Regels

behorende bij het bestemmingsplan ‘Bebouwde kom Poortambacht’ in de gemeente Schouwen-Duiveland

 

 

Hoofdstuk 1

Inleidende regels

Artikel 1

Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.        plan: het bestemmingsplan ‘Bebouwde kom Poortambacht’ van de gemeente Schouwen-Duiveland;

 

2.        bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1676.00015BpAwk-vast met de bijbehorende regels;

 

3.        kaart: de geometrische planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1676.00015BpAwk-vast;

 

4.        aan- of uitbouw: een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning;

 

5.        aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

6.        aanduidingsgrens: een grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

7.        aanduidingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

 

8.        aaneengebouwd: blokken van meer dan twee aaneengebouwde woningen;

 

9.        achtergevel van een hoofdgebouw: het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;

 

10.    afgewerkt bouwterrein: de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond;

 

11.    afhaalrestaurant: een horecabedrijf dat zich richt op het verstrekken van maaltijden voor directe consumptie ter plaatse met al dan niet het daarnaast afzonderlijk verstrekken van dranken of kleine etenswaren voor directe consumptie ter plaatse. Tevens bestaat hierbij de mogelijkheid dat consumpties ter plaatse afgehaald worden en niet ter plaatse geconsumeerd worden;

 

12.    archeologische waarde: de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

 

13.    archeologisch deskundige: de provinciaal archeoloog van Zeeland, de rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau;

 

14.    archeologisch onderzoek: onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

 

15.    archeologische waarde: de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

 

16.    Awb: de Algemene wet bestuursrecht zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

17.    bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

18.    bebouwingsgrens: een op de kaart aangegeven lijn, die niet door gebouwen mag worden overschreden, tenzij in deze regels anders is bepaald;

 

19.    bebouwingspercentage: een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

20.    bed & breakfast: een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten;

 

21.    bedrijfsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid in tegenstelling tot een aan-huis-gebonden-beroep gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt;

 

22.    bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts bestemd is voor bewoning door het huishouden (van een persoon), wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein;

 

23.    beroepsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

24.    bestaand: ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

25.    bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

 

26.    bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

27.    Bevi: het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

28.    bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

29.    bouwaanduidingsvlak: een geometrisch bepaald vlak, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het bebouwing van deze gronden;

 

30.    Bouwbesluit: het Bouwbesluit zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

31.    bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

32.    bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

33.    bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

 

34.    bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

35.    bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;

 

36.    bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

37.    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

38.    cafetaria/snackbar: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken voor consumptie elders dan ter plaatse en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse;

 

39.    dagrecreatie: activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

 

40.    detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

41.    dienstverlening: het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes, autorijschool en videotheek;

 

42.    erf: al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;

 

43.    erfgrens: de grens van het erf;

 

44.    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

 

45.    evenementen: gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur;

 

46.    gastenverblijf: een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

 

47.    gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

48.    geschakeld: woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen met elkaar zijn verbonden;

 

49.    gestapeld: een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is;

 

50.    gevellijn: denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn die strak loopt langs de gevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

 

51.    grondgebonden agrarische bedrijven:

-         akkerbouw, fruitteelt-, en overig tuinbouwbedrijf waaronder bloem- en boomkwekerij: een bedrijf dat zich toelegt op het telen of veredelen van gewassen in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal en in tijdelijke  kweektunnels daarbij begrepen);

-         veeteeltbedrijf: een bedrijf dat zich toelegt op het houden van melkvee en/of overig vee waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is;

 

52.    hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

53.    horecabedrijf: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

 

54.    Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer: het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

55.    kampeerhuisje: een eenvoudig gebouw met een beperkte inhoud en oppervlakte bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben, zoals:

-         trekkershut: een kampeerhuisje bestaande uit één ruimte;

-         trekkershut-plus: een kampeerhuisje bestaande uit één ruimte, zonder verdieping;

-         kampeerlodge: een kampeerhuisje met verdieping;

-         Kampeerchalet: een kampeerhuisje zonder verdieping;

-         samengestelde stacaravan: twee of meerdere aan elkaar gekoppelde stacaravans die in zijn geheel niet (over de weg) kunnen worden vervoerd.

 

56.    kampeermiddel: tent, tentwagen, tenthuisje, kampeerauto of (sta)caravan, al dan niet een bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Woningwet geen bouwvergunning vereist is, één en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

 

57.    kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

 

58.    kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied;

 

59.    landschapsdeskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake aanwezige landschapswaarden;

 

60.    maatschappelijk: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en hieraan gelieerde kantoren, zorgwoonvormen ten behoeve van sociaal-medische voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandels- en/of horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van deze maatschappelijke voorzieningen;

 

61.    mantelzorg: alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden;

 

62.    mestbassins: werken, niet zijnde bouwwerken, ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestzakken en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag;

 

63.    milieudeskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;

 

64.    nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;

 

65.    ondergronds bouwen: bouwen van bouwwerken onder het afgewerkte bouwterrein;

 

66.    ondersteunende horeca: gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van kleine eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder;

 

67.    onoverdekt zwembad: een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient als zwemvoorziening voor de bewoner van de woning op het betreffende perceel en zijn gasten;

 

68.    overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

 

69.    passend in straat- en bebouwingsbeeld:

a.      een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

b.      een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

c.      een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

d.      de cultuurhistorische samenhang van de omgeving;

 

70.    patiowoning: woning waarbij de binnenplaats (patio) aan minimaal 3 zijden is omsloten door wanden;

 

71.    peil:

a.      de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5,00 m bedraagt;

b.      bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;

c.      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

 

72.    pension: een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;

 

73.    perceelsgrens: de grens van een perceel;

 

74.    permanente bewoning: bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

 

75.    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

76.    recreatief nachtverblijf: recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

 

77.    restaurant: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

 

78.    seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aarde kunnen worden weergegeven;

 

79.    seksbioscoop/-theater: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische filmvoorstellingen en/of pornografische aard worden gegeven;

 

80.    seksinrichting: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

81.    Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;

 

82.    Staat van Horeca-activiteiten; de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt;

 

83.    stacaravan: een kampeermiddel uit één niet-samengesteld geheel, die in zijn geheel (over de weg) vervoerd kan worden met een maximale oppervlakte van 55 , één bouwlaag en maximaal 3.50 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;

 

84.    standplaats: het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen of een kampeerhuisje, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:

a.      permanente standplaats: een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel en twee bijzettentjes van maximaal 6,00 , dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

b.      niet-permanente standplaats: een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, gedurende de zomer- en/of winterperiode ten behoeve van recreatief nachtverblijf, nader te onderscheiden in:

-         één kampeermiddel met maximaal twee bijzettentjes van maximaal 6,00 , of;

-         maximaal drie tentjes van maximaal 6,00 .

 

85.    stedenbouwkundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw;

 

86.    straatprostitutie: het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

87.    teeltondersteunende voorzieningen: ondersteunende voorzieningen ten behoeve van het telen van vollegrondsgroente, fruit, planten, bloemen en bomen waaronder bodembedekkende afdekfolies en andere afdekmaterialen, (tijdelijke) plastic tunnels, regenkappen;

 

88.    twee-aaneen: blokken van twee aaneen gebouwde woningen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden;

 

89.    verblijfsdoeleinden: gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;

 

90.    verkoopvloeroppervlak: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

 

91.    voorgevellijn: denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

 

92.    voorgevel van een hoofdgebouw: het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;

 

93.    vrijstaand: een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

 

94.    Wed: de Wet op de economische delicten, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

95.    weg: voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten;

 

96.    weidegang: het bieden van gelegenheid voor dieren om buiten te lopen, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte voor de dieren buiten wordt verzameld en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid;

 

97.    Wgh: de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

98.    winterkamperen: het gebruik van niet-permanente kampeermiddelen in de openlucht voor toeristisch recreatief nachtverblijf in de periode van 16 november tot 1 maart;

 

99.    winterseizoen/winterperiode: de jaarlijkse periode van 16 november tot 1 maart van enig jaar;

 

100.     woning: een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

101.     Ww: de Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

102.     Wro: de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                  

 

103.     zijerf: gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens;

 

104.     zijgevel: een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

 

105.     zijgevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen;

 

106.     zomerseizoen/zomerperiode: de jaarlijkse periode van 1 maart tot en met 15 november van enig jaar;

 

107.     zorgcomponent: collectieve voorzieningen ten dienste van een woongebouw gericht op de verzorging, op medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen gebied, van de bewoners van het hoofdgebouw, dat door de beperkte omvang in een onderdeel van dat woongebouw kan worden uitgeoefend.

