direct naar inhoud van Artikel 8 Bedrijventerrein
Plan: Gasselternijveen dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1680.GNV-VB01

Artikel 8 Bedrijventerrein

 

8. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de catego­rieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’;

2.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de catego­rieën 1, 2 en 3.1, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’;

3.    een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder LPG, ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt van motorbrand­stoffen zonder lpg’;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, ri­sicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

4.    bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswo­ning’;

b.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een be­drijfswoning;

c.    de bescherming van de belevingswaarde en het functioneren van de molen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwa­ringszone - molenbiotoop’;

met daaraan ondergeschikt:

d.    nutsvoorzieningen;

e.    groenvoorzieningen;

f.     paden;

g.    water;

met de daarbijbehorende:

h.    parkeervoorzieningen;

i.      tuinen, erven en terreinen;

j.      bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

8. 2.       Bouwregels

8. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 8.1. sub a genoemde ge­bou­wen gelden de volgende regels:

a.    een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen op hetzelfde bouwperceel zal ten minste 3,00 m bedragen;

c.    gebouwen zullen ten minste 5,00 m vanaf de zijdelingse per­ceelgrens worden gebouwd;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ zullen de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen.


8. 2. 2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de vol­gende regels:

a.    per gebied dat is voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;

b.    de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 5,50 m bedragen;

c.    de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9,00 m bedragen.

8. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.    de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.    de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel op de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijge­bouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;

d.    de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijge­bouw of een aan de bedrijfswoning gebouwde overkap­ping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning plus 0,25 m, met dien ver­stande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aan­gebouwd bijgebouw of een aan de bedrijfswoning ge­bouwde overkapping ten hoogste 4,00 m zal bedragen;

e.    de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een niet aan de bedrijfswoning gebouwde overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

f.     de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten minste 30° bedragen, tenzij een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping wordt voorzien van een plat dak.

8. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoog­ste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg ge­keerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkap­pingen zijnde, zal ten hoogste 15,00 m bedra­gen.


8. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere ei­sen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

8. 4.       Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de ge­bruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

 

a.    het bepaalde in lid 8.2.1. sub a. in die zin dat gebouwen ge­deeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

1.    er sprake is van een incidentele uitbreiding;

2.    uitsluitend ondergeschikte gebouwen geheel buiten het bouwvlak worden gebouwd;

3.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet ho­ger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrens­waarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.    het bepaalde in lid 8.2.1. sub c. in die zin dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot 3,00 m;

c.    het bepaalde in lid 8.2.1. sub d. in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, met dien verstande dat deze afwijking uitsluitend wordt toegepast indien dit uit landschappelijke overwegingen acceptabel is;

d.    het bepaalde in lid 8.2.1. sub d. in die zin dat de bouw­hoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, met dien verstande dat deze afwijking uitsluitend wordt toegepast indien dit uit landschappelijke overwegingen acceptabel is;

e.    het bepaalde in lid 8.2.2. sub a. in die zin dat op gronden die ter plaatse niet zijn aangeduid als ‘bedrijfswoning’, een bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:

1.    de noodzaak tot een bedrijfswoning door een bedrijfsplan wordt aangetoond;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet ho­ger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrens­waarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

f.     het bepaalde in lid 8.2.3. sub e. in die zin dat de goot­hoogte van een vrijstaand bijgebouw of een niet aan de be­drijfswo­ning gebouwde overkapping wordt verhoogd tot ten hoogste 4,50 m;

g.    het bepaalde in lid 8.2.3. sub f. in die zin dat de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping wordt verlaagd of verhoogd;

h.    het bepaald in lid 8.2.4. sub b. in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m.

8. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse aange­duid als ‘bedrijf tot en met categorie 2’ ten behoeve van be­drijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de milieucate­gorieën 1 en 2;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse aange­duid als ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ ten behoeve van be­drijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de milieucate­gorieën 1, 2 en 3.1;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor buitenopslag van materiaal ten behoeve van de uitoefening van een be­drijfsmatige activiteit;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefe­ning van detailhandel, tenzij het betreft productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genot­middelen.

8. 6.       Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmoge­lijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

 

a.    het bepaalde in lid 8.5. sub a in die zin dat, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met be­drijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:

1.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de be­drijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;

2.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle in­richtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

b.    het bepaalde in lid 8.5. sub b in die zin dat, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ tevens bedrij­ven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de om­geving gelijk te stellen zijn met be­drijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, mits:


1.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de be­drijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;

2.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle in­richtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.