van een gebouw, daaronder niet begrepen bouwonderdelen voorzover deze minder dan 50 cm buiten het zijgevelvlak uitsteken en mits bedoeld onderdeel geen grotere lengte verkrijgt dan eenderde van de lengte van de zijgevel van het hoofdgebouw, gemeten daar waar de afstand het kleinst is.
g.   bebouwde oppervlak van een bouwperceel:
de gezamenlijke oppervlakte van alle gebouwen of bovengrondse bouwonderdelen op een bouwperceel, voorzover aanwezig op 1 meter of hoger boven het peil.

 

2.2       Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, toegangsportalen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1,0 meter bedraagt.

 

 

 

2.       Bestemmingsregels

Artikel 3        Verkeer

Bestemmingsomschrijving

3.1       De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbe-grepen voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
b.   parkeervoorzieningen;
c.   groenvoorzieningen;
d.   openbare nutsvoorzieningen;
e.   water.

 

Bouwregels

3.2       Voor het bouwen van gebouwen geldt dat op de in lid 3.1 bedoelde gronden geen gebouwen mogen worden gebouwd.

 

3.3       Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 8 meter bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van de perceel- en erfafscheiding ten hoogste 2 meter bedraagt.

 

Afbeelding 1: Bebouwings- en ontwikkelingsbepalingen.

 

cat. 1

cat. 3

opmerkingen

minimale kavelbreedte ten opzichte van de woningbreedte(meter)

+8

+8

alle cat.

bij vrijstaande woningen: kavels dienen minimaal 8 meter breder te zijn dan de woningbreedte

+4

+4

alle cat.

bij twee-aaneengebouwde woningen: kavels dienen minimaal 4 meter breder te zijn dan de woningbreedte

oriëntatie

haaks

-

[1]

haaks wil zeggen dat de woningbreedte kleiner is dan de -diepte

afstand voorgevelrooilijn-perceelgrens (meter)

³ 5

£ 7

³ 5

£ 7

[1]

tenzij op de plankaart anders is aangegeven

hoogte (meter)

£ 10,5

£ 10,5

alle cat.

 

goothoogte (meter)

£ 6

£ 6

alle cat.

 

platte daken

ja

ja

alle cat.

maximaal 3 bouwlagen, met dien verstande dat derde bouwlaag minimaal 2,5 meter terugligt

maximale breedte hoofdgebouw

£ 13

£ 13

 

bij twee-aaneengebouwde  woningen mag de gezamenlijke breedte van het hoofdgebouw niet meer dan 13 meter bedragen

afstand tot zijdelingse perceelgrens hoofdgebouw (meter)

³ 4

³ 4

alle cat.

bij twee-aaneengebouwde woningen geldt één minimale afstand van 4 meter tot één zijdelingse perceelsgrens

dakvorm (graden)

³ 30

£ 60

³ 30

£ 60

alle cat.

indien een dakhelling wordt toegepast

nokhoogte bijgebouwen, aan- en uitbouwen met kap(meter)

£ 7

£ 7

alle cat.

kaprichting en dakhelling identiek aan hoofdgebouw

goothoogte bijgebouwen, aan- en uitbouwen met kap(meter)

£ 4

£ 4

hoogte bijgebouwen, aan- en uitbouwen zonder kap(meter)

£ 3

£ 3

 

 

afstand tot zijdelingse respectievelijk achterste perceel­grens bijgebouw (meter)

³ 1

³ 1

 

 

 

Toetsing: De tussen vierkante haakjes aangegeven cijfers hebben betrekking op de categorieën.

cat.1 = diepwoningen ('specifieke bouwaanduiding - categorie 1')

cat.3 = veldwoningen ('specifieke bouwaanduiding - categorie 3')

 

 

 

Artikel 4        Wonen

Bestemmingsomschrijving

4.1       De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   wonen;
b.   tuinen en erven.

 

Bouwregels

4.2       Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - categorie 1' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - categorie 3' zijn de bebouwings- en ontwikkelingsbepalingen uit afbeelding 1 van toepassing en gelden de volgende regels:

a.   woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.   er mogen uitsluitend vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
c.   per bouwperceel mag maximaal één woning worden gebouwd.