 

 

Artikel 2

Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1.      afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn; overstekken tot 0,40 meter worden hierbij niet meegerekend;

 

2.      de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;

 

3.      de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijkt te stellen bouwonderdelen;

 

4.      de breedte en diepte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

 

5.      de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

6.      de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

7.      de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

8.      de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 

 

9.      het bebouwde oppervlak van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

 

10.  het bewoonbaar oppervlak: binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder afstrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

 

 

Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels

Artikel 3

Agrarisch

3.1         Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1     De op de kaart voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven en aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en voorzieningen;

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: een bedrijfswoning;

c.      ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’: opslag van goederen, met uitzondering van vuurwerk en andere voor de omgeving gevaarlijke stoffen, voor zover deze voorkomen in de bij deze regels behorende lijst van gevaarlijke stoffen;

d.      ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van recreatie – minicamping-1’ en ‘specifieke vorm van recreatie – minicamping-2’: tevens een kampeerterrein met maximaal 15 niet-permanente standplaatsen alsmede dagrecreatieve voorzieningen;

e.      bufferzone ten opzichte van het aangrenzende woongebied;

f.       erftoegangswegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

3.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van mestbassins, welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de doeleinden.

3.2         Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels:

a.      de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

b.      de afstand van gebouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen zal minimaal 10,00 meter bedragen;

c.      de goothoogte van een gebouw mag maximaal de op de kaart aangegeven maat bedragen;

d.      de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 10,00 meter bedragen, tenzij op de kaart anders is aangegeven;

e.      één bedrijfswoning per bedrijf is toegestaan;

f.       het vloeroppervlak van een bedrijfswoning mag maximaal 250 bedragen, de inhoud van een bedrijfswoning, met inbegrip van de inhoud van aangebouwde bijgebouwen mag maximaal 750 bedragen en de goot- respectievelijk bouwhoogte mag maximaal 6,00 meter respectievelijk maximaal 10,00 meter bedragen;

g.      bij een bedrijfswoning mogen maximaal twee aan- en bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 40 , een maximale goothoogte van 3,30 meter en een maximale bouwhoogte van 7,00 meter;

h.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat tuin- of erfafscheidingen voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter bedragen;

i.        bij bedrijfswoningen mogen onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:

1.      het zwembad minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn van de woning is gelegen;

2.      de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 ;

3.      de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1,00 meter bedraagt;

4.      de betreffende grond op basis van het bestemmingsplan ten dienste staat van de woning;

j.        in afwijking van het onder lid 3.2, sub h bepaalde mag de totale hoogte van vlaggenmasten maximaal 10,00 meter bedragen;

k.      in afwijking van het onder lid 3.2, sub h bepaalde mag de bouwhoogte van overkappingen maximaal 3,00 meter bedragen;

l.        bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55º bedragen;

m.    ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van recreatie – minicamping-1’ en ‘specifieke vorm van recreatie – minicamping-2’ is één sanitairgebouw toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,50 meter en een maximaal oppervlak van 55 .

3.3         Nadere eisen

3.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.3.2     Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

3.4         Ontheffing van de bouwregels

3.4.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in.

 

a.      lid 3.2, sub a om individuele sanitairgebouwen te kunnen toestaan buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

1.      op elk niet-permanente standplaats één sanitairgebouw mag worden geplaatst met een oppervlakte van maximaal 6,00 en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;

2.      meerdere gebouwen mogen worden geclusterd op het snijpunt van meerdere niet-permanente standplaatsen;

3.      een sanitairgebouw een eenvoudig bouwwerk is en valt onder de categorie lichte bouwvergunningen;

4.      een sanitairgebouw landschappelijk op een adequate wijze ingepast dient te worden.

 

b.      lid 3.2, sub h tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen en mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

3.4.2     De in lid 3.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

a.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

 

3.4.3     Procedureregel

a.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 3.4.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;

 

b.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 3.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

3.5         Specifieke gebruiksregels

3.5.1     Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – minicamping-1’ is het gebruik van de gronden voor het houden van een openlucht rommelmarkt toegestaan.

 

3.5.2     Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:

a.      het aanleggen van een mestbassin (mestzak of foliebassin) of een waterbassin;

b.      het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en specie, behoudens het deponeren van baggerspecie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen;

c.      het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen onder hoge druk bij opgaande beplanting in de op de kaart aangeduide ‘Zone Wet milieubeheer 1’;

d.      het gebruik van gronden voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen in de op de kaart aangeduide ‘Zone Wet milieubeheer 2’;

e.      het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-,  stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen;

f.       het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als winterstalling voor kampeermiddelen;

g.      het permanent bewonen of laten bewonen van kampeermiddelen;

h.      het uitoefenen van verblijfsrecreatie zonder het hebben van een centrale bedrijfsmatige exploitatie;

i.        het uitponden van standplaatsen aan derden;

j.        het buiten het zomerseizoen gebruik maken van standplaatsen.

3.6         Ontheffing van de gebruiksregels

3.6.1     Ontheffingsregel sanitair en/of recreatieruimte op een minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, sub d voor het bouwen van sanitaire voorzieningen en/of een recreatieruimte ten behoeve van een minicamping buiten een bouwvlak of bouwstede, met de aanduiding 'minicamping' met in achtneming van het volgende:

 

a.      de bouwhoogte van het sanitairgebouw en/of recreatieruimte bedraagt ten hoogste 3,50 meter;

 

b.      het oppervlak van het sanitairgebouw en/of recreatieruimte bedraagt ten hoogste 100 ;

 

c.      voor privé-sanitair geldt:

1.      per standplaats is één gebouw toegestaan;

2.      de oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 6,00 per standplaats;

3.      een bouwhoogte van ten hoogste 3,50 meter;

 

d.      ontheffing wordt niet verleend:

1.      binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;

2.      binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;

 

e.      voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 5,00 meter; indien op de minicamping privé-sanitair wordt gerealiseerd geldt een breedte van ten minste 10,00 meter;

 

f.       ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

 

3.6.2     Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 3.6.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

3.7         Aanlegvergunning

3.7.1     Het is verboden gronden, voor zover deze zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van de gronden met de bestemming ‘Wonen’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), te beplanten met houtgewassen ten behoeve van een boomgaard ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan niet reeds met houtgewassen waren beplant.

 

3.7.2     Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

 

a.   normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

 

b.   reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

 

c.   reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

3.7.3     De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

3.7.4     Procedureregel

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de milieudeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies.        

3.8         Wijzigingsbevoegheid

3.8.1     Wijziging uitbreiding bestaande minicamping

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen voor het uitbreiden van het aantal in lid 3.1.1, sub d genoemde standplaatsen op een minicamping, met in achtneming van het volgende:

 

a.      het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;

 

b.      de uitbreiding behelst uitsluitend niet-permanente standplaatsen, aansluitend aan de bestaande mini-camping;

 

c.      voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 5,00 meter;

 

d.      buiten het bouwvlak is een terrein van ten minste 1 ha ten behoeve van de minicamping in eigendom;

 

e.      voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de minicamping op het eigen terrein, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;

 

f.       de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter; indien de afstand van de minicamping tot de meest nabij gelegen woning van derden reeds minder dan 50 meter bedraagt, mag deze afstand door toepassen van de ontheffing niet verkleinen;

 

g.      wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;

 

h.      wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de aanwezige landschapskwaliteiten;

 

i.        alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;

 

j.        het plan wordt slechts gewijzigd als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;

 

k.      het plan wordt slechts gewijzigd indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;

 

l.        het plan wordt niet gewijzigd indien dit strijdigheid oplevert wegens de gebiedsaanduiding ‘geluidzone – industrie’.

 

3.8.2     Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 3.8.1 gelden de algemene procedureregels zoals opgenomen in artikel 24, lid 1 van deze regels.

 

 

Artikel 4

Bedrijf

4.1         Bestemmingsomschrijving

 

4.1.1     De op de kaart voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      de uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover die voorkomen in categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

b.      en tevens voor:

1.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – detailhandel in auto’s’: een garagebedrijf;

2.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - autowasbox’: autowasboxen;

3.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf’: een elektrotechnisch installatiebedrijf;

4.      ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: een bedrijfswoning;

5.      ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’: een nutsvoorziening;

 

c.      verhardingen, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen energievoorzieningen.

