Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In de regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan herstructurering Hunzedal fase 2 van de gemeente Borger-Odoorn;
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1681.01BP0003-VG01 met de bijbehorende regels;
c. aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
d. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
e. aanduidingsgrens:
de grens van de aanduiding, indien het een vlak betreft;
f. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen
zijnde;
g. bestaande:
1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;
2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 Wro;
h. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
i. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
j. bijgebouw:
een vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
k. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
l. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
m. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
n. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
o. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwde zijnde, zijn toegestaan;
p. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
q. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
r. een aan een woning gebonden beroep of bedrijf:
het uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op juridisch, medisch, therapeutisch, administratief, kunstzinnig of daaraan verwant gebied, als ondergeschikt onderdeel in een woning, waarbij de woonfunctie centraal staat. Commerciële dienstverlening als bankfilialen, uitzendbureaus, makelaardij en reisbureaus, alsmede detailhandel en horeca worden niet begrepen onder een aan een woning gebonden beroep of bedrijf;
s. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
t. hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in bouwkundig opzicht door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
u. peil:
1. peil gebouw:
de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
2. peil ander bouwwerk:
de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
v. seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
w. voorgevel:
de naar de weg, voetpad of andere openbare ontsluiting toegekeerde gevel van een gebouw, met dien verstande dat slechts één gevel als zodanig kan worden aangemerkt;
x. woning:
een complex van ruimten in een gebouw, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één persoon of meerdere personen of een gezin.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
a. dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, toegangsportalen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1,5 m bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. speelplaatsen;
c. voetpaden;
d. water;
e. openbare nutsvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
g. openbare wasplaatsen voor auto’s.
3.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
- voor deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de hoogte van de bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m, met dien verstande dat de hoogte van de perceel- en erfafscheiding ten hoogste 2 m bedraagt.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen voet- en fietspaden en dergelijke;
b. parkeervoorzieningen;
c. autowasplaatsen;
d. speelplaatsen;
e. groenvoorzieningen;
f. openbare nutsvoorzieningen;
g. water.
Het aantal rijstroken bedraagt ten hoogste twee.
4.2 Bouwregels
a. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de hoogte van de bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m, met dien verstande dat de hoogte van de perceel- en erfafscheiding ten hoogste 2 m bedraagt.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. een buurtvoorziening, in de vorm van een ontmoetings- en vergaderruimte;
c. openbare nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. de woningen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
2. ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dient een gevel van de woning in of ten hoogste 3 m achter deze gevellijn te worden geplaatst;
3. binnen de bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding:
- ‘twee aaneen’ worden de woningen tot ten hoogste twee aaneen gebouwd;
- ‘aaneengebouwd’ worden de woningen tot ten hoogste vier aaneen gebouwd;
4. de maximale bouwdiepte van de woningen bedraagt 12 m;
5. de goot- en bouwhoogte van de woningen bedragen niet meer dan respectievelijk 6 m en 9 m, dan wel de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’;
6. de dakhelling van de woningen bedraagt ten minste 35°;
7. de afstand van de zijgevels van de woningen, niet zijnde de aangebouwde zijgevels of geschakelde zijden van de woningen, tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m;
8. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen. Kan hieraan niet worden voldaan, dan dient de oppervlaktemaat voor bijgebouwen ook van toepassing te zijn op aan- en uitbouwen;
9. de oppervlakte van een buurtvoorziening bedraagt maximaal 200 m².
b. Aan- en/of uitbouwen dienen of aan de onder a genoemde regels zoals die gelden ten aanzien van hoofdgebouwen te voldoen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en/of uitbouwen niet meer mag bedragen dan 25% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, dan wel aan het gestelde onder c (regeling bijgebouwen).
c. Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en/of uitbouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. de bijgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen die niet voldoen aan de situeringseisen van de hoofdgebouwen, bedraagt niet meer dan 60 m;
3. de afstand tot de zijdelingse grens van een bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen, tenzij op de grens van het bouwperceel wordt gebouwd;
4. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van het hoofdgebouw in acht wordt genomen;
5. de aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde ervan te worden gebouwd.
d. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen geldt dat de inhoud niet meer bedraagt dan 50 m³.
e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 8 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van de perceel- en erfafscheiding ten hoogste 2 m bedraagt.
5.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a. lid 1 en lid 2, sub c, onder 2:
voor een aan een woning gebonden beroep of bedrijf tot een bebouwde oppervlakte van maximaal 75 m². Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
1. de woonfunctie van de woning dient in overwegende mate te worden gehandhaafd;
2. er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan, waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zouden zijn;
3. detailhandel is uitsluitend aanvaardbaar, voorzover dit in rechtstreekse relatie staat tot het aan de woning gebonden beroep of bedrijf;
4. het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
b. lid 2, sub c, onder 2:
voor een vergroting van de oppervlakte van bijgebouwen, aan- en/of uitbouwen bij hoofdgebouwen tot een maximum oppervlakte van 75 m², indien een medische indicatie dit noodzakelijk maakt.
5.4 Toetsingscriterium
De ontheffing mag niet worden verleend indien onevenredige
aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gebouwen;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- natuur en landschap.
5.5 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen
van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaatsing van de woningen onderling en
de situering van de voorgevel van de woning ten opzichte van de
bouwgrens.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. de in het plan gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
b. het bepaalde in het plan en toestaan dat:
- een geringe verschuiving van de in het plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en indelingslijnen met ten hoogste 5 m wordt aangebracht;
- openbare nutsvoorzieningen en openbare nutsgebouwtjes worden aangelegd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 10 m³ bedraagt;
- (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten en bergbezinkbassins worden aangelegd.
De ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- de verkeersveiligheid;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- natuur en landschap.
Artikel 8 Overige regels
Het bestemmingsplan verzit zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, als bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan
Artikel 10 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: ‘Regels behorende bij het bestemmingsplan herstructurering Hunzedal fase 2’.
Vastgesteld ter openbare vergadering van de raad d.d.
, voorzitter
, griffier