 

4.3       Aan- en/of uitbouwen dienen aan de in lid 4.2 genoemde bepalingen zoals die gelden ten aanzien van hoofdgebouwen te voldoen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en/of uitbouwen niet meer mag bedragen dan 25% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, dan wel aan het gestelde in lid 6 (regeling bijgebouwen).

 

4.4       Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden geldt dat de inhoud niet meer bedraagt dan 50 m³.

 

4.5       Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en/of uitbouwen bij hoofdgebouwen gelden voorts de volgende bepalingen:

a.   de bijgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b.   de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan 75 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd;
c.   voor de goot- en bouwhoogte gelden de bebouwings- en ontwikkelingsbepalingen uit afbeelding 1 met dien verstande dat bij bijgebouwen, aan- en uitbouwen met een kap voor de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van het hoofdgebouw in acht wordt genomen.
d.   de aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 5 meter achter de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde ervan van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

 

4.6       Voor het andere bouwwerken, geldt dat de hoogte van de bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 meter, met dien verstande dat de hoogte van de perceel- en erfafscheiding:

a.   voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt;
b.   achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedraagt.

 

Afwijking van de bouwregels

4.7       Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in:

a.   lid 4.1 en lid 4.5, sub b, voor een aan een woning gebonden beroep of bedrijf tot een bebouwde oppervlakte van maximaal 100 m². Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
1.   de woonfunctie van de woning dient in overwegende mate te worden gehandhaafd;
2.   uitsluitend kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven als bedoeld in de brochure Bedrijven en Milieuzonering;
3.   er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan, waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zouden zijn;
4.   detailhandel is uitsluitend aanvaardbaar, voor zover dit in rechtstreekse relatie staat tot het aan de woning gebonden beroep of bedrijf;
5.   het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
b.   lid 4.5, sub b voor een vergroting van de oppervlakte van bijgebouwen, aan- en/of uitbouwen bij hoofdgebouwen tot een maximum oppervlakte van 100 m², indien een medische indicatie dit noodzakelijk maakt;
c.   lid 4.5, sub d voor het oprichten van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen in de naar de weg gekeerde voorgevelrooilijn van een woning, met dien verstande dat deze aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen deel uitmaken van het hoofdvolume van de woning.

 

4.8       Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.7 wordt niet verleend indien dit leidt tot onevenredige aantasting van:

a.   de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
b.   de verkeersveiligheid;
c.   het straat- en bebouwingsbeeld;
d.   natuur en landschap.

 

Specifieke gebruiksregels

4.9       Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.

 

 

 

3.       Algemene regels

Artikel 5        Anti-dubbeltelregel

5.1       Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 6        Algemene bouwregels

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

6.1       De regels van stedenbouwkundige aard van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

a.   richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b.   anti-cumulatiebepaling;
c.   bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
d.   bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e.   ruimte tussen bouwwerken;
f.    erf- en terreinafscheidingen;
g.   bouwen nabij bovengrondse hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
h.   parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

 

 

 

Artikel 7        Algemene gebruiksregels

7.1       Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen.

 

 

 

Artikel 8        Algemene afwijkingsregels

Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen

8.1       Burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de regels in het bestemmingsplan voor:

a.   afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
b.   de in het plan aangegeven bestemmingsgrenzen met ten hoogste 5 meter, voor zover dat bij de definitieve uitmeting noodzakelijk blijkt voor een goede uitvoering van het plan.

 

8.2       Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1 wordt niet verleend indien dit leidt tot onevenredige aantasting van:

a.   de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
b.   de verkeersveiligheid;
c.   het straat- en bebouwingsbeeld;
d.   natuur en landschap.

 

 

 

4.       Overgangs- en slotregels

Artikel 9        Overgangsrecht

Overgangsrecht bouwwerken

9.1       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

9.2       Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 9.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

9.3       Lid 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Overgangsrecht gebruik

9.4       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.5       Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.6       Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.4, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.7       Lid 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat bestemmingsplan.

 

 

 

Artikel 10     Slotregel

10.1     Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan Nieuw Veenlanden I Herziening Diepe Kavels