 

4.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2         Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels:

 

a.      de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met in achtneming van het op de kaart opgenomen bebouwingspercentage daar waar een dergelijk percentage is opgenomen op de kaart;

 

b.      de afstand tussen vrijstaande gebouwen zal minimaal 5,00 meter bedragen;

 

c.      de goothoogte mag maximaal de op de kaart aangegeven maat bedragen;

 

d.      de bouwhoogte mag maximaal 10,00 meter bedragen, tenzij op de kaart anders staat aangeduid;

 

e.      bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen;

 

f.       één bedrijfswoning per bedrijf is toegestaan;

g.      bedrijfswoningen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven;

h.      het vloeroppervlak van een bedrijfswoning mag maximaal 250 bedragen, de inhoud van een bedrijfswoning, met inbegrip van de inhoud van aangebouwde bijgebouwen, maximaal 750 en de goot- respectievelijk bouwhoogte mag maximaal 6,00 meter respectievelijk maximaal 10,00 meter bedragen;

i.        bij een bedrijfswoning mogen maximaal twee aan- en bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 40 , een goothoogte van 3,30 meter en een bouwhoogte van 6,00 meter;

j.        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen;

k.      bij bedrijfswoningen mogen onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:

1.      het zwembad minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn van de woning is gelegen;

2.      de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 ;

3.      de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1,00 meter bedraagt;

4.      de betreffende grond op basis van het bestemmingsplan ten dienste staat van de woning.

l.        in afwijking van het onder lid 4.2, sub j bepaalde mag de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3,00 meter bedragen;

m.    in afwijking van het onder lid 4.2, sub j bepaalde mag de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn maximaal 1,00 meter bedragen.

4.3         Nadere eisen

4.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.3.2     Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

4.4         Ontheffing van de bouwregels

4.4.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 4.2, sub c en sub d tot een overschrijding met maximaal 1,00 meter;

 

b.      lid 4.2, sub e tot een steilere dakhelling;

 

c.      lid 4.2, sub j tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen;

 

d.      lid 4.2, sub m tot een totale hoogte van maximaal 2,00 meter.

 

4.4.2     De in lid 4.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

a.  dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

4.4.3     Procedureregels

a.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.4.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;

 

b.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

4.5         Specifieke gebruiksregel

4.5.1     Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:

 

a.      detailhandelsbedrijven, met uitzondering van het uitoefenen van detailhandel bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;

 

b.      zelfstandige kantoren, met uitzondering van het uitoefenen van kantoren ten dienste van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

4.6         Ontheffing van de gebruiksregels

4.6.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 4.1.1 voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 4.1.1 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;

 

b.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.6.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het verlenen van ontheffing is voldaan;

 

c.      bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.6.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

4.7         Wijzigingsbevoegdheid

4.7.1     Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin, dat bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegevoegd dan wel worden verwijderd indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

 

4.7.2     Procedureregels

a.      Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 4.7.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan;

 

b.      Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 4.7.1 gelden de algemene procedureregels zoals opgenomen in artikel 24, lid 1 van deze regels.

 

 

Artikel 5

Cultuur en Ontspanning

5.1         Bestemmingsomschrijving

5.1.1     De voor ‘Cultuur en Ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      voorzieningen, gericht op het ontspannen en vermaken van mensen;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘kinderboerderij’: uitsluitend een kinderboerderij;

 

c.      ondergeschikte detailhandels- en/of horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van deze voorzieningen;

 

d.      verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

5.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2         Bouwregels           

Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels:

 

a.      de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van het op de kaart opgenomen bebouwingspercentage daar waar een dergelijk percentage is opgenomen op de kaart;

 

b.      de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

c.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:

1.      antennes:                                                  5,00 meter;

2.      speeltoestellen:                                           4,00 meter;

3.      openbare nutsvoorzieningen:                         3,50 meter;

4.      lichtmasten en overige masten:                      8,00 meter;

5.      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:    2,00 meter.

 

5.3         Ontheffing van de bouwregels

5.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2, sub c tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen.

 

5.3.2     De in lid 5.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits:

a.      dit past in het straat- en bebouwingsbeeld én;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast.

 

5.3.3     Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 5.3.1 gelden de algemene procedureregels zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

 

 

Artikel 6

Detailhandel

6.1         Bestemmingsomschrijving

6.1.1     De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      detailhandelsbedrijven;

 

b.      ondersteunende horeca, waarbij de oppervlakte van ondersteunende horeca-activiteiten niet meer mag bedragen dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak met een maximum van 50 ;

 

c.      wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

                            

6.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2         Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels:

 

a.      de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de breedte van een gebouw zal minimaal 5,00 meter bedragen;

 

c.      de goothoogte mag maximaal de op de kaart aangegeven maat bedragen;

 

d.      de bouwhoogte mag maximaal 10,00 meter bedragen, tenzij op de kaart anders staat aangeduid;

 

e.      bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen;

f.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen;

g.      in afwijking van het onder lid 6.2, sub f bepaalde mag de bouwhoogte van overkappingen maximaal 3,00 meter bedragen;

h.      in afwijking van het onder lid 6.2, sub f bepaalde mag de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn maximaal 1,00 meter bedragen.

6.3         Nadere eisen

6.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.3.2     Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

6.4         Ontheffing van de bouwregels

6.4.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 6.2, sub c en sub d tot een overschrijding met maximaal 1,00 meter;

 

b.      lid 6.2, sub e tot een steilere dakhelling;

 

c.      lid 6.2, sub f tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen;

 

d.      lid 6.2, sub h tot een totale hoogte van maximaal 2,00 meter.

 

6.4.2     De in lid 6.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

a.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

6.4.3     Procedureregels

a.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.4.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;

 

b.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

6.5         Wijzigingsbevoegdheid

6.5.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro, de op de kaart aangegeven bouwvlakken te vergroten, met dien verstande dat:

1.      het bouwvlak maximaal met 20% mag worden vergroot;

2.      de vergroting van het aanduidingsvlak niet mag plaatsvinden vóór de op de kaart aangegeven gevellijn;

3.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

4.      er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving en op de locatie aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden.

 

6.5.2     Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 6.5.1 gelden de algemene procedure regels zoals opgenomen in artikel 24, lid 1 van deze regels.

 

 

Artikel 7

Groen

7.1         Bestemmingsomschrijving

7.1.1     De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers, bruggen, paden, verhardingen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen en andere tot de bestemming behorende groen- en recreatieve voorzieningen;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’: tevens een evenemententerrein;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’: tevens parkeerterrein.

                                     

7.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2         Bouwregels

           De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 ;

 

b.      de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

 

c.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:

1.      antennes:                                                  5,00 meter;

2.      speeltoestellen:                                           3,00 meter;

3.      openbare nutsvoorzieningen:                         3,50 meter;

4.      lichtmasten en overige masten:                      8,00 meter;

5.      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:    2,00 meter.

7.3         Ontheffing van de bouwregels

7.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2, sub c tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen.

 

7.3.2     De in lid 7.3.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits:

a.      dit past in het straat- en bebouwingsbeeld én;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast.

 

7.3.3     Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 7.3.1 gelden de algemene procedureregels zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

7.4         Specifieke gebruiksregels

a.      ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ is het plaatsvinden van evenementen en activiteiten zoals kermissen, festivals, beurzen, rommel/snuffelmarkten, braderieën, sportactiviteiten, voor zover deze (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duren dan 10 dagen per evenement of activiteit, toegestaan.

 

 

Artikel 8

Horeca

8.1         Bestemmingsomschrijving

8.1.1     De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1a van de bij dit artikel behorende Staat van Horeca-activiteiten;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – cafetaria’: een snackbar;

 

c.      wegen, parkeervoorzieningen, terrassen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

                            

8.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      hoofdgebouwen;

 

b.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

c.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2         Bouwregels

           Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels:

 

8.2.1     Hoofdgebouwen

De hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van het op de kaart aangegeven bouwvlak met de aanduiding ‘vrijstaand’;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

c.      de breedte van een hoofdgebouw zal minimaal 5,00 meter bedragen;

 

d.      de goothoogte mag maximaal de op de kaart aangegeven maat bedragen;

 

e.      de bouwhoogte mag maximaal 10,00 meter bedragen, tenzij op de kaart anders staat aangeduid;

 

f.       bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen.

