Artikel 4 Bedrijf - 3
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - busremise' is tevens een busremise toegestaan; nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen; bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, tuinen, groen en water. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen worden gerealiseerd: gebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken ten behoeve van algemeen nut; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; parkeerplaatsen. 4.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het als zodanig aangegeven bouwvlak; bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak; het maximale bebouwingspercentage aan bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet meer bedragen dan 10%; de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 meter te bedragen; voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 meter te bedragen; de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan aangeduid op de verbeelding; de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag ten hoogste bedragen: goothoogte 3 m; bouwhoogte 5 m. 4.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen gelden de volgende regels: de inhoud van het op te richten gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m³; de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter. 4.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2 m; geluidswerende voorzieningen 6 m; reclamemasten 15 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m. 4.2.5 Parkeerplaatsen Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. 4.3 Nadere eisen 4.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 meter in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 meter; geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 4.2.2 onder c ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. 4.4 Afwijken van de bouwregels 4.4.1 Perceelsgrens Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder e voor de oprichting van bouwwerken binnen 3 meter van de perceelsgrens, mits daardoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden verminderd en mits daardoor de brandveiligheid van het gebouw en die van de omgeving, waaronder mede wordt verstaan de toegankelijkheid van hulpdiensten, niet wordt aangetast. 4.4.2 Hoogte Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.4 voor het oprichten van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter. 4.4.3 Parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.5, mits of onder voorwaarden dat: de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt; het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 4.5 Specifieke gebruiksregels 4.5.1 Bedrijven Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken: voor geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143); voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250); voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A. 4.5.2 Opslag Het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter. 4.5.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel. 4.5.4 Detailhandel en kantoren Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een apart aangegeven aanduiding. 4.6 Afwijken van de gebruiksregels 4.6.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: lid 4.1 onder a teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 4.1 , voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; lid 4.1 onder a teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; met dien verstande dat: geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143) dat als bijlage in de regels is opgenomen, niet zijn toegestaan.