 

8.2.2     Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij ieder hoofdgebouw mogen binnen het bouwvlak aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf, overkappingen meegerekend, mag maximaal 50% bedragen;

 

b.      de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte maximaal 6,00 meter bedragen;

 

c.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn worden gebouwd.

 

8.2.3     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat het bouwen van een overkapping niet tot gevolg mag hebben dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;

 

b.      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;

 

c.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen;

 

d.      in afwijking van het onder lid 8.2.3, sub c bepaalde bedraagt de maximale bouwhoogte voor:

1.      overkapping:                                                                 3,00 meter;

2.      horecaterrasscherm:                                                       1,50 meter;

3.      tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn:   1,00 meter.

8.3         Nadere eisen

8.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.3.2     Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

8.4         Ontheffing van de bouwregels

8.4.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 8.2.1, sub d en sub e tot een overschrijding met maximaal 1,00 meter;

 

b.      lid 8.2.1, sub f tot een steilere dakhelling;

 

c.      lid 8.2.3, sub c tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen;

 

d.      lid 8.2.3, sub d2 en d3 tot een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter.

 

8.4.2     De in lid 8.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

a.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

8.4.3     Procedureregels

a.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 8.4.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;

 

b.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 8.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

8.5         Wijzigingsbevoegdheid

8.5.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro het plan te wijzigen met inachtneming van de volgende regel:

 

a.      de categorie-indeling van de bij dit artikel behorende Staat van Horeca-activiteiten mag worden gewijzigd, indien en voor zover wijziging van de belasting van de daarin opgenomen typen van bedrijven op het milieu daartoe aanleiding geeft dan wel het Inrichtingen- en vergunningenbesluit van de Wet milieubeheer met betrekking tot geluidsproducerende inrichtingen wordt gewijzigd;

 

8.5.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wro, het op de kaart aangegeven bouwvlak te vergroten, met dien verstande dat:

1.      het bouwvlak maximaal met 20% mag worden vergroot;

2.      de vergroting van het bouwvlak niet mag plaatsvinden vóór de op de kaart aangegeven gevellijn;

3.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

4.      er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving en op de locatie aanwezig architectonische, cultuurhistorische en/of architectonische waarden.

 

8.5.3     Procedureregels

a.      Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 8.5.1 kan schriftelijk advies ingewonnen worden bij een milieudeskundige omtrent de voorgenomen wijziging;

 

b.      Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 8.5.1 en lid 8.5.2  gelden de algemene procedure regels zoals opgenomen in artikel 24, lid 1 van deze regels.

 

 

Artikel 9

Maatschappelijk

9.1         Bestemmingsomschrijving

9.1.1     De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en hieraan gelieerde kantoren, zorgwoonvormen ten behoeve van sociaal-medische voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandels- en/of horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van deze maatschappelijke voorzieningen;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: uitsluitend een bedrijfswoning;

 

c.      wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, speelvoorzieningen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

                            

9.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2         Bouwregels

           Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels:

 

a.      de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak, met in achtneming van het op de kaart opgenomen bebouwingspercentage daar waar een dergelijk percentage is opgenomen op de kaart;

 

b.      de afstand tussen vrijstaande gebouwen zal minimaal 5,00 meter bedragen;

 

c.      de goothoogte van gebouwen mag maximaal de op de kaart aangeduide maat bedragen;

 

d.      de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 10,00 meter, tenzij op de kaart anders is aangegeven;

 

e.      bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen;

 

f.       één bedrijfswoning per bedrijf is toegestaan;

 

g.      het vloeroppervlak van een bedrijfswoning mag maximaal 250 bedragen, de inhoud van een bedrijfswoning, met inbegrip van de inhoud van aangebouwde bijgebouwen, maximaal 750 en de goot- respectievelijk bouwhoogte mag maximaal 6,00 meter respectievelijk maximaal 10,00 meter bedragen;

 

h.      bij een bedrijfswoning mogen maximaal twee aan- en bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 40 , een goothoogte van maximaal 3,30 meter en een bouwhoogte van maximaal 6,00 meter;

i.        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal voor:

1.      speeltoestellen:                                                    4,00 meter;

2.      overkappingen:                                                     3,00 meter;

3.      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:             2,00 meter.

j.        bij bedrijfswoningen mogen onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:

1.      het zwembad minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn van de woning is gelegen;

2.      de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 ;

3.      de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1,00 meter bedraagt;

4.      de betreffende grond op basis van het bestemmingsplan ten dienste staat van de woning.

k.      in afwijking van het onder lid 9.2, sub i3 bepaalde mag de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn maximaal 1,00 meter bedragen.

9.3         Nadere eisen

9.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.3.2     Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

9.4         Ontheffing van de bouwregels

9.4.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 9.2, sub c en sub d tot een overschrijding met maximaal 1,00 meter;

 

b.      lid 9.2, sub e tot een steilere dakhelling;

 

c.      lid 9.2, sub i3 tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter;

 

d.      lid 9.2, sub k tot een totale hoogte van maximaal 2,00 meter.

 

9.4.2     De in lid 9.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

a.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

9.4.3     Procedureregels

a.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 9.4.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;

 

b.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 9.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

 

 

Artikel 10

Sport

10.1      Bestemmingsomschrijving

10.1.1   De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      dagrecreatieve voorzieningen;

 

b.      ondersteunende detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1, sub a bedoelde voorzieningen;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding ‘skeelerbaan’: uitsluitend een skeelerbaan;

 

d.      ter plaatse van de aanduiding ‘sportveld’: uitsluitend sportvelden;

 

e.      wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

                            

10.1.2   Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2      Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels:

 

a.      de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen maximaal de op de kaart aangeduide maat bedragen;

 

c.      de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3,00 meter bedragen;

 

d.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4,00 meter;

 

e.      de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten, ballenvangers, ten behoeve van de sportbeoefening, bedraagt maximaal 20 meter;

 

f.       in afwijking van het bepaalde in lid 10.2, sub a mogen buiten het op de kaart aangegeven bouwvlak gebouwen worden opgericht ten behoeve van de sportbeoefening, met een oppervlakte van maximaal 20 en de bouwhoogte van maximaal 2,50 meter;

 

g.      bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen.

10.3      Nadere eisen

10.3.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

10.3.2   Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

10.4      Ontheffing van de bouwregels

10.4.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in

 

a.   lid 10.2, sub d tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen;

 

b.   lid 10.2, sub g tot een steilere dakhelling.

 

10.4.2   De in lid 10.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

a.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

10.4.3   Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 10.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

 

 

Artikel 11

Verkeer

11.1      Bestemmingsomschrijving

11.1.1   De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’: tevens een evenemententerrein;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding ‘garage’: uitsluitend garageboxen.

          

11.1.2   Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2      Bouwregels

11.2.1   De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 ;

 

b.      de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

 

c.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:

1.      antennes:                                                  5,00 meter;

2.      speeltoestellen:                                           3,00 meter;

3.      openbare nutsvoorzieningen:                         3,50 meter;

4.      lichtmasten en overige masten:                      8,00 meter;

5.      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:    2,00 meter.

 

11.2.2   De gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden opgericht;

 

b.      de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag maximaal de op de kaart aangeduide maat bedragen;

 

c.      bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen.

11.3      Nadere eisen

11.3.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11.3.2   Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

11.4      Ontheffing van de bouwregels

11.4.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in

 

a.   lid 11.2.1, sub c tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen;

 

b.   lid 11.2.2, sub c tot een steilere dakhelling.

 

11.4.2   De in lid 11.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

a.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

11.4.3   Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffingen als bedoeld in lid 11.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

 

11.5      Specifieke gebruiksregels

a.      ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ is het plaatsvinden van evenementen en activiteiten zoals kermissen, festivals, beurzen, rommel/snuffelmarkten, braderieën, sportactiviteiten, voor zover deze (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duren dan 10 dagen per evenement of activiteit, toegestaan.

 

 

Artikel 12

Water

12.1      Bestemmingsomschrijving

12.1.1   De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      waterpartijen en (primaire) waterlopen, zoals sloten, watergangen, singels, taluds, bermstroken, oevers, bruggen, steigers, ondergeschikte groenvoorzieningen en andere tot de bestemming behorende watervoorzieningen;

 

12.1.2   Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 12.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2      Bouwregels

           De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 meter.

12.3      Ontheffing van de bouwregels

12.3.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 12.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen en mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

12.3.2   Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 12.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

 

 

Artikel 13

Wonen

13.1      Bestemmingsomschrijving

13.1.1   De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      de huisvesting van personen;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’: opslag van goederen, met uitzondering van vuurwerk en andere voor de omgeving gevaarlijke stoffen, voor zover deze voorkomen in de bij deze regels behorende lijst van gevaarlijke stoffen;

 

c.      wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

13.1.2   Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 13.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      hoofdgebouwen;

 

b.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

c.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2      Bouwregels

           Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels:

 

13.2.1   Hoofdgebouwen

De hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduidingen ‘aaneengebouwd’, ‘twee-aaneen’, ‘vrijstaand’, ‘gestapeld’, ‘specifieke bouwaanduiding – vrijstaand - 3’ en ‘specifieke bouwaanduiding - geschakeld’ met in achtneming van het bebouwingspercentage daar waar een dergelijk percentage is opgenomen op de kaart;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend aaneengebouwde hoofdgebouwen, minimaal twee aaneen, worden gebouwd;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

d.      ter plaatse van aanduiding ‘vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

e.      ter plaatse aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

f.       ter plaatse aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - geschakeld’ mogen uitsluitend geschakelde hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

g.      de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 6,00 meter bedragen, tenzij anders op de kaart is aangeduid;

 

h.      de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 10,00 meter bedragen, tenzij anders op de kaart is aangeduid;

 

i.        de breedte van een hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw als genoemd in lid 13.1.2, sub b niet meegerekend – bedraagt minimaal ter plaatse van de aanduiding:

-         vrijstaand:                                                 6,00 meter;

-         twee-aaneen:                                             5,00 meter;

-         aaneengesloten:                                          5,00 meter;

-         gestapeld:                                                  niet nader bepaald;

-         specifieke bouwaanduiding – vrijstaand – 3       6,00 meter;

-         specifieke bouwaanduiding - geschakeld:         niet nader bepaald.  

 

j.        de afstand tussen het hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijge-bouw als genoemd in lid 13.1.2, sub b niet meegerekend – en de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal ter plaatse van de aanduiding:

-         vrijstaand:                                                 3,00 meter;

-         twee-aaneen:                                             3,00 meter (aan één zijde);

-         aaneengesloten:                                          niet nader bepaald;

-         gestapeld:                                                  niet nader bepaald;

-         specifieke bouwaanduiding – vrijstaand – 3       3,00 meter;

-         specifieke bouwaanduiding - geschakeld:         3,00 meter (aan één zijde).

 

13.2.2   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij ieder hoofdgebouw mogen binnen het bouwvlak aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, overkappingen en onoverdekte zwembaden meegerekend, mag maximaal 50% bedragen met een maximum van 40 , tenzij anders op de kaart is aangeduid;

 

b.      in afwijking van het onder lid 13.2.2, sub a bepaalde mag de bedoelde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – vrijstaand – 3’ maximaal 50 bedragen;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ zijn aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet toegestaan;

 

d.      de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3,30 meter bedragen;

 

e.      de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 6,00 meter bedragen;

 

f.       de afstand tussen aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen die aan de zijgevel of achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en de zijdelingse bouwperceelsgrens zal minimaal bedragen ter plaatse van de (specifieke bouw)aanduiding:

-         vrijstaand                                                   3,00 meter;

-         twee-aaneen                                              3,00 meter;

-         aaneengebouwd                                          niet nader bepaald;

-         gestapeld                                                   niet nader bepaald;

-         specifieke bouwaanduiding – vrijstaand – 3       3,00 meter;

-         specifieke bouwaanduiding - geschakeld           niet nader bepaald.  

 

g.      aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen moeten minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn worden gebouwd;

 

h.      vrijstaande bijgebouwen achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd waarbij de afstand van de gebouwen op het bouwperceel tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal zal bedragen ter plaatse van de (specifieke bouw)aanduiding:

-         vrijstaand                                                   3,00 meter (aan één zijde);

-         twee-aaneen                                              niet nader bepaald;

-         aaneengebouwd                                          niet nader bepaald;

-         gestapeld                                                   niet nader bepaald;

-         specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 3         3,00 meter (aan één zijde);

-         specifieke bouwaanduiding - geschakeld           niet nader bepaald.

 

13.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat het bouwen van een overkapping niet tot gevolg mag hebben dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;

 

b.      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;

 

c.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen;

 

d.      onoverdekte zwembaden mogen worden gebouwd, mits:

1.      het zwembad minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn van de woning is gelegen;

2.      de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 ;

3.      het bouwen van een zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;

4.      de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1,00 meter bedraagt;

 

e.      in afwijking van het onder lid 13.2.3, sub c bepaalde mag de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3,00 meter bedragen;

 

f.       in afwijking van het onder lid 13.2.3, sub c bepaalde mag de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn maximaal 1,00 meter bedragen.

 

13.2.4   De bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - carports’ worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de bouwwerken mogen uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven aanduidingsvlak worden opgericht;

 

b.      de goothoogte en bouwhoogte van de bouwwerken mag maximaal de op de kaart aangeduide maat bedragen.

13.3      Nadere eisen

13.3.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

13.3.2   Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

13.4      Ontheffing van de bouwregels

13.4.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 13.2.1, sub g en sub h tot een overschrijding met maximaal 1,00 meter;

 

b.      lid 13.2.1, sub j voor een kortere afstand tot minimaal 1,00 meter van de zijdelingse bouwperceelsgrens;

 

c.      lid 13.2.2, sub a en sub b tot een maximum van 60 indien de totale oppervlakte van het zij- en achtererf ter plaatse minimaal 360 bedraagt;

 

d.      lid 13.2.2, sub f voor een kortere afstand tot minimaal 1,00 meter van de zijdelingse bouwperceelsgrens;

 

e.      lid 13.2.2, sub g voor een kortere afstand tot minimaal 1,00 meter achter de voorgevellijn;

 

f.       lid 13.2.3, sub c tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen.

 

13.4.2   De in lid 13.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

 

a.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

13.4.3   Procedureregels

 

a.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 13.4.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;

 

b.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 13.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

13.5      Specifieke gebruiksregels

13.5.1   Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:

 

a.      het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte;

 

b.      het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf;

 

c.      het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg.

 

13.5.2   Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt niet gerekend:

 

a.      het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en/of bij deze woning behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

1.      het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;

2.      ten hoogste 25 van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;

3.      het gebruik geen detailhandel of horeca mag betreffen;

4.      geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;

5.      geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat.

 

b.      het aanbieden van bed & breakfast in een woning, met dien verstande dat:

1.      er aan maximaal vijf personen tegelijkertijd logies mag worden aangeboden;

2.      de woning bewoond dient te worden door de hoofdbewoner(s);

3.      het gebouw geschikt moet zijn voor permanente bewoning;

4.      het gebouw het hoofdgebouw van het bouwperceel moet zijn;

5.      er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast mag ontstaan voor de omgeving;

6.      er slechts terughoudende reclame-uitingen geplaatst mogen worden, neonreclame is niet toegestaan;

7.      de woning voldoet aan bijlage 3 en 4 van de Bouwverordening.

 

c.      alsmede:

1.      vormen van gebruik als bedoeld in lid 13.5.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;

2.      het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

13.6      Ontheffing van de gebruiksregels

13.6.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 13.5.2, sub a voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 40 , met dien verstande dat:

1.      het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;

2.      geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;

3.      geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;

4.      de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;

5.      geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

6.      geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;

7.      geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn.

 


13.6.2   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 13.5.1, sub b voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf, met dien verstande dat:

1.      ontheffing uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

2.      de aanvrager eigenaar en/of bewoner is van het bouwperceel;

3.      het hoofdgebouw op het bouwperceel permanent wordt bewoond;

4.      per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf is toegestaan;

5.      het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;

6.      het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;

7.      de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1,00 meter moet bedragen;

8.      de ontheffing niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;

9.      er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder);

10.  op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.

 

13.6.3   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 13.5.1, sub c voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:

1.      ontheffing uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

2.      per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of bijgebouw als mantelzorgwoning is toegestaan;

3.      er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;

4.      de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1,00 meter moet bedragen;

5.      de ontheffing niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;

6.      er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder).

 

13.6.4   Procedureregels

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 13.6.1, lid 13.6.2 en lid 13.6.3 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

 

 

Artikel 14

Wonen-1

14.1      Bestemmingsomschrijving

14.1.1   De voor ‘Wonen-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      de huisvesting van personen;

 

b.      wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

14.1.2   Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 14.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      hoofdgebouwen;

 

b.      aan- en uitbouwen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding:

-         specifieke bouwaanduiding-patio;

-         specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-1;

-         specifieke bouwaanduiding-gestapeld-1;

 

c.      bijgebouwen;

 

d.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2      Bouwregels

14.2.1   Hoofdgebouwen

De hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-1’, ‘specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-2’, ‘specifieke bouwaanduiding-twee-aaneen-1’, ‘specifieke bouwaanduiding-twee-aaneen-2’, ‘specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-1’, ‘specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-2’, ‘specifieke bouwaanduiding-gestapeld-1’, ‘specifieke bouwaanduiding-patio’, ‘specifieke bouwaanduiding-geschakeld-1’ en ‘specifieke bouwaanduiding-geschakeld-2’;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-1’ en ‘specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-2’ mogen uitsluitend aaneengesloten hoofdgebouwen, minimaal twee aaneen, worden gebouwd;

 

c.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-twee-aaneen-1’ en ‘specifieke bouwaanduiding-twee-aaneen-2’ mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

d.      ter plaatse van aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-1’, ‘specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-2’ mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

e.      ter plaatse aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-gestapeld-1’ mogen uitsluitend gestapelde hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

f.       ter plaatse aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-patio’ mogen uitsluitend patio hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

g.      ter plaatse aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-geschakeld-1’ en ‘specifieke bouwaanduiding-geschakeld-2’ mogen uitsluitend geschakelde hoofdgebouwen worden gebouwd;

 

h.      de goothoogte en de bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen maximaal de op de kaart aangeduide maat bedragen;

 

i.        in afwijking van het bepaalde onder sub h geldt ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-patio’ dat de goothoogte van de eerste bouwlaag maximaal 3,50 meter, de goothoogte van de tweede bouwlaag maximaal 6,50 meter en de bouwhoogte maximaal 6,50 meter bedraagt, waarbij de oppervlakte van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw maximaal 60% van de oppervlakte van de eerste bouwlaag mag bedragen;

 

j.        in afwijking van het bepaalde onder sub h geldt ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-geschakeld-1’ en ‘specifieke bouwaanduiding-geschakeld-2' dat de maximaal toegestane goothoogte met maximaal 3,00 meter mag worden overschreden, met dien verstande dat de hogere goot minimaal 3,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd;

 

k.      bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 20º en maximaal 50º;

 

l.        de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee of meerdere gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel(s) hierin te worden gebouwd;

 

m.    de breedte van een bouwperceel zal minimaal bedragen ter plaatse van de gronden met de aanduiding:

 

specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-2

12        meter

specifieke bouwaanduiding-geschakeld-2

11        meter

specifieke bouwaanduiding-twee-aaneen-1

specifieke bouwaanduiding-twee-aaneen-2

specifieke bouwaanduiding-geschakeld-1

 

 

10,00    meter

specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-1

5,00      meter

specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-2

3,60      meter

specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-1

specifieke bouwaanduiding-patio

specifieke bouwaanduiding-gestapeld-1

 

 

niet nader bepaald

 

n.      de breedte van een woning – een aan- of uitbouw en/of een aangebouwd bijgebouw als genoemd in lid 14.1.2 niet meegerekend – bedraagt minimaal op de gronden met de aanduiding:

 

specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-1

specifieke bouwaanduiding-geschakeld-2

 

5,00      meter

specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-1

specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-2

specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-2

specifieke bouwaanduiding-geschakeld-1

 

 

 

6,00      meter

specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-2

3,60      meter

specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-1

specifieke bouwaanduiding-patio

specifieke bouwaanduiding-gestapeld-1

 

 

niet nader bepaald

 

o.      de afstand tussen de woning – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw als genoemd in lid 14.1.2 niet meegerekend – en de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt  minimaal op de gronden met de aanduiding:

 

specifieke bouwaanduiding-twee-aaneen-1

specifieke bouwaanduiding-twee-aaneen-2

3,00 meter (aan één zijde)

specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-2

3,00 meter

specifieke bouwaanduiding-geschakeld-1

4,00 meter (aan één zijde)

specifieke bouwaanduiding-geschakeld-2

2,00 meter

specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-1

specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-2

specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-1

specifieke bouwaanduiding-patio

specifieke bouwaanduiding-gestapeld-1

 

 

 

 

niet nader bepaald

 

p.      de onderlinge afstand tussen de hoofdgebouwen op de gronden met de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-1’ bedraagt minimaal 3,50 meter;

 

q.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-geschakeld-2’ geldt dat de derde bouwlaag op minimaal 3,00 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen waarbij de oppervlakte van de derde bouwlaag maximaal 60% van de oppervlakte van de tweede bouwlaag mag bedragen;

 

r.       ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-patio’ dient per hoofdgebouw minimaal 25 van het bouwperceel onbebouwd te blijven, waarbij de onbebouwde ruimte door wanden van minimaal 2 meter hoog wordt omsloten;

 

s.      het maximaal aantal te bouwen hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-1’ bedraagt 5;

 

14.2.2   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij ieder hoofdgebouw mogen binnen het bouwvlak aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, overkappingen en onoverdekte zwembaden meegerekend, mag maximaal 50% bedragen met een maximum van 40 ;

 

b.      met betrekking tot de situering, goot- en bouwhoogte gelden de in het navolgende schema opgenomen regels:

 

Aanduiding

Type bouwwerk

Minimale afstand tot het verlengde van de voorgevel

Minimale afstand tot zijdelingse

bouwperceelsgrens

Maximale goothoogte resp. maximale bouwhoogte

specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-1

specifieke bouwaanduiding-gestapeld-1

specifieke bouwaanduiding-patio

Niet nader bepaald

Niet nader bepaald

Niet nader bepaald

Niet nader bepaald

specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-1

specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-2

Aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen

Niet nader bepaald

 

 

Niet nader bepaald

 

 

3,30 meter /

3,30 meter

 

specifieke bouwaanduiding-twee-aaneen-1

Aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen

6,00 meter

1,00 meter

3,30 meter /

3,30 meter

specifieke bouwaanduiding-twee-aaneen-2

specifieke bouwaanduiding-vrijstaand-2

Aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen

Vrijstaande bijgebouwen

6,00 meter

 

 

15 meter

1,00 meter

 

 

Niet nader bepaald

3,30 meter /

6,00 meter

 

3,30 meter /

6,00 meter

specifieke bouwaanduiding-geschakeld-1

Aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen

 

Vrijstaande bijgebouwen

3,00 meter

 

 

 

15 meter

Op de bouwperceelsgrens

 

 

Op de bouwperceelsgrens

3,30 meter /

3,30 meter

 

 

3,30 meter /

3,30 meter

specifieke bouwaanduiding-geschakeld-2

Aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen

 

Vrijstaande bijgebouwen

5,00 meter

 

 

 

15 meter

Op de bouwperceelsgrens

 

 

Op de bouwperceelsgrens

3,30 meter /

3,30 meter

 

 

3,30 meter /

3,30 meter

 

c.      bij toepassing van een dakhelling bedraagt de helling maximaal 50º;

 

14.2.3   De gebouwen ter plaatse van de aanduiding garage worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden opgericht;

 

b.      de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag maximaal de op de kaart aangeduide maat bedragen.

 

14.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat het bouwen van een overkapping niet tot gevolg mag hebben dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;

 

b.      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;

 

c.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen;

 

d.      onoverdekte zwembaden mogen worden gebouwd, mits:

1.      het zwembad minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn van de woning is gelegen;

2.      de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 ;

3.      het bouwen van een zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;

4.      de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1,00 meter bedraagt;

 

e.      in afwijking van het onder lid 14.2.4, sub c bepaalde mag de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3,00 meter bedragen;

 

f.       in afwijking van het onder lid 14.2.4, sub c bepaalde mag de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn maximaal 1,00 meter bedragen.

 

14.2.5   Ondergrondse en halfverdiepte parkeervoorzieningen

De ondergrondse en halfverdiepte parkeervoorzieningen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de ondergrondse en halfverdiepte parkeervoorzieningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld-1’  en de bijbehorende erven worden opgericht.

14.3      Nadere eisen

14.3.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de situering van de in- en uitgangen van de ondergrondse stallings- en parkeerruimten;

 

c.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

d.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

14.3.2   Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

14.4      Ontheffing van de bouwregels

14.4.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

 

a.      lid 14.2.1, sub h tot een overschrijding met maximaal 10%;

 

b.      lid 14.2.1, sub l voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven gevellijn;

 

c.      lid 14.2.1, sub o voor een kortere afstand tot minimaal 1,00 meter van de zijdelingse bouwperceelsgrens;

 

d.      lid 14.2.2, sub a tot een maximum van 60 indien de totale oppervlakte van het zij- en achtererf ter plaatse minimaal 360 bedraagt;

 

e.      lid 14.2.2, sub b voor een kortere afstand tot minimaal 1,00 meter van de zijdelingse bouwperceelsgrens;

 

f.       lid 14.2.2, sub b voor een kortere afstand tot minimaal 1,00 meter achter de voorgevellijn;

 

g.      lid 14.2.4, sub c tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen.

 

14.4.2   De in lid 14.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

a.      dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld én;

 

b.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

14.4.3   Procedureregels

a.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 14.4.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;

 

b.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 14.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

14.5      Specifieke gebruiksregels

14.5.1   Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:

 

a.      het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte;

 

b.      het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf;

 

c.      het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg.

 

14.5.2   Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt niet gerekend:

 

a.      het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en/of bij deze woning behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

1.      het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;

2.      ten hoogste 25 van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;

3.      het gebruik geen detailhandel of horeca mag betreffen;

4.      geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;

5.      geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat.

 

b.      het aanbieden van bed & breakfast in een woning, met dien verstande dat:

1.      er aan maximaal vijf personen tegelijkertijd logies mag worden aangeboden;

2.      de woning bewoond dient te worden door de hoofdbewoner(s);

3.      het gebouw geschikt moet zijn voor permanente bewoning;

4.      het gebouw het hoofdgebouw van het bouwperceel moet zijn;

5.      er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast mag ontstaan voor de omgeving;

6.      er slechts terughoudende reclame-uitingen geplaatst mogen worden, neonreclame is niet toegestaan;

7.      de woning voldoet aan bijlage 3 en 4 van de Bouwverordening.

 

c.      alsmede:

1.      vormen van gebruik als bedoeld in lid 14.5.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;

2.      het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

14.6      Ontheffing van de gebruiksregels

14.6.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.5.2, sub a voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 40 , met dien verstande dat:

1.      het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;

2.      geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;

3.      geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;

4.      de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;

5.      geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

6.      geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;

7.      geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn.

 

14.6.2   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.5.1, sub b voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf, met dien verstande dat:

1.      ontheffing uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (dienst)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

2.      de aanvrager eigenaar en/of bewoner is van het perceel;

3.      het hoofdgebouw op het perceel permanent wordt bewoond;

4.      per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf is toegestaan;

5.      het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;

6.      het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;

7.      de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1,00 meter moet bedragen;

8.      de ontheffing niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;

9.      er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder);

10.  op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.

 

14.6.3   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.5.1, sub c voor het  inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:

1.      ontheffing uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (dienst)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

2.      per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of bijgebouw als mantelzorgwoning is toegestaan;

3.      er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;

4.      de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1,00 meter moet bedragen;

5.      de ontheffing niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;

6.      er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder).

 

14.6.4   Procedureregels

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 14.6.1, lid 14.6.2 en lid 14.6.3 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

14.7      Wijzigingsbevoegdheid

14.7.1   Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro, de op de kaart aangegeven aanduidingen:

-         specifieke bouwaanduiding-twee-aaneen-1;

-         specifieke bouwaanduiding-twee-aaneen-2;

-         specifieke bouwaanduiding-geschakeld-1;

-         specifieke bouwaanduiding-geschakeld-2;

-         specifieke bouwaanduiding-aaneengebouwd-1;

onderling binnen de bestemming ‘Wonen-1’ te wijzigen, met dien verstande dat:

1.      de bij de aanduiding behorende goot- en bouwhoogten in acht worden genomen;

2.      er sprake is van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

3.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

4.      de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;

5.      de te realiseren woning(en) past/passen binnen het geldende gemeentelijke woningbouwprogramma;

6.      voldaan dient te worden aan de regels ingevolge de Wet geluidhinder.

 

14.7.2   Procedureregels

a.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 14.7.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;

 

b.      Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 14.7.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

 

 

Artikel 15

Wonen-2

15.1      Bestemmingsomschrijving

15.1.1   De op de kaart voor ‘Wonen-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      woondoeleinden en complexen ten behoeve van bijzondere woonvormen;

 

b.      voorzieningen met een zorgcomponent;

 

c.      wegen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;

 

d.      verblijfsdoeleinden.

 

15.1.2   Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 15.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      hoofd- en bijgebouwen;

 

b.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2      Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels:

 

15.2.1   Hoofd- en bijgebouwen

De hoofd- en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de hoofd- en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;

 

b.      de hoofdgebouwen worden met tenminste 50% van de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven;

 

c.      de ondergrondse parkeervoorziening mag uitsluitend worden gebouwd onder de gronden die binnen het op de kaart aangegeven aanduidingsvlak zijn gelegen;

 

d.      de goothoogte en de bouwhoogte mogen maximaal de op de kaart aangeduide maat bedragen;

 

e.      de afstand tussen vrijstaande gebouwen zal minimaal 5,00 meter bedragen;

 

f.       de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,30 meter bedragen. De bouwhoogte is gelijk aan de goothoogte.

 

15.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen zowel binnen als buiten het op de kaart aangegeven aanduidingsvlak worden opgericht, met dien verstande dat buiten het aanduidingsvlak geen overkappingen mogen worden opgericht;

 

b.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen;

c.      in afwijking van het onder lid 15.2.2, sub b bepaalde mag de bouwhoogte van overkappingen maximaal 3,00 meter bedragen.

15.3      Nadere eisen

15.3.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.      de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.      de situering van de in- en uitgangen van de ondergrondse stallings- en parkeerruimten;

 

c.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

d.      de nokrichting van gebouwen;

 

e.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

15.3.2   Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

15.4      Ontheffing van de bouwregels

15.4.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 15.2.2, sub b tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen en mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

15.4.2   Procedureregels

a.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 15.4.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;

 

b.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 15.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

15.5      Specifieke gebruiksregels

 

15.5.1   Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:

 

a.      het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte;

 

b.      het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf;

 

c.      het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg.

 

15.5.2   Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt niet gerekend:

 

a.      het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en/of bij deze woning behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

1.      het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;

2.      ten hoogste 25 van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;

3.      het gebruik geen detailhandel of horeca mag betreffen;

4.      geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;

5.      geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat.

 

b. alsmede:

1.      vormen van gebruik als bedoeld in lid 15.5.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;

2.      het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

15.6      Ontheffing van de gebruiksregels

15.6.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 15.5.2, sub a voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 40 , met dien verstande dat:

1.      het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;

2.      geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;

3.      geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;

4.      de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;

5.      geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

6.      geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;

7.      geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn.

 

15.6.2   Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 15.6.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

 

 

 

Artikel 16

Waarde – Archeologie – 6

16.1      Bestemmingsomschrijving

16.1.1   De voor ‘Waarde - Archeologie - 6 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

 

16.1.2   Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 16.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2      Bouwregels

16.2.1   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 meter bedragen.

 

16.2.2   Bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

a.      ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2500 en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;

 

b.      het bepaalde onder lid 16.2.2, sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

16.3      Ontheffing van de bouwregels

16.3.1   Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder lid 16.2.2, sub a ten behoeve van het bouwen groter dan 2500 en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

 

16.3.2   Indien uit het onder lid 16.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

1.      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2.      de verplichting tot het doen van opgravingen;

3.      de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

16.3.3   Procedureregels

a.   Alvorens de ontheffing te verlenen als bedoeld in lid 16.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologische deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven;

 

b.   Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 16.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

16.4      Aanlegvergunning

16.4.1   Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

 

a.      het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

 

b.      het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;

 

c.      het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;

 

d.      het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;

 

e.      het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;

 

f.       het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;

 

g.      het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;

 

h.      het omzetten van grasland in bouwland;

 

i.        het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.

 

16.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

 

a.      een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2500 ;

 

b.      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

 

c.      reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

 

d.      ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

16.4.3   Toelaatbaarheid

a.      De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 16.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;

 

b.      Voor zover de in lid 16.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

1.      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.      de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

3.      de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;

 

c.      De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

 

d.      Alvorens de gevraagde aanlegvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 16.4.3, sub a, sub b en sub c. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

16.5      Sloopvergunning

16.5.1   Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) te slopen.

 

16.5.2   Het verbod als bedoeld in lid 16.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

1.      noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 16.2.2, sub b in acht is genomen;

2.      een oppervlakte hebben van minder dan 2500 en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;

3.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

16.5.3   In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een sloopvergunning op of in gronden op de bestemmingsplankaart en aangeduid met ‘Waarde - Archeologie - 6’.

 

16.5.4   Aan de sloopvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 16.5.1, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2500 en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

 

16.5.5   Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de sloopvergunning.

16.6      Wijzigingsbevoegdheid

16.6.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wro het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming ‘Waarde -  Archeologie - 6’, als bedoeld in lid 16.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

16.6.2   Procedureregel

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, als bedoeld in lid 16.6.1, zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 1 van deze regels.

 

 

Artikel 17

Waarde – Archeologie - 7

17.1      Bestemmingsomschrijving

17.1.1   De voor ‘Waarde - Archeologie - 7 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

 

17.1.2   Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 17.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

 

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2      Bouwregels

17.2.1   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen.

 

17.2.2   Bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

a.      ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5000 en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;

 

b.      het bepaalde onder lid 17.2.2, sub a is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

17.3      Ontheffing van de bouwregels

17.3.1   Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder lid 17.2.2, sub a ten behoeve van het bouwen groter dan 5000 en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

 

17.3.2   Indien uit het onder lid 17.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

1.      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2.      de verplichting tot het doen van opgravingen;

3.      de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

17.3.3   Procedureregels

a.   Alvorens de ontheffing te verlenen als bedoeld in lid 17.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologische deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven;

 

b.   Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 17.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

17.4      Aanlegvergunning

17.4.1   Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

 

a.      het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

 

b.      het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;

 

c.      het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;

 

d.      het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;

 

e.      het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;

 

f.       het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;

 

g.      het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;

 

h.      het omzetten van grasland in bouwland;

 

i.        het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.

 

17.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

 

a.      een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5000 ;

 

b.      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

 

c.      reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

 

d.      ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

17.4.3   Toelaatbaarheid

 

a.      De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 17.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;

 

b.      Voor zover de in lid 17.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

1.      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.      de verplichting tot het doen van opgravingen, of

3.      de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;

 

c.      De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

 

d.      Alvorens de gevraagde aanlegvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 17.4.3, sub a, sub b en sub c. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

17.5      Sloopvergunning

17.5.1   Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) te slopen.

 

17.5.2   Het verbod als bedoeld in lid 17.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

1.      noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 17.2.2, sub b in acht is genomen;

2.      een oppervlakte hebben van minder dan 5000 en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;

3.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

17.5.3   In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een sloopvergunning op of in gronden op de bestemmingsplankaart en aangeduid met ‘Waarde - Archeologie - 7’.

 

17.5.4   Aan de sloopvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 17.5.1, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 5000 en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

 

17.5.5   Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de sloopvergunning.

17.6      Wijzigingsbevoegdheid

17.6.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wro het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming ‘Waarde -  Archeologie - 7’, als bedoeld in lid 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

 

17.6.2   Procedureregel

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, als bedoeld in lid 17.6.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 1 van deze regels.

 

 

Artikel 18

Waterstaat – Waterkering

18.1      Bestemmingsomschrijving

18.1.1   De op de kaart voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor de waterkering en de waterbeheersing.

 

18.1.2   Op de gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 18.1.1 genoemde doeleinden worden gebouwd:

 

a.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2      Bouwregels

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde zullen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen.

18.3      Ontheffingen

18.3.1   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

a.      lid 18.1.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende andere bestemming(en) indien en voor zover de waterstaatkundige functie hierdoor niet onevenredig wordt geschaad;

 

b.      lid 18.2 tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter mits de waterstaatskundige belangen hierdoor niet onevenredig worden geschaad en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

18.3.2   Procedureregels

a.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 18.3.1 winnen Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies in bij een deskundige op het gebied van waterkeringen (het Waterschap) omtrent de vraag of door het verlenen van een bouwvergunning de waterstaatkundige belangen niet onevenredig worden geschaad;

 

b.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 18.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 24, lid 2 van deze regels.

 

 

Hoofdstuk 3

Algemene regels

Artikel 19

Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 Artikel 20

Algemene gebruiksregels

20.1      Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

 

a.      het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;

 

b.      het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-,  stand- of ligplaats voor kampeermiddelen;

 

c.      het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden ten behoeve van risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Bevi.

 

 

Artikel 21

Algemene aanduidingsregels

21.1      Geluidzone - industrie

Binnen de op de kaart met gebiedsaanduiding ‘geluidzone-industrielawaai’ aangewezen gronden is het bouwen van nieuwe gebouwen met een geluidsgevoelige bestemming, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 in dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van de gebouwen met deze geluidsgevoelige bestemming niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

          

 

Artikel 22

Algemene ontheffingsregels

22.1      Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels in dit plan voor:

 

a.      het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:

-         erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1,00 meter;

-         ingangspartijen tot maximaal 2,00 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6,00 en de bouwhoogte maximaal 3,00 meter zal bedragen.

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen;

 

b.      het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter;

 

c.      het toestaan van horecaterrassen op een andere locatie dan binnen de bestemming ‘Horeca’, mits:

1.      het terras is gelegen binnen (het verlengde van) de bouwperceelsgrenzen van de inrichting waar het terras bij hoort;

2.      op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening een terrasvergunning kan worden verleend;

3.      de volgende bouwregels in acht worden genomen:

§         de bouwhoogte van een horecaterrasscherm bedraagt maximaal 1,50 meter;

§         de bouwhoogte van een horecaterrasoverkapping bedraagt maximaal 3,00 meter.

22.2      Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 22.1 is het bepaalde in artikel 24, lid 2 van toepassing.

 

 

Artikel 23

Algemene wijzigingsregels

23.1      Wijzigingsbevoegdheid  

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro, het plan wijzigen ten behoeve van:

 

a.      het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;

 

b.      het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:

-         erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1,00 meter;

-         ingangspartijen tot maximaal 2,00 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6,00 en de bouwhoogte maximaal 3,00 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

 

d.      geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5,00 meter toelaatbaar.

23.2      Procedureregels

23.2.1   Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden als bedoeld in lid 23.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.

 

23.2.2   Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden als bedoeld in lid 23.1 is het bepaalde in artikel 24, lid 1 van toepassing.

 

 

Artikel 24

Algemene procedureregels

24.1      Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

24.2      Ontheffingsbevoegdheid

Bij het verlenen van ontheffing is de volgende procedure van toepassing:

 

a.      het ontwerpbesluit op het verzoek om ontheffing ligt gedurende 4 weken in het gemeentehuis ter inzage;

 

b.      burgemeester en wethouders geven te voren kennis van de terinzagelegging in het huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid;

 

c.      de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit op het verzoek om ontheffing gedurende de 4 weken dat het verzoek om ontheffing ter inzage ligt;

 

d.      indien tegen het ontwerpbesluit op het verzoek om ontheffing zienswijzen zijn ingebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;

 

e.      burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingebracht, de beslissing daaromtrent mee.

 

 

Artikel 25

Overige regels

25.1      Strafregel

Overtreding van het bepaalde in:

-        artikel 3.7.1;

-        artikel 16.4.1;

-        artikel 17.4.1.

 

is, naast het bepaalde in artikel 7.10 Wro, een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wed.

 

 

Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels

Artikel 26

Overgangsrecht

26.1      Overgangsrecht gebruik:

a.      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

 

b.      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het lid 26.1, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

 

c.      Indien het gebruik, bedoeld in het lid 26.1, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

 

d.      Lid 26.1, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

26.2      Overgangsrecht bouwwerken:

a.      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.        gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.        na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

b.      Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig ontheffing verlenen van lid 26.2, sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 26.2, sub a met maximaal 10%;

 

c.      Lid 26.2, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

26.3      Ontheffing

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik, lid 26.1 en lid 26.2, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

26.4      Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten:

26.4.1   Indien afstanden ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

26.4.2   In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

 

26.4.3   In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 26.4.1 en lid 26.4.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

 

Artikel 27

Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Bebouwde kom Poortambacht